4.3Het oordeel van de rechtbank
Start en verloop onderzoek
Op 31 augustus 2016 ontving de infocel Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER), via de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD), informatie dat een vrouw rond 31 augustus 2016 zou willen uitreizen naar Syrië en dat deze zich bij een kennis zou willen voegen die in Syrië strijd voert bij een terroristische organisatie. Na veredeling bleek verdachte die vrouw te zijn. Haar in de informatie genoemde Facebookaccount werd onderzocht. Daaruit bleek dat het account maar één koppeling met een ander account van Facebook had. Op de pagina van dat gekoppelde account werden twee foto's aangetroffen, waarop respectievelijk een zogenaamd Katana-zwaard met een Arabische tekst erop en vier automatische vuurwapens, gelijkend op Kalasjnikovs (AK-47), te zien waren.
Verdachte is vervolgens nog diezelfde dag om 19:30 uur aangehouden en haar toenmalige woning in Tilburg werd doorzocht. Daarbij werden diverse gegevensdragers en schriftelijke bescheiden aangetroffen en in beslag genomen. In het politieonderzoek daarna zijn met name de gegevensdragers onderzocht en is ook nog een aantal getuigen gehoord. Ook verdachte is gehoord. Van de overige stukken in het dossier noemt de rechtbank hier nog expliciet de rapporten over verdachte van respectievelijk een godsdienstdeskundige en een psycholoog. Voorafgaand aan de uiteindelijke inhoudelijke behandeling van de strafzaak ter zitting hebben drie zogenaamde pro forma-zittingen plaatsgevonden.
Thans dient de rechtbank allereerst te onderzoeken of de twee aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Het gaat daarbij om - kort samengevat - (1) poging deelneming aan een terroristische organisatie en (2) voorbereiding of bevordering van moord of doodslag met een terroristisch oogmerk. Pas daarna komen eventueel de kwalificatie en de strafmaat aan de orde.
Bewijsbare feitelijke handelingen
In de tenlastelegging van beide feiten zijn dezelfde feitelijke handelingen van verdachte opgenomen, onderverdeeld in zeventien gedachtestreepjes. De rechtbank zal eerst kort weergeven welke feitelijke handelingen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De rechtbank doet dit kort, omdat zij daarna de centrale vraag zal bespreken en beantwoorden. Dat is de vraag of verdachte met die handelingen (voor feit 1) voornemens was deel te gaan nemen aan een terroristische organisatie en/of (voor feit 2) het oogmerk had om moord of doodslag met een terroristisch oogmerk voor te bereiden of te bevorderen.
Niet ter discussie staat dat verdachte in de tenlastegelegde periode via een app en internet contact heeft onderhouden met een man die volgens haar in Syrië verbleef en die zij kende onder de namen [naam 2] en [naam 4] . Met [naam 4] heeft zij op die manier ook plannen gemaakt om af te reizen naar Syrië. In dat verband heeft verdachte op internet gezocht naar vliegtickets naar Antakya, dat in Turkije ligt, dicht bij de grens met Syrië. Zij heeft eerder voor [naam 4] een Instagramaccount aangemaakt en een andere Instagramaccount geverifieerd. Verdachte heeft dit niet alleen bij de politie, maar ook ter zitting erkend. Die feitelijke handelingen van verdachte kunnen dus wettig en overtuigend bewezen worden. Over de centrale vraag overweegt de rechtbank vervolgens als volgt.
Waarop was het voornemen en/of oogmerk verdachte gericht?
Op de dag van haar aanhouding, 31 augustus 2016, heeft verdachte via een app gechat met [naam 4] . Daarbij vertelt zij hem rond 09:45 uur dat zij op de taxi aan het wachten is en dat zij tegen een nicht die wilde komen, heeft gezegd dat ze niet thuis is. Rond 12:45 uur bericht verdachte [naam 4] dat zij niet op de vlucht zit, omdat het reisbureau haar niet geboekt had, en dat ze terug naar huis gaat. Dat is in lijn met de uitreisinformatie van de AIVD die die dag verstrekt is en welke dus terecht tot de aanhouding van verdachte en het strafrechtelijk onderzoek heeft geleid.
Na afronding van het opsporingsonderzoek en het onderzoek ter zitting is de rechtbank echter anders dan de officier van justitie, maar met de verdediging, van oordeel dat voornoemd appgesprek en de daarvoor genoemde handelingen van verdachte niet voortkwamen uit een voornemen om daadwerkelijk deel te gaan nemen aan een terroristische organisatie of om moord of doodslag met een terroristisch oogmerk voor te bereiden of te bevorderen. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Alternatief scenario verdachte
Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat haar onlinecontacten met [naam 4] en met ook andere mannen bedoeld waren om in haar behoefte aan aandacht en liefde te voorzien. Daarvoor ging zij mee in de onderwerpen die die mannen belangrijk vonden, in dit geval in die van [naam 4] . Om zo lang mogelijk van zijn aandacht te kunnen genieten, aarzelde zij niet om tegen hem te liegen. Op die manier creëerde zij een fantasiewereld. Zij was nooit van plan daadwerkelijk uit te reizen, maar loog tegen [naam 4] om zijn aandacht niet te verliezen. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank deze verklaring voor haar online-gedrag geloofwaardig. Die verklaring wordt namelijk ondersteund door verschillende onderzoeksresultaten, waarvan de meeste ook door de raadsvrouw zijn genoemd in haar pleidooi.
Allereerst concludeert de psycholoog die over verdachte heeft gerapporteerd dat zij een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis heeft met vermijdende trekken. Verdachte heeft een negatief zelfbeeld ten gevolge van overgewicht. Vanuit haar afhankelijke persoonlijkheid heeft zij extreem veel behoefte aan bevestiging, die zij bij een partner hoopt te vinden. Haar vermijdende trekken maken dat zij eerder geneigd is om toe te geven aan moeilijke zaken dan zich ergens overheen te zetten (niet op iemand afstappen ondanks overgewicht en in plaats daarvan jezelf verbergen achter de computer). Vanwege een recente relatiebreuk was zij op internet op zoek naar nieuwe potentiële partners of in ieder geval naar mannen die haar bevestigende woorden zouden toespreken. Zij loog deze mannen voor uit schaamte voor wie zij werkelijk is (iemand met overgewicht) en om voor de ander een aantrekkelijk beeld van zichzelf neer te zetten. De eigen identiteit ontlenen aan hoe je denkt dat de ander je wil zien, is volgens de psycholoog typerend voor mensen met een afhankelijke persoonlijkheid en verdachte lijkt zichzelf hierin volgens de psycholoog verloren te hebben. Op deze manier raakte verdachte ook in contact met een man uit Syrië die betrokken zou zijn bij de oorlog. Verdachte heeft ook tegen de psycholoog gezegd hiervoor geen enkele interesse te hebben gehad en uitsluitend haar focus te hebben gehad op het krijgen van bevestiging. De man vroeg haar naar Syrië te komen en betrokkene zegde hem dit toe, maar bedacht ook allerlei excuses om niet te gaan of de reis uit te stellen. Verdachte heeft tegen de psycholoog gezegd dat ze überhaupt niet van plan was te gaan, maar de bevestiging die de man haar gaf niet kwijt te willen raken. Omdat het haar te heet onder de voeten werd, was zij van plan het contact langzaam te verbreken zodat hij niet boos zou worden of haar zwart zou maken op internet. Toen werd verdachte echter vanwege haar gesprekken met de man over afreizen naar Syrië opgepakt.
Dat verdachte niet de waarheid sprak in de gesprekken met [naam 4] blijkt uit verschillende onderzoeksresultaten. Op de momenten van het eerder aangehaalde appgesprek over de taxirit (naar de luchthaven) en dat ze een paar uur later teruggaat naar huis, omdat ze niet op de vlucht geboekt bleek te zijn door het reisbureau, is verdachte in werkelijkheid nog steeds in Tilburg. Dat blijkt uit de zendmastgegevens van haar telefoon. Zij heeft die dag ook gewoon contact met haar vriendin [naam 12] en met haar zus en haar moeder. Geen van de vliegtuigmaatschappijen die die dag naar Turkije vlogen heeft enige boeking van verdachte in het systeem staan, ook geen overboeking. Bovendien lagen haar paspoort en die van haar kinderen bij haar moeder, terwijl alleen al om te vliegen naar een plaats in Turkije een paspoort of identiteitskaart vereist is.
Verdachte heeft bovendien over meer zaken aantoonbaar gelogen tegen [naam 4] . Zij heeft verklaard dat zij foto’s van haar nichtje – in plaats van haar eigen foto’s – aan hem heeft gestuurd om [naam 4] het idee te geven dat zij heel knap was. In lijn daarmee heeft de politie vastgesteld dat verdachte in de cache van het door haar gebruikte appprogramma Telegram Messenger meerdere sexy foto’s van een jonge vrouw had. Verdachte liegt in de appgesprekken met [naam 4] ook over het feit dat zij slechts één dochter heeft, nu zij immers vier kinderen heeft. Daarnaast doet ze alsof zij op vakantie in Hongarije is geweest, terwijl ze eigenlijk naar Roemenië is geweest. Tot slot was onderdeel van het gecreëerde afreisplan dat verdachte haar auto zou verkopen, maar zij heeft nooit een auto gehad.
De rechtbank merkt verder op dat op 31 augustus 2016 een koffer met kleding is aangetroffen in de woning van verdachte. Er is echter niet gebleken dat die koffer door verdachte is (in)gepakt om ermee af te reizen, laat staan naar [naam 4] in Syrië, zoals door de officier van justitie is betoogd. Niet alleen is de precieze kledinginhoud niet vastgesteld, maar bovendien blijkt uit de foto op pagina 57 van het eindproces-verbaal dat die kleding ook nog eens in een doorzichtige plastic zak zat. Dat past naar het oordeel van de rechtbank bij de verklaring van verdachte dat het overtollige kleding was. Die heeft zij uit haar kledingkast gehaald toen zij er de door haar moeder gewassen kleding van de vakantie in Roemenië in terug hing kort voor de actiedag, 31 augustus 2016.
Tot slot is de rechtbank anders dan de officier van justitie, maar met de verdediging van oordeel dat niet is gebleken dat verdachte geradicaliseerd was. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
In de toenmalige woning van verdachte is het boek “ [naam 13] ” aangetroffen, waarin volgens de politie de extremistische wahabbistische leer wordt genoemd. Verdachte heeft echter verklaard dat zij vele boeken over de islam heeft verzameld sinds zij op haar zeventiende tot de Islam is bekeerd. Die zijn ook bij haar thuis aangetroffen. Wat er ook zij van de kwalificatie door de politie van ‘de wahabbistische leer’ die blijkbaar slechts in dit ene, specifieke boek wordt genoemd; dat verdachte één zo’n boek thuis heeft liggen, wil niet zeggen dat zij zich het radicaal gedachtengoed van de gewapende Jihadstrijd heeft eigen gemaakt. Laat staan eigen gemaakt met het oog op deelname aan een terroristische organisatie. Datzelfde geldt voor een app op haar telefoon van een volgens de politie en de officier van justitie islamitische prediker, recruteerder en propagandist. De rechtbank ziet bovendien niet in waarom zij verdachte niet zou moeten geloven in haar verklaring dat zij slechts een paar minuten naar die app heeft geluisterd, omdat de stem haar niet aansprak.
Verder kan niet bewezen worden dat het verdachte is geweest die op een Instagram- en een Facebookaccount gewelddadige jihadistische afbeeldingen en/of videobestanden heeft geplaatst of laten plaatsen. Verdachte zelf ontkent dat. Zij heeft wel eens kennis genomen van de gewelddadige inhoud van filmpjes of afbeeldingen. Daar kwam zij dan meestal op via grotere openbare chatgroepen of links in instagrambiografieën. Het geweld sprak haar echter niet aan, laat staan dat zij dergelijk geweld zelf zou willen uitvoeren.
Ook de door politie gehoorde getuigen uit haar omgeving hebben geen radicalisering bij verdachte waargenomen. Uit de verklaring van verdachtes’ moeder blijkt naar het oordeel van de rechtbank juist het tegendeel. Relatief kort voor de aanhouding van verdachte is zij met haar vier kinderen en haar moeder op vakantie geweest in Roemenië. Op verzoek van haar moeder heeft verdachte daar niet haar moslimkleding gedragen. Verdachte deed dat zonder verzet. Bovendien heeft verdachte volgens haar moeder in Roemenië ook niet halal gegeten. Deze manier van omgaan met haar geloof door verdachte sluit naar het oordeel van de rechtbank aan bij de conclusies van de godsdienstdeskundige die over haar heeft gerapporteerd. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank dit onderzoek, net als de verdediging, wel degelijk van belang.
De godsdienstdeskundige heeft een interdisciplinaire methodiek gehanteerd; namelijk een combinatie van de zelfconfrontatie methode, het signaal-frustratie model en The Behavioral Economic Model. Hij heeft de gegevens voor zijn onderzoek verzameld door twee diepte interviews met verdachte en een door haar geschreven reflectieverslag. Uit de toepassing van deze drie methoden blijkt volgens de deskundige duidelijk dat verdachte een geringe kennis van de islam heeft. Zij heeft geen idee van de jihad-stromingen en van de twee jihad-ideologische concepten: het dogma van de defensieve jihad en het dogma van loyaliteit aan moslims en afwijzing van niet moslims. De geloofsbelevenis van de betrokkene is die van een (gewone) moslima die op zoek is naar haar religieuze identiteit.
Verdachte heeft ook bij de godsdienstdeskundige aangegeven dat zij jihadfilmpjes heeft bekeken en dat zij berichten naar jihadjongens heeft verstuurd. Tijdens de gesprekken met de deskundige heeft ze deze berichten afgekeurd en benadrukt ze dat zij zich niet bewust was van de gevolgen van deze berichten. De berichten die zij heeft verstuurd zijn zeer zorgelijk, maar er zijn tijdens de gesprekken geen indicatoren geconstateerd die duidelijk aangeven dat ze beïnvloed is door een extremistische ideologie. Uit de gesprekken met verdachte blijkt volgens de godsdienstdeskundige dat zij:
niet tot geweld oproept, of haat zaait, of intimideert, of bedreigt of ronselt;
niet beïnvloed is door een complottheorie;
de jihad-ideologie niet verdedigt;
e slachtofferrol niet speelt.
Naar het oordeel van de rechtbank sluit die laatste conclusie van de godsdienstdeskundige, dat verdachte de slachtofferrol niet speelt, weer aan bij de als eerste aangehaalde conclusie van de psycholoog dat verdachte een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis heeft met vermijdende trekken.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, gelooft de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte en ziet zij verdachte niet als een geradicaliseerde moslima. De rechtbank is dan ook met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte daadwerkelijk opzet heeft gehad op het deelnemen aan een organisatie die misdrijven met een terroristisch oogmerk wil plegen. De rechtbank zal verdachte om die reden vrijspreken van feit 1. Om dezelfde redenen kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het oogmerk heeft gehad om moord dan wel doodslag met een terroristisch oogmerk voor te bereiden of te bevorderen. De rechtbank zal verdachte om die reden ook vrijspreken van feit 2.
Gelet op de integrale vrijspraak behoeven de overige verweren geen bespreking.