4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair en subsidiair
De feiten
Op 29 december 2019 ontving de politie een melding van een woningoverval aan [straatnaam 1] te Goes. Ter plaatse troffen de verbalisanten de bewoner [slachtoffer] aan. [slachtoffer] vertelde kort gezegd dat hij wakker werd van glasgerinkel, waarna twee mannen zijn slaapkamer binnen kwamen. Een van hen richtte een pistool op zijn hoofd en vroeg naar zijn geld en kluis. Het slachtoffer heeft meegewerkt en de sleutel van de kluis overhandigd, deze bleek echter leeg. De mannen hebben uiteindelijk zijn woning verlaten en zijn telefoon en een kleine hoeveelheid geld meegenomen.
Kort hierna zijn de medeverdachten [mededader] en [mededader 2] aangehouden. Zij hebben beiden bij de politie verklaard dat zij samen de overval hebben gepleegd, nadat [mededader] een tip had gekregen dat er veel geld in de woning van [slachtoffer] zou liggen.
Uit onderzoek aan de historische gegevens van de telefoons van verdachte en de medeverdachten [mededader] en [mededader 2] is gebleken dat verdachte in de periode rondom de datum van de overval veelvuldig contact heeft gehad met hen beiden. Ook heeft verdachte direct na de overval een telefoongesprek gevoerd met medeverdachte [mededader] via de telefoon van medeverdachte [mededader 3] , die op dat moment bij [mededader] verbleef.
Verder is uit dit onderzoek gebleken dat medeverdachte [mededader] op 15 december 2018 een bericht naar verdachte heeft verzonden met de tekst: “Neem me osso key, Meee, [straatnaam 1] , Code oranje”.
Voorts volgt uit onderzoek aan de historische gegevens van de enkelband van verdachte dat hij zich op 15 december 2018 diverse malen rondom de woning aan [straatnaam 1] te Goes heeft begeven en dat hij op 17 december 2018 diverse malen in de directe omgeving van de woning aan [straatnaam 1] 44 te Goes is geweest.
De verklaringen van de (mede)verdachte(n)
Medeverdachte [mededader] heeft op 10 januari 2019 bij de politie verklaard dat het zijn idee was om de overval te plegen, dat hij geld nodig had en dat hij aan [mededader 2] had gevraagd of hij met hem mee wilde doen. Hij wil op dat moment niet zeggen van wie de tip afkomstig is.
Later, op 25 januari 2019, verklaart [mededader] dat de tip afkomstig is van verdachte, dat verdachte hem onder druk heeft gezet en dat verdachte hem heeft aangestuurd om zijn leven beter te maken. Hij moest verdachte op de hoogte houden omtrent de overval. De buit zou worden verdeeld in drie gelijke delen, namelijk een deel voor hem, een deel voor [mededader 2] en een deel voor verdachte. Hij is twee keer eerder door verdachte naar de omgeving van de woning van [slachtoffer] gestuurd, te weten op 15 en 17 december 2018. Op 17 december 2018 was hij samen met [mededader 2] en verdachte. Verdachte ging toen naar de woning aan [straatnaam 1] 44.
Medeverdachte [mededader 2] heeft bij de politie verklaard dat hij niet weet van wie [mededader] de tip heeft gekregen dat er veel geld in de woning van [slachtoffer] zou liggen, dat hij niet door verdachte onder druk is gezet en dat hij niet is aangestuurd door verdachte. Het was hem niet bekend wat [mededader] en verdachte met elkaar bespraken. Hij wist wel dat verdachte door [mededader] op de hoogte werd gehouden van de situatie omtrent de overval, omdat verdachte een goede vriend was en omdat hij op de hoogte was van het plan.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij niets met de woningoverval aan [straatnaam 1] te Goes te maken heeft. Het klopt dat hij daar diverse keren in de buurt is geweest. Hij trok namelijk op met een aantal junks, die verbleven in de woning aan [straatnaam 1] 44 te Goes.
Hij weet 100% zeker dat [mededader] in die woning de tip heeft gekregen dat er in de woning van [slachtoffer] veel geld zou liggen. Verdachte wist van het plan dat [mededader] had om de overval te plegen op de woning van [slachtoffer] . Hij heeft hem er echter van geprobeerd te weerhouden de overval te plegen en hem verteld dat hij zich niet met dergelijke strafbare feiten moest inlaten. Verdachte onderhield in die periode contact met [mededader] , omdat hij een vriend van hem was en medeverdachte [mededader 3] , een nicht van hem, had gevraagd of hij op [mededader] wilde letten.
Overwegingen
Het verwijt dat verdachte wordt gemaakt, is dat hij zich tezamen en in vereniging met de medeverdachten [mededader] en [mededader 2] schuldig heeft gemaakt aan de woningoverval dan wel dat hij hierbij opzettelijk behulpzaam is geweest door te vertellen dat er in de woning aan [straatnaam 1] een kluis met een grote hoeveelheid geld aanwezig zou zijn en/of door al dan niet samen met [mededader] en/of anderen die woning en de omgeving te observeren (op
15 en/of 17 december 2018) en/of door telefonische contacten te onderhouden en/of ontmoetingen te hebben met [mededader] en/of anderen.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger uitsluitend bewezen kan worden, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 tenlastegelegde feit vast dat verdachte wetenschap had van het plan van medeverdachte [mededader] om de overval te plegen en dat hij hiervan op de hoogte werd gehouden door [mededader] .
Hoewel [mededader] heeft verklaard dat verdachte een grotere betrokkenheid bij de overval had, bevat het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen steunbewijs waaruit blijkt dat verdachte de tip aan [mededader] zou hebben gegeven, dat hij [mededader] zou hebben aangestuurd, dat hij mee zou delen in de buit of dat verdachte samen met [mededader] (en [mededader 2] ) voorverkenningen zou hebben verricht.
Dat verdachte in de periode voorafgaand aan de overval diverse malen in de nabijheid van de woning van [slachtoffer] is geweest, wordt door hem bevestigd. Hieraan kan naar het oordeel van de rechtbank echter geen doorslaggevend gewicht worden toegekend, nu verdachte voor zijn aanwezigheid in de nabijheid van de woning van [slachtoffer] een verklaring heeft gegeven, welke wordt ondersteund door de inhoud van het dossier. Niet alleen medeverdachte [mededader] heeft namelijk verklaard dat verdachte de woning van [straatnaam 1] 44 bezocht, ook blijkt dit uit de historische gegevens van de enkelband van verdachte. De rechtbank kan daarom niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de bezoeken van verdachte in de nabije omgeving van de woning van [slachtoffer] voorverkenningen zijn geweest.
Hoewel de telefonische contacten tussen verdachte en met name medeverdachte [mededader] rondom het tijdstip van de overval naar het oordeel van de rechtbank opvallend te noemen zijn, met name het hiervoor genoemde tekstbericht, kan zij op basis van het dossier niet vaststellen dat deze contactmomenten plaatsvonden in het kader van de overval, temeer nu medeverdachte [mededader 3] heeft bevestigd dat zij verdachte heeft gevraagd om contact te onderhouden met [mededader] en hem te begeleiden op het goede pad te blijven.
De rechtbank is van oordeel dat niet gebleken is dat verdachte bij de overval een rol heeft gespeeld die van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [mededader] , [mededader 2] en verdachte. Dat hij van het plan afwist en hierover werd geïnformeerd, maken niet dat hij een significante rol heeft gehad bij of een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de woningoverval, die door [mededader] en [mededader 2] is begaan.
Ook kan op basis van de feiten en omstandigheden niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van medeplichtigheid van verdachte.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 1 tenlastegelegde feit.
Feit 2 primair en subsidiair
Bewijsmiddelen
Op 17 januari 2019 werd door [slachtoffer 2] (hierna: aangever) bij de politie aangifte gedaan. Hij verklaarde dat hij op 16 januari 2019 in de woning van [voornaam] [mededader] aan [adres2] te Vlissingen was, toen [voornaam verdachte] (verdachte) aan de deur kwam om persoonlijke bezittingen van [mededader] terug te brengen. Later op de dag kwam hij nogmaals aan de deur. [voornaam verdachte] vertelde toen dat de buit van de overval waar [mededader] en zijn compagnon mee te maken hadden 100.000 euro was en dat de politie hiervan een deel in beslag had genomen. Als bewijs liet hij op zijn telefoon een artikel van Omroep Zeeland zien. [voornaam verdachte] zei dat er als teken van goed gebaar 10% betaald moest worden aan de bende van wie de tip afkomstig was. [voornaam verdachte] vertelde dat hij wel in contact kon komen met de bende om de zaken te sussen en te regelen. Later op de avond kreeg aangever een WhatsApp bericht van [voornaam verdachte] , waarin stond dat hij met de bende had afgestemd dat hij zaterdag zou langskomen. Door te dreigen dat er betaald moest worden, voelde aangever zich door [voornaam verdachte] onder druk gezet. Hij was naar zijn zeggen bang dat hij die zaterdag door [voornaam verdachte] zou worden gedwongen om geld te betalen.
Getuige [initialen] [mededader] heeft bij de politie verklaard dat Nathalien op 16 januari 2019 langskwam en dat hij later die dag opnieuw aan de deur stond. Nathalien zei toen dat er 100.000 euro was gepakt en dat de politie de helft hiervan had afgenomen. Dit had volgens hem in de krant gestaan. Hij liet hiervan een bericht zien op zijn telefoon en wilde weten waar de andere helft van het geld was. Degene die de tip had gegeven wilde namelijk 10% hebben. Als Nathalien 1.000 euro kreeg zou alles geregeld zijn. Hij zei dat hij zaterdag zou terugkomen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 16 januari 2019 aan de deur is geweest bij de woning van [mededader] te Vlissingen en dat hij toen een gesprek heeft gevoerd met [slachtoffer 2] en [initialen] [mededader] .
Overwegingen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van zowel aangever [slachtoffer 2] als getuige [initialen] [mededader] kunnen worden gebruikt voor het bewijs. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van aangever als onbetrouwbaar en ongeloofwaardig te bestempelen, nu het dossier geen aanknopingspunten biedt ter ondersteuning van de stelling dat aangever een valse verklaring zou hebben afgelegd uit “wraak”. Zij is van oordeel dat de verklaringen van de aangever en de getuige authentiek en onafhankelijk overkomen, nu deze verklaringen elkaar wel in grote lijn ondersteunen maar de aangever en de getuige niet identiek over de gebeurtenis hebben verklaard.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 16 januari 2019 naar de woning van verdachte C. [mededader] is gegaan, waar op dat moment aangever aanwezig was en dat hij aldaar tegen aangever heeft gezegd dat de buit van de overval (waarvan [mededader] werd verdacht deze te hebben gepleegd) 100.000 euro was. Als bewijs daarvan heeft verdachte aan aangever een bericht op zijn telefoon laten zien over deze overval en vervolgens gezegd dat er 10% tipgeld betaald moest worden aan de bende van wie deze tip afkomstig was en dat verdachte in contact kon komen met de bende om de zaken te sussen en te regelen. Er moest dan alvast 1.000 euro worden betaald als teken van goed gebaar, waarna hij nogmaals heeft benadrukt dat er geld moest worden betaald en dat hij zaterdag zou terugkomen om het geld op te halen.
Nu niet is komen vast te staan dat verdachte geweld heeft gebruikt of gedreigd heeft met geweld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel met een feitelijkheid wederrechtelijk heeft geprobeerd aangever te dwingen tot de afgifte van geld. Hoewel verdachte niet heeft aangegeven welk gevolg zou intreden als niet zou worden betaald, heeft hij wel een beangstigende situatie gecreëerd, waardoor aangever zich onder druk gezet voelde en bang was dat hij die zaterdag door verdachte (opnieuw) zou worden gedwongen om geld te betalen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit, te weten poging tot dwang.