ECLI:NL:RBZWB:2019:4621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2019
Publicatiedatum
23 oktober 2019
Zaaknummer
7813777 CV EXPL 19-2585
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens overlast en ontruimingstermijn

In deze zaak vorderde eiseres, een verhuurder, de ontbinding van de huurovereenkomst met de onderbewindgestelde huurder wegens ernstige overlast die door de huurder en haar bezoek werd veroorzaakt. De huurovereenkomst was aangegaan onder voorwaarden die onder andere stipuleerden dat de huurder geen overlast mocht veroorzaken. Eiseres had herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast, schelden, en andere hinderlijke gedragingen. De kantonrechter oordeelde dat de huurder in strijd met de huurovereenkomst had gehandeld en dat de overlast ernstig en onaanvaardbaar was. De kantonrechter weegt de belangen van beide partijen, waarbij het belang van de huurder bij het behoud van haar woning tegenover het belang van de verhuurder en de omwonenden werd geplaatst. Uiteindelijk werd de huurovereenkomst ontbonden en werd de gedaagde, in haar hoedanigheid van bewindvoerder, veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen drie maanden. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, ondanks haar financiële situatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 7813777 CV EXPL 19-2585
vonnis d.d. 18 september 2019
inzake
[eiseres] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.C.E. Wirken, advocaat te Oosterhout,
tegen
[gedaagde] in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van [onderbewindgestelde] , [adres 1] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. Verger-Maas, advocaat te Breda,
toevoeging verleend door de Raad voor Rechtsbijstand onder nummer 1IQ6928.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ”, “ [gedaagde] ” en “ [onderbewindgestelde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in de zaak van 26 juni 2019 met de daarin vermelde processtukken;
b. de akte tot in het geding brengen van nadere producties, tevens houdende akte tot wijziging van eis;
c. de op 14 augustus 2019 ter griffie ingekomen nadere producties aan de zijde van [eiseres] ;
d. de aantekeningen van de griffier van de op 20 augustus 2019 gehouden comparitie van partijen.

2.Het geschil

2.1
[eiseres] vordert kort samengevat – na wijziging van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen haar en [onderbewindgestelde] bestaande huurovereenkomst te ontbinden, en [gedaagde] , althans [onderbewindgestelde] te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, met veroordeling van [gedaagde] , althans [onderbewindgestelde] in de proceskosten.
2.2
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken het volgende vast:
- Op 8 januari 2017 heeft de kantonrechter te Bergen op Zoom een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [onderbewindgestelde] , geboren op [geboortedatum] , wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, met benoeming van [gedaagde] als bewindvoerder.
- [onderbewindgestelde] heeft samen met haar toenmalige partner tot 9 maart 2016 van [eiseres] een woning gehuurd aan de [adres 2] en vervolgens per 9 maart 2016 de woning aan de [adres 3] . Vanaf augustus 2016 heeft [onderbewindgestelde] de huurovereenkomst alleen voortgezet. Vervolgens heeft [onderbewindgestelde] met ingang van 25 oktober 2018 de woning aan de [adres 4] (hierna te noemen: het gehuurde) van [eiseres] gehuurd.
- Naast de huurovereenkomst is met [onderbewindgestelde] een zogeheten “aanhangsel behorende bij- en onverbrekelijk verbonden aan de huurovereenkomst van [adres 4] ” (nader te noemen het aanhangsel) overeengekomen.
- Het aanhangsel vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

In de huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene huurvoorwaarden zijn verplichtingen voor u als huurder opgenomen. Gelet op uw woondossier heeft [eiseres] aanleiding gezien om enkele van die verplichtingen in onderhavig aanhangsel toe te lichten en waar nodig aan te vullen.
Met u zijn de volgende (aanvullende) afspraken gemaakt en uitvoerig besproken. U bent verplicht zich aan deze afspraken te houden.
2. U draagt er zorg voor dat u geen overlast of hinder in welke vorm dan ook zal veroorzaken aan uw buren en andere omwonenden. U mag uw buren en andere omwonenden niet storen in hun woongenot.
3. Ook uw bezoek of derden die vanwege u in (de buurt van) de woning zijn mogen geen overlast of hinder in welke vorm dan ook veroorzaken aan uw buren en andere omwonenden.
U bent hier zelf verantwoordelijk voor.
4. Er mag zonder toestemming van [eiseres] geen inwoning van familieleden, kennissen, vrienden of andere derden plaatsvinden.
5. Het accepteren van (woon)begeleiding voor de duur van minimaal 1 jaar van Stichting Prisma.
9. Wanneer u zich naar het oordeel van [eiseres] niet aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst, de algemene huurvoorwaarden, en dit aanhangsel houdt, is het u bekend dat [eiseres] zal streven naar een beëindiging van de huurovereenkomst met u.”
- Kort na de ingangsdatum van de laatstelijk gesloten huurovereenkomst is de partner van [onderbewindgestelde] ( [naam] ) bij [onderbewindgestelde] ingetrokken en heeft [eiseres] klachten van verschillende omwonenden ontvangen over overlast afkomstig uit de woning van [onderbewindgestelde] .
De klachten waarvan melding is gemaakt betreffen onder andere:
- langdurig (dagen en nachten lang) blaffen van een hond;
- schelden en schreeuwen (zowel overdag als ’s nachts);
- harde muziek (zowel overdag als ’s nachts);
- ruzies met veel lawaai (zowel overdag als ’s nachts);
- veelvuldig bezoek van politie (zowel overdag als ’s nachts);
- geluidsoverlast door het draaien van de wasmachine (’s avonds en ’s nachts).
- Bij brief van 19 april 2019 heeft [eiseres] aan [onderbewindgestelde] aangegeven dat [naam] de woning per direct diende te verlaten, en dat [onderbewindgestelde] in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst door overlast te veroorzaken en voornemens te zijn tot beëindiging van de huurovereenkomst over te gaan.
- Op 20 april 2019 heeft het arrestatieteam van de politie Zeeland West-Brabant [naam] in het gehuurde aangehouden.
- [onderbewindgestelde] heeft drie jonge kinderen die uit huis zijn geplaatst.
3.2
[eiseres] legt – kort samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat [onderbewindgestelde] in strijd met de wet en de huurovereenkomst heeft gehandeld, door zich niet als goed huurder te gedragen en overlast of hinder aan omwonenden te (laten) veroorzaken. Deze tekortkomingen kunnen niet meer ongedaan gemaakt worden en zijn ernstig en definitief. [onderbewindgestelde] heeft al eerder ernstige overlast veroorzaakt aan omwonenden toen zij in [woonplaats 2] woonde en [eiseres] heeft haar een nieuwe kans geboden in [woonplaats 3] . Echter, ook hier is het kort na de ingangsdatum van de huurovereenkomst misgegaan. Het gedrag van [onderbewindgestelde] laat zich samenvatten als onaangepast en onaanvaardbaar, waardoor omwonenden ernstig worden geschaad in hun woongenot en een sterk gevoel van onveiligheid ervaren. [eiseres] heeft [onderbewindgestelde] alle ruimte en kansen geboden, waarbij zij tevens met diverse betrokken partijen heeft getracht [onderbewindgestelde] te bewegen de overlast te staken. Dit heeft echter niet mogen baten. [onderbewindgestelde] is weer in het overlastgevend gedrag vervallen. Daarbij is [onderbewindgestelde] gewaarschuwd voor de consequenties van haar gedrag. Omwonenden, wiens belang [eiseres] als goed verhuurder evengoed dient te behartigen, worden door de onaanvaardbare overlast reeds sinds de ingangsdatum van de huurovereenkomst ernstig gehinderd in hun woongenot. De door [onderbewindgestelde] veroorzaakte overlast is – mede gelet op de meldingen bij de politie de gemeente Geertruidenberg en zorgpartijen – dusdanig ernstig van aard dat [eiseres] dit niet langer kan tolereren.
3.3
[gedaagde] voert – samengevat – het volgende verweer tegen de vordering. [onderbewindgestelde] erkent niet alle klachten die de omwonenden hebben geuit en merkt daarbij op dat de omwonenden door de politie en de gemeente zijn aangemoedigd om klachten en meldingen te uiten. [onderbewindgestelde] kan in bepaalde mate wel erkennen dat het een turbulente periode is geweest in de afgelopen maanden. De klachten van omwonenden zijn gekomen toen de heer [naam] bij [onderbewindgestelde] is gaan verblijven. Sinds [naam] op 20 april 2019 terug in detentie is geplaatst, is de geluidsoverlast verminderd en voor [onderbewindgestelde] is inmiddels een hulpverleningstraject opgestart. [naam] zal na zijn detentie niet meer terugkeren in de woning, waarmee gehoor wordt gegeven aan de voorwaarde van [eiseres] en het advies van Jeugdbescherming Brabant met het oog op de mogelijkheid tot terugplaatsing van de kinderen van [onderbewindgestelde] . Er is geen sprake meer van overlast met een duurzaam karakter, zodat ontbinding van de huurovereenkomst niet is gerechtvaardigd. Het belang van het behoud van het gehuurde is cruciaal gezien de context van de uithuisplaatsing van de kinderen. Indien een stabiele woonsituatie ontbreekt, zal niet kunnen worden voldaan aan de voorwaarden voor terugplaatsing van de kinderen bij [onderbewindgestelde] . Gelet daarop wordt primair verzocht om afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . Subsidiair wordt verzocht om aanhouding van de zaak voor de duur van zes maanden, zodat kan worden bezien of [onderbewindgestelde] de doelen (onder andere het beperken van overlast) kan bereiken. Meer subsidiair verzoekt [gedaagde] om de ontruimingstermijn te stellen op drie maanden. Tot slot wordt verzocht om de kostenveroordeling af te wijzen, aangezien [onderbewindgestelde] – die leeft van een bijstandsuitkering en procedeert op basis van een toevoeging – niet de financiële middelen heeft om aan een proceskostenveroordeling te voldoen.
3.4
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat [eiseres] onder voorwaarden een huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] is aangegaan voor de woning aan de [adres 4] . Deze voorwaarden luiden onder meer dat [onderbewindgestelde] geen overlast mag veroorzaken en niet zonder toestemming van [eiseres] derden bij haar mag laten inwonen. Uit de in het geding gebrachte stukken alsmede uit het besprokene ter comparitie is gebleken dat [onderbewindgestelde] de door [eiseres] gestelde voorwaarden heeft geschonden, doordat zij kort na aanvang van de huurovereenkomst [naam] bij haar heeft laten inwonen en zij geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Naast de processen-verbaal van constatering en van aangifte van de politie heeft [eiseres] schriftelijke verklaringen van de buren van beide kanten en een door hen bijgehouden logboek tot 29 april 2019 overgelegd. Hieruit blijkt dat vanuit de woning van [onderbewindgestelde] overlast wordt veroorzaakt en dat [onderbewindgestelde] verbaal agressief reageert richting de buren, die als gevolg hiervan een onveilig gevoel hebben. [onderbewindgestelde] heeft tegenover de vele belastende verklaringen, die afkomstig zijn van meerdere buren, te weinig feiten en omstandigheden gesteld die een ander licht op de zaak werpen.
Daarmee staat vast dat [onderbewindgestelde] in strijd handelt met de tussen partijen geldende (aanvullende) voorwaarden, hetgeen als een ernstige tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van [onderbewindgestelde] als huurder is aan te merken.
3.5
Vervolgens dient beoordeeld te worden of deze tekortkoming kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daartoe weegt de kantonrechter de belangen van beide partijen. Het is evident dat [onderbewindgestelde] , ook met het oog op een mogelijke hereniging met haar kinderen, een zeer groot belang heeft bij het behoud van haar woning. Tegenover dit belang staat echter het belang van [eiseres] om haar huurders het ongestoord genot van de door hen gehuurde woningen te bieden. Vast staat dat de huurders in de directe nabijheid van [onderbewindgestelde] overlast ondervinden van de gedragingen van [onderbewindgestelde] en van [naam] en dat zij lijden onder de overlastgevende gebeurtenissen doordat zij zich onveilig en bedreigd voelen. Dat volgt ook uit het mutatieoverzicht, waaruit blijkt dat de politie ten minste enkele keren zelf overlast heeft waargenomen.
De enkele omstandigheid dat [naam] inmiddels het gehuurde heeft verlaten biedt onvoldoende houvast om te kunnen concluderen dat de belangen van [eiseres] en de omwonenden in de toekomst voldoende gewaarborgd zijn. Dit geldt temeer nu [onderbewindgestelde] een gewaarschuwd persoon was, die reeds eerder haar huurwoning(en) heeft moeten verlaten omdat zij (samen met haar toenmalige partner, niet zijnde [naam] ) overlast aan omwonenden veroorzaakte. In deze omstandigheden dient het belang van [onderbewindgestelde] te wijken voor het grotere belang van [eiseres] en haar huurders.
3.6
Vorenstaande leidt ertoe dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden en dat ook de gevorderde ontruiming zal worden toegewezen.
3.7
De kantonrechter gaat voorbij aan het subsidiaire verzoek van [onderbewindgestelde] tot aanhouding van de zaak gedurende een periode van zes maanden, teneinde [onderbewindgestelde] in de gelegenheid te stellen om – onder meer – te laten zien dat zij zich als goed huurder kan gedragen. Zoals gezegd was [onderbewindgestelde] een gewaarschuwd persoon en heeft zij van [eiseres] – nadat [onderbewindgestelde] in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst van de woning in [woonplaats 2] tekort was geschoten – een nieuwe kans gekregen in het gehuurde in [woonplaats 3] . Nu vaststaat dat [onderbewindgestelde] wederom in strijd heeft gehandeld met de verplichtingen die op haar als huurder rusten, ziet de kantonrechter geen aanleiding om [onderbewindgestelde] nogmaals een nieuwe kans te bieden.
3.8
Wel zal de kantonrechter aan het verzoek van [onderbewindgestelde] om de ontruimingstermijn te stellen op drie maanden gehoor geven, nu [eiseres] ter zitting te kennen heeft gegeven te kunnen instemmen met deze termijn.
3.9
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden tot op heden begroot op € 700,01 bestaande uit € 121,- aan griffierecht, € 99,01, aan dagvaardingskosten en € 480,- aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres] . Daarmee wordt voorbij gegaan aan het verzoek van [gedaagde] om de proceskostenveroordeling niet ten laste van [onderbewindgestelde] te brengen omdat zij geen financiële draagkracht heeft, nu deze omstandigheid voor rekening van [onderbewindgestelde] komt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [adres 4] ;
veroordeelt [gedaagde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , om het gehuurde binnen drie maanden na de betekening van dit vonnis met al de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde] , in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 700,01, daarin begrepen een bedrag van € 480,- als salaris voor de gemachtigde van [eiseres] ;
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ketelaars-Mast, en in het openbaar uitgesproken op
18 september 2019.