4.3.Artikel 2:80, eerste lid, aanhef en onder d, van de APV bepaalt dat de burgemeester een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk kan sluiten, als daar zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.
5. De burgemeester is door de politie met een bestuurlijke rapportage op de hoogte gesteld van het onderzoek ‘Kassa’ van de Ksa over de samenhang tussen Cash Centers en het aanbieden van niet vergunde en daarmee illegale kansspelen via de website www.forzza.com. De politie heeft de burgemeester gemeld dat de Cash Centers op ongeveer 140 locaties zijn geplaatst, waarvan vier in de gemeente Bergen op Zoom, en dat er op 28 maart 2019 drie Cash Centers in de gemeente Bergen op Zoom in beslag zijn genomen. De politie heeft de burgemeester in overweging gegeven om bestuurlijke maatregelen te treffen.
Uit een onderzoek van de Ksa heeft de burgemeester afgeleid dat op de Cash Centers accounts kunnen worden aangemaakt, waarop contant geld kan worden gestort, en dat met behulp van deze accounts via een mobiele telefoon/tablet/computer op de website www.forzza.com op sportwedstrijden kan worden gegokt. Hierdoor ontstaat volgens de burgemeester een verstoring van en gevaar voor de openbare orde en veiligheid. Het feit dat de gewonnen bedragen alleen kunnen worden geïnd via het Cash Center waarop het account is aangemaakt, heeft in de overwegingen van de burgemeester een belangrijke rol gespeeld, zo blijkt uit de bestreden besluiten. Dit kan er volgens de burgemeester namelijk toe leiden dat er grote geldbedragen contant aanwezig zijn in de inrichting waar het Cash Center is geplaatst. De aanwezigheid van deze bedragen kunnen volgens de burgemeester gelegenheid geven tot een aantasting van de openbare orde en veiligheid en risico’s brengen voor de nabije omgeving van het pand en ook voor de bezoekers van dat pand/bedrijf.
6. Verzoekers willen met hun verzoeken bereiken dat, zolang er niet op hun bezwaarschriften is beslist, het pand [adres] geopend mag blijven voor publiek en dat [verzoeker 1] in dat pand gedurende die periode het horecabedrijf mag blijven uitoefenen en exploiteren. De voorzieningenrechter constateert dat het geschil zich toespitst op de vraag of zich in de horeca-inrichting ‘ [naam horeca-inrichting] ’ feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunningen en het geopend blijven van de inrichting gevaar zou opleveren voor de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de APV het oordeel, of er sprake is van feiten die het oordeel rechtvaardigen dat gevaar voor de openbare orde en veiligheid optreedt, nadrukkelijk bij de burgemeester heeft neergelegd, zodat de voorzieningenrechter zich voor wat betreft de exploitatievergunning meer terughoudend moet opstellen.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester voor het nemen van de bestreden besluiten heeft mogen uitgaan van de informatie die door de politie aan hem is verstrekt (onder meer de bestuurlijke rapportage onderzoek ‘Kassa’ en proces-verbaal van bevindingen van de Ksa) over de werking van de Cash Centers in het algemeen. Op basis daarvan heeft de burgemeester geloofwaardig mogen achten dat de Cash Centers worden gebruikt voor het storten van contant geld, waarop een tegoed wordt toegekend aan het op dat Cash Center aangemaakte account en dat het tegoed op dat account vervolgens – onder meer – kan worden ingezet om te gokken op de website www.forzza.com. Voorts blijkt uit de informatie van de Ksa dat het uitsluitend via een op een Cash Center verkregen account mogelijk is om deel te nemen aan de op de website www.forzza.com aangeboden kansspelen. De burgemeester mocht er ook van uitgaan dat wanneer met dat account wordt gegokt op de website www.forzza.com, de eventuele winsten uitsluitend tot uitbetaling kunnen komen op het Cash Center waarop het account is aangemaakt. De burgemeester heeft in het kader van zijn besluitvorming ook mogen aannemen dat, wanneer de hoeveelheid aanwezige contante in een Cash Center te klein is om een behaalde winst aan een klant uit te betalen, de exploitant van de inrichting dat tekort aanvult vanuit de kassa van zijn onderneming. Ter zitting is namens de burgemeester toegelicht dat hij voor deze conclusie ook steun vindt in de door verschillende verzoekers overgelegde afrekeningen van de Cash Centers.
7. Vast staat dat in de horeca-inrichting van [verzoeker 1] een Cash Center is aangetroffen. De burgemeester heeft er voor het nemen van de bestreden besluiten naar het oordeel van de voorzieningenrechter van uit mogen gaan dat dit Cash Center dezelfde functionaliteiten heeft als de Cash Centers waarover de Ksa heeft gerapporteerd.
De Ksa heeft bij het proces-verbaal van bevindingen van 1 mei 2019 een overzicht gevoegd met betrekking tot de geldbedragen en omzetgegevens die in de in de gemeente Bergen op Zoom in beslag genomen terminals zijn aangetroffen. Ter zitting heeft de burgemeester een beter leesbare versie van dat overzicht overhandigd en heeft hij een nadere toelichting gegeven. De voorzieningenrechter heeft daaruit begrepen dat in de periode 1 maart 2019 tot en met 27 maart 2019 via het Cash Center in de horeca-inrichting ‘ [naam horeca-inrichting] ’ een bedrag van € 253,01 is ingelegd om te kunnen deelnemen aan sportweddenschappen op de website www.forzza.com.
Dat ook in de inrichting ‘ [naam horeca-inrichting] ’ daadwerkelijk deel is genomen aan die kansspelen, is niet gebleken. De burgemeester is daarvan ook niet uitgegaan.
Heeft de burgemeester mogen concluderen dat deze de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunningen en het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid? Op basis van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden kan dat worden betwijfeld. Immers is het desbetreffende Cash Center op 28 maart 2019 in beslag genomen, waarmee het eventuele direct gevaar voor de openbare orde en veiligheid feitelijk is weggenomen.
Evenwel hebben zich tussen de inbeslagname van het Cash Center en de bestreden besluiten incidenten voorgedaan in de inrichting. De politie heeft de burgemeester bij bestuurlijke rapportage van 28 mei 2019 geïnformeerd over een drietal incidenten.
Op zondag 19 augustus 2018, omstreeks 13.38 uur, is aangifte gedaan van openlijke geweldpleging in de inrichting op 18 augustus 2018. Die aangifte is na een aantal dagen weer ingetrokken.
Op zondag 19 augustus 2018, omstreeks 22.33 uur, is er een melding binnengekomen bij de meldkamer dat bij [naam horeca-inrichting] de inboedel werd vernield. Er is geen aangifte gedaan van de vernieling. Ter plaatse is gebleken dat alle betrokkenen geen medewerking wilden verlenen aan het politieonderzoek.
Op donderdag 25 april 2019, omstreeks 23.37 uur, is er een melding binnengekomen bij de meldkamer dat er een gewapende overval gepleegd was in [naam horeca-inrichting] . Uit kort onderzoek ter plaatse is gebleken dat er niet direct sprake was van een overval, maar van bedreiging met een vuurwapen. Ook tijdens dit incident is geen medewerking verleend aan het politieonderzoek.
Voorts heeft de politie in de bestuurlijke rapportage melding gemaakt van de antecenten die van betrokkene in het politieregistratiesysteem zijn geregistreerd.
Ter zitting is namens de burgemeester medegedeeld dat hij deze feiten en omstandigheden ook ten grondslag wil leggen aan zijn conclusie dat gevreesd kan worden dat het geopend blijven van het pand voor publiek een ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde en veiligheid als bedoeld in artikel 2:80, tweede lid, van de APV, gerechtvaardigd en geven deze dan ook voldoende grond voor een tijdelijke sluiting van het pand, in elk geval zolang niet op het bezwaar van verzoekers is beslist.
De voorzieningenrechter vindt het daarom niet nodig om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat hij het mogelijk acht en ook verwacht dat de burgemeester binnen drie maanden na deze uitspraak op de bezwaren van verzoekers zal hebben beslist.
Of de genoemde feiten en omstandigheden ook voldoende grond vormen voor een permanente intrekking van de DHW-vergunning en de exploitatievergunning, betwijfelt de voorzieningenrechter, maar dat kan in bezwaar door de burgemeester worden heroverwogen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.