ECLI:NL:RBZWB:2019:4441

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
02-700137-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en mishandeling met bedreiging van ambtenaren

Op 10 oktober 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing, mishandeling en bedreiging van ambtenaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 juli 2018 in Terneuzen, waar de verdachte samen met anderen een gewelddadige overval heeft gepleegd. De tenlastelegging omvatte onder andere het wegnemen van goederen met geweld en bedreiging, waarbij een vuurwapen werd getoond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de overval, maar niet voldoende bewijs voor de diefstal van de goederen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal, maar wel schuldig bevonden aan de poging tot afpersing. Daarnaast was er een tweede feit van mishandeling op 23 augustus 2019, waarbij de verdachte een vrouw heeft geslagen en bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan belediging van ambtenaren en bedreiging van een arrestantenbewaker. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en begeleiding. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de vorderingen van enkele partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700137-18, 02/688044-19 en 02/205748-19
vonnis van de meervoudige kamer van 10 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond – Hoogvliet Stadsgevangenis Rotterdam,
raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 september 2019, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 700137-18
1.
hij op of omstreeks 01 juli 2018 te Terneuzen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon en/of autosleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [naam 1] en [naam 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam 1] en [naam 2] en [naam 3]
, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam 2] en [naam 3]
een (vuur)wapen te tonen en/of die
[naam 2] uit de auto te trekken en/of op de motorkap van die
auto te duwen en/of op/in de richting van die [naam 2] te schieten en/of
die [naam 1] vast te houden,
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 juli 2018 te Terneuzen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[naam 2] en [naam 1] en [naam 3] te dwingen tot de
afgifte van geld, portemonnees en telefoons, in elk geval enige goederen, dat
geheel of ten dele aan die [naam 2] , [naam 1] en [naam 3]
toebehoorde
die [naam 2] en [naam 3] een (vuur)wapen heeft/hebben getoond en/of die
[naam 2] uit de auto heeft/hebben getrokken en/of op de motorkap van die
auto heeft/hebben geduwd en/of op/in de richting van die [naam 2]
heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 688040-19
2.
hij op of omstreeks 23 augustus 2019 te Middelburg
[naam 4] heeft mishandeld door die [naam 4] te slaan/stompen en/of aan
de haren te trekken en/of te trappen/schoppen en/of op de grond te
duwen/trekken.
3.
hij op of omstreeks 23 augustus 2019 te Middelburg
opzettelijk
(een) ambtena(a)ren, te weten [naam 5] hoofdagent van politie Zeeland-
West-Brabant en/of [naam 6] hoofdagent politie Zeeland- West-Brabant,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening,
in zijn/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/hen de woorden toe te voegen: "Kankerflikker, ik heb jou kop gezien,
ik zoek je op, kankerkale" en/of meermalen "kankerflikkers, kankerhomo's",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
4.
hij op of omstreeks 23 augustus 2019 te Middelburg
[naam 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam 7] dreigend de woorden toe te voegen "ik weet je te vinden,
ik zal je vermoorden, je woont in Middelburg" en/of "ik vermoord je
kankerhomo, kanker indo.", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking.
5.
hij meermalen op of omstreeks 23 augustus 2019 te Middelburg
opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk
voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 onder a en b Wetboek van
Strafvordering en/of artikel 55e lid 1 Wetboek van Strafvordering,
gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 6] hoofdagent politie Zeeland-
West-Brabant, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met
en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare
feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht en/of
speeksel, hieraan geen gevolg te geven.
Parketnummer 205748-19
6.
hij, op of omstreeks 30 maart 2019 te Middelburg, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1
onder a Wetboek van Strafvordering, gedaan door (een) ambtena(a)r(en), te weten, [naam 8] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [naam 9] (hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtena(a)r(en) hem had(den) bevolen of van hem had(den) gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht en/of speeksel als bedoeld in artikel 55d lid 1 Wetboek van Strafvordering, hieraan geen gevolg te geven.
Omdat de verschillende parketnummers ter terechtzitting zijn gevoegd heeft de rechtbank de feiten voorzien van een doorlopende nummering. Deze nummering zal in het gehele vonnis worden aangehouden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Ten aanzien van feit 1
4.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten de overval heeft gepleegd en baseert zich daarbij in de eerste plaats op de verklaringen van aangevers en [naam 3] . Verder blijkt uit de telefoongegevens van verdachte dat zijn gsm rond het tijdstip van de melding aanstraalt op de plaats delict. Kort na het incident heeft medeverdachte [naam 10] naar zijn zus geappt met de telefoon van verdachte. Verdachte is bij een fotoconfrontatie door aangeefster herkend als de schutter. [naam 3] heeft één van de vier mannen herkend als iemand waarmee hij gedetineerd is geweest. Uit onderzoek is gebleken dat hij en verdachte een bepaalde periode samen gedetineerd zijn geweest in dezelfde penitentiaire inrichting. Verder zijn de historische telefoongegevens van de verdwenen telefoon van aangeefster belastend voor verdachte, evenals de schotresten op enkele van zijn kledingstukken. De foto’s van vuurwapens en het feit dat verdachte in de vroege ochtend van 2 juli 2018 op internet heeft gezocht naar het incident op HVZeeland zijn eveneens belastend. De betrokkenheid van medeverdachte [naam 11] komt naar voren uit de verklaring van aangeefster en getuige [naam getuige]. Aangeefster heeft [naam 11] van een foto herkend als één van de daders.
Omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat door de verdachten daadwerkelijk voorwerpen zijn gestolen wordt vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde, de poging tot afpersing, kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
In de eerste plaats zijn de verklaringen van de aangevers niet betrouwbaar. Zij liegen op bepaalde punten aantoonbaar en verklaren wisselend. Deze verklaringen moeten daarom als onbetrouwbaar ter zijde worden geschoven.
Verder worden er wisselende signalementen gegeven over de schutter. Uit geen enkel signalement volgt dat verdachte ter plaatse was.
Verzocht wordt de processen-verbaal op pagina’s 211 tot en met 214 uit te sluiten van het bewijs, omdat de daarin beschreven enkelvoudige fotoconfrontatie van aangeefster met een foto van verdachte ondeugdelijk en onbetrouwbaar is, althans de processen-verbaal op deze pagina’s als onbetrouwbaar ter zijde te schuiven.
Over de aangetroffen schotresten op kleding heeft de verdediging naar voren gebracht dat uit niets blijkt dat het daadwerkelijk om spullen van verdachte gaat. Daarbij komt dat de lage concentratie van de vastgestelde deeltjes eerder zou passen bij een andere manier van sporenoverdracht dan daadwerkelijk zelf schieten. Op geen enkele wijze kan worden bewezen dat eventuele schietsporen op 1 juli 2018 op de sporendragers terecht zijn gekomen.
De mastgegevens van de gsm van verdachte zijn niet redengevend, evenmin als de foto’s van wapens of geld die zijn aangetroffen op zijn gsm. Uit het bezoeken van de website ‘HVZeeland’ en het zoeken van nieuwsberichten over de schietpartij kan betrokkenheid bij de schietpartij niet worden afgeleid.
Het wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid bij de overval ontbreekt.
Subsidiair is aangevoerd dat niet kan worden gesproken van een voltooide diefstal. Niet kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk een goed is weggenomen. De autosleutel is niet aangetroffen bij één van de verdachten, evenmin als de iPhone van aangeefster.
Verder blijkt onvoldoende dat sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Nu niet kan worden gesproken van een voltooide diefstal wordt ten aanzien van feit 1 primair vrijspraak bepleit.
Bij feit 1 subsidiair is het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling onvoldoende vast komen te staan, zodat ook voor dat feit vrijspraak moet volgen.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid aangevers en [naam 3]
Op zondag 1 juli 2018 omstreeks 23:24 uur is via 112 vanuit de frituurzaak aan de Axelsedam te Terneuzen een melding gedaan van een schietincident, waarbij een jongen gewond is geraakt. Als de politie aankomt bij de frituurzaak wordt [naam 2] (hierna ook: aangever) daar samen met zijn vriendin [naam 1] (hierna ook: aangeefster) en hun vriend [naam 3] aangetroffen. [naam 2] was gewond aan zijn rechterhand. [1] [naam 1] heeft ongeveer twee uur na het incident een getuigenverklaring afgelegd. Op 9 juli 2018 wordt haar aangifte opgenomen.
Op 2 juli 2018, 04:00 uur, en op 9 juli 2018 wordt [naam 2] gehoord als aangever. Zijn aangifte is opgenomen op 2 juli 2018, 23:24 uur.
[naam 3] is op 2 juli 2018 als getuige gehoord.
Zij hebben allen ook bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd.
Over het verloop van de avond van 1 juli 2018 voorafgaand aan het schietincident wordt door de aangevers en [naam 3] in eerste instantie door elk van hen verschillend verklaard. Ook wordt door aangever aantoonbaar gelogen, waar hij heeft verklaard dat hij geen schaar uit zijn auto heeft gepakt en meegenomen, terwijl een medewerkster van de frituurzaak aangever met een schaar heeft gezien en deze schaar in de frituurzaak is aangetroffen. De rechtbank constateert dat de verschillen en onjuistheden in de verklaringen van aangevers en [naam 3] met name zitten in de gebeurtenissen voor en na afloop van het incident. Dat is opmerkelijk, maar dat hoeft er naar het oordeel van de rechtbank niet toe te leiden dat daarmee hun verklaringen in het geheel als onbetrouwbaar moeten worden gekwalificeerd.
Over het verloop van het incident zelf verklaren de aangevers en [naam 3] namelijk overwegend gelijkluidend, ook ten opzichte van elkaar. Zij hebben alle drie verklaard dat er telefonisch contact is geweest met medeverdachte [naam 10] , waarna aangevers en [naam 3] naar Terneuzen zijn gereden. Ze hebben hun auto geparkeerd op de parkeerplaats aan de Axelsedam, bij de frituurzaak en hebben daar gewacht totdat medeverdachte [naam 10] kwam. [2] + [3] + [4] Op enig moment kwamen vier mannen op hun auto aflopen, onder wie [naam 10] . Eén van de vier mannen zocht ruzie met aangever. Aangeefster stond op dat moment buiten de auto en werd vastgehouden door [naam 10] . [5] + [6] + [7] De latere schutter, die wordt omschreven als een (kleine) Antilliaanse man, heeft via het openstaande raam van de bijrijdersportier gezegd dat aangever, die achter het stuur zat, zijn geld, portemonnee en gsm moest afgeven. Toen aangever dat weigerde trok de man een vuurwapen en richtte het op aangever en [naam 3] . Daarna werd het bestuurdersportier open gedaan en werd door één van de twee mannen die daar stond geprobeerd aangever uit de auto te trekken. Daarbij scheurde het shirt van aangever en brak zijn ketting. Aangever is uitgestapt. Er werd vervolgens over en weer geslagen tussen aangever en de twee mannen aan die zijde van de auto. [8] + [9] + [10] Op enig moment is [naam 3] uitgestapt. De man met het vuurwapen begon te schieten toen aangever naar de man toe liep om het vuurwapen af te pakken. [11] Aangever raakte daarbij gewond aan zijn hand [12] . Ook is een schot terecht gekomen in een achterband van de auto [13] .
Deze gang van zaken zoals door aangevers en [naam 3] naar voren gebracht, wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Uit forensisch onderzoek uitgevoerd op de plaats delict en in en om de auto van aangevers op de Axelsedam is het volgende gebleken. In de auto van aangevers (zilvergrijze Kia, kenteken [kenteken] ) is een kapotte ketting aangetroffen [14] . De bril van aangever [15] is op straat naast de auto aan de bestuurderszijde teruggevonden. Achter de auto is op straat ter hoogte van het rechter achterwiel een kogelprojectiel gevonden en op ongeveer twee meter daarachter een kogelhuls [16] . Onderzoek aan de auto van aangevers heeft uitgewezen dat de linker achterband geperforeerd was en dat het zeer goed mogelijk is dat deze perforatie is veroorzaakt door het aangetroffen kogelprojectiel [17] . Verder is op het linker achterportier en op de motorkap bloed aangetroffen. Gelet hierop en op de lege linker achterband is het zeer waarschijnlijk dat de schietpartij heeft plaatsgevonden terwijl het slachtoffer buiten de auto was [18] .
Aangever had letsel aan zijn rechterhand [19] .
Al deze forensische bevindingen sluiten aan bij de verklaringen van aangevers over het verloop van het incident.
De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande vanuit dat de overval zelf is verlopen op de wijze zoals hierboven weergegeven.
De beoordeling van de feiten
Primair
Ten laste is gelegde de gewelddadige diefstal van de iPhone van aangeefster en de autosleutel van de auto van aangevers. De autosleutel en de telefoon zijn niet aangetroffen bij de drie aangehouden verdachten. Uit onderzoek gebleken dat de telefoon op
3 en 4 juli 2018 nog is aangestraald op een zendmast in Terneuzen, maar de rechtbank acht dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de diefstal van de telefoon door verdachte en/of de medeverdachten te kunnen komen. Nu er ten aanzien van verdachte onvoldoende bewijs is voor de diefstal van de autosleutel en de telefoon zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Subsidiair
De vraag is of verdachte één van de vier mannen was die de aangevers hebben overvallen en of bij die overval bij de daders het oogmerk van wederrechtelijk bevoordeling bestond.
Aangevers hebben één van de vier mannen, te weten de schutter, als volgt omschreven.
Aangever [20] :
- Antilliaanse man
- rond de 30 jaar of ouder
- opvallend klein, circa 1,60 meter
- mager
Aangeefster [21] :
- Antilliaanse man met schoudertas
- best dikke lippen
- heel donkere huidskleur
- best bol gezicht
- ongeveer 1,83 meter
- circa 75 – 80 kilogram
- rond de 30 jaar
[naam 3] [22] :
- ongeveer 30 jaar
- korter dan 1,90 meter
- donkerdere huidskleur dan [naam 3] zelf
- een snor of een baardje
- denkt dat hij kaal is, te zien door opening van zijn capuchon.
Het uiterlijk van verdachte past bij deze signalementen. De signalementen sluiten hem in ieder geval niet uit.
Aangeefster heeft verklaard dat medeverdachte [naam 10] één van de vier mannen van de overval was. Op 2 juli 2018 is de politie naar zijn woning gegaan om hem aan te houden. De zus van [naam 10] zei dat hij die nacht niet was thuisgekomen. Hij had haar geappt met een telefoon die niet van hem was. Toen het WhatsApp-bericht werd bekeken bleek dat het afkomstig was van het telefoonnummer [telefoonnummer] en dat op de profielfoto een afbeelding stond waarop de verbalisant de hem ambtshalve bekende verdachte herkende. [23] Uit het politiesysteem bleek dat dit telefoonnummer gekoppeld was aan verdachte. [24]
Op de foto’s van de WhatsAppberichten is te zien dat deze zijn verstuurd tussen 01:05 uur en 01:08 uur.
In de gsm van verdachte die in beslag is genomen op het adres [adres 2] te Terneuzen is een contact aangetroffen met de naam ‘ [naam 13] ’, naar wie op 2 juli 2018 om 01:09 uur een bericht is verzonden. Dit contact is verwijderd. [25]
De rechtbank concludeert hieruit dat medeverdachte [naam 10] , die in ieder geval is herkend bij de overval, kort hierna in de aanwezigheid is geweest van verdachte.
[naam 3] herkende de schutter als iemand waarmee hij gedetineerd is geweest in de zomer van 2016. [26] Uit opgevraagde detentiegegevens van verdachte en [naam 3] is gebleken dat zij samen in het huis van bewaring Torentijd te Middelburg hadden gezeten op de afdeling West in cel 37 ( [verdachte] ) en 35 ( [naam 3] ). [verdachte] was daar gedetineerd van 20 juli 2016 tot en met 18 oktober 2016 en [naam 3] van 16 juni 2016 tot en met 22 augustus 2016. [27]
Naar aanleiding van het schietincident hebben op twee adressen in Terneuzen en op een adres in Hulst waar verdachte weleens verblijft doorzoekingen plaatsgevonden, waarbij diverse kledingstukken, een schoudertas en twee gsm’s in beslag zijn genomen. [28] [naam 4] , de bewoonster van het adres [adres 3] in Terneuzen, heeft tijdens de doorzoeking verschillende goederen van verdachte aangewezen, waaronder de schoudertas. [29]
Op enkele van de inbeslaggenomen kledingstukken zijn schotresten aangetroffen, waaronder op de schoudertas [30] .
Op de gsm die in de fouillering van verdachte is aangetroffen is een aantal foto’s gevonden waarop vuurwapens te zien zijn, waaronder automatische vuurwapens. Ook is er een aantal afbeeldingen te zien waarop verdachte te zien is terwijl hij een vuurwapen vast heeft en mogelijk een patroonhouder. [31]
De rechtbank concludeert op basis van deze onderzoeksresultaten dat verdachte kon beschikken over een vuurwapen en dat hij betrokken is geweest bij een schietincident.
Getuige [naam 14] heeft verklaard dat hij die bewuste avond op zijn balkon zat, van waar hij zicht had op de grote parkeerplaats aan de Schuttershof. Op een gegeven moment hoorde hij dat er een ruzie was met veel geschreeuw. Hij hoorde vervolgens twee of drie knallen, die hij herkende als pistoolschoten. Hij keek vervolgens vanaf zijn balkon naar de straat. Hij zag dat vier personen de straat overstaken, waarvan er drie renden en één volgde in versneld wandeltempo. De drie personen werden gevolgd door de vierde persoon. Ter hoogte van de betaalautomaat renden de drie personen over de dijk. Op de kruising Vlooswijkstraat en Dwarsweg renden de drie personen rechtdoor de Dwarsweg in. De persoon die achterop volgde liep linksaf de straat op de hoek van een grijs gebouw. De verbalisant heeft hierbij opgemerkt dat het grijze gebouw op de hoek staat van de [straatnaam] met de [straatnaam 2]. [32] Het adres [adres 2] te Terneuzen is één van de verblijfadressen van verdachte, zoals ook wordt bevestigd door de bewoonster van dat adres [33] . Bovendien is de telefoon van verdachte in de periode voorafgaand aan en direct na de overval aangestraald op een zendmast in de nabije omgeving van de plaats delict, hetgeen een aanwijzing vormt dat verdachte in de nabije omgeving van de overval was [34] .
Over de enkelvoudige fotoconfrontatie overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefster heeft verdachte bij een enkelvoudige fotoconfrontatie herkend als de schutter [35] + [36] . De rechtbank stelt voorop dat in beginsel terughoudend moet worden omgegaan met de waardering van een herkenning op grond van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Aan een dergelijke herkenning kan niet de betrouwbaarheid worden toegeschreven die toegeschreven mag worden aan de resultaten van een door de politie gehanteerde en volgens strikte voorwaarden uitgevoerde meervoudige fotoherkenning.
De herkenning bij de foto-confrontatie in deze zaak staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet op zichzelf maar moet bezien worden in combinatie met de overige hierboven genoemde bewijsmiddelen. Ook uit die bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij het feit betrokken was. De rechtbank is daarom van oordeel dat de uitkomst van de fotoconfrontatie voor het bewijs kan worden gebruikt.
De rechtbank is op basis van de hierboven genoemde belastende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte betrokken was bij de overval en dat hij de schutter was. Verdachte heeft zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht, zodat een uitleg van zijn kant over deze bewijsmiddelen niet in de beoordeling kan worden betrokken.
Op basis van genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met drie andere personen op aangevers is af gelopen. Verdachte heeft aangever opgedragen zijn geld, portemonnees en telefoons te overhandigen. Omdat aangever dat weigerde heeft verdachte zijn eis kracht bijgezet door aangever en [naam 3] te bedreigen met een vuurwapen. Aangever werd toen door twee mededaders fysiek aangevallen. Daarna is aangever buiten de auto beschoten door verdachte.
Verdachten hebben geen verklaring afgelegd over het incident. De rechtbank is echter van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en de twee mededaders duiden op een nauwe en bewuste samenwerking. Hun gedragingen waren gericht op het willens en wetens samenwerken met elkaar met het oog op het verrichten van de strafbare gedraging.
Dat zij het oogmerk hadden zich wederrechtelijk te bevoordelen volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat van aangever werd geëist dat hij geld, telefoons en portemonnees zou overhandigen.
Zoals hierboven over de beoordeling van de diefstal al is overwogen volgt uit de bewijsmiddelen onvoldoende dat de autosleutels en de telefoon zijn weggenomen door één van de verdachten, zodat sprake is van een poging tot afpersing.
Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte samen met zijn mededaders aangevers heeft gepoogd af te persen.
4.2
Ten aanzien van feit 2
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte, de beschrijving van haar letsel door de forensisch arts en de verklaring van getuige [naam 16] .
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft de beschuldigingen ontkend.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 23 augustus 2019 is door [naam 4] aangifte gedaan van mishandeling door verdachte in en bij haar woning. Ze heeft verklaard dat verdachte haar in de gang met een vlakke hand een klap in haar gezicht heeft gegeven. Ze ging naar buiten en toen ze buiten stond trok hij haar aan haar haren. Daardoor viel ze op de grond. Verdachte trapte toen met zijn been met kracht in haar gezicht. Aangeefster riep toen om hulp en om de politie. Verdachte heeft ook nog met zijn vuisten op haar achterhoofd geslagen, maar ze weet niet meer precies wanneer dat was. Ze heeft als gevolg van de mishandeling hoofdpijn, een dikke lip en een bult aan haar linker wenkbrauw. [37]
Op foto’s van aangeefster is een verdikte bovenlip te zien, alsmede een bult aan de linkerkant van haar hoofd, ter hoogte van haar wenkbrauw. [38]
De forensisch arts heeft op dezelfde dag een pijnlijke zwelling rondom het linkeroog en daarboven geconstateerd met een diameter van 10 centimeter, en verder een pijnlijke zwelling op het achterhoofd met een diameter van 1 centimeter. De forensisch arts heeft vermeld dat het geconstateerde letsel past bij de door betrokkene verstrekte informatie over de oorzaak daarvan. [39]
Getuige [naam 17] heeft op 23 augustus 2019 rond 23:15 uur een ruzie gehoord op de verdieping onder haar. Ze zag dat een man en een vrouw ruzie hadden op de galerij van de tweede verdieping. Ze zag dat de man de vrouw wilde pakken, maar dat ze een eindje van hem vandaan liep. Ze zag dat de man haar vastpakte en vervolgens met kracht op de grond gooide. De vrouw kwam op haar zij terecht. Ze hoorde vervolgens dat de vrouw om hulp riep. [40] Zij heeft deze getuigenverklaring afgelegd zeer kort na het incident.
De rechtbank is van oordeel dat de bovengenoemde bewijsmiddelen voldoende wettig en overtuigend bewijs bevatten om tot een bewezenverklaring te komen. Van de tenlastegelegde geweldshandelingen acht de rechtbank het trappen of schoppen niet bewezen. De getuige heeft niet verklaard dat verdachte aangeefster schopte nadat zij op de grond was gevallen. Daarbij komt dat aangeefster tegen de later ter plaatse verschenen politieagenten alleen heeft verklaard dat zij door verdachte was geslagen, niet dat zij ook door hem was geschopt. Het letsel bij de linker wenkbrauw kan ook passen bij het met kracht op de grond duwen van aangeefster.
4.3
Ten aanzien van feit 3
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ook dit feit acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Ze heeft daartoe gewezen op het proces-verbaal van bevindingen dat de in de tenlastelegging genoemde verbalisanten hebben opgemaakt.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van dit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte [41] ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2019. [42]
4.4
Ten aanzien van feit 4
4.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De aangifte van de arrestantenbewaker over de bedreiging door verdachte wordt bevestigd door de bevindingen van verbalisanten [naam 5] en [naam 6] , zodat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat hetgeen verdachte heeft geroepen niet bedoeld was voor aangever. Uit het dossier volgt dat er meerdere personen uit de cel van verdachte kwamen. De deur was dicht en daarna werd door verdachte geroepen.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 24 augustus 2019 heeft [naam 7] aangifte gedaan van bedreiging door verdachte op 23 augustus 2019. Aangever coördineerde de fouillering van verdachte tijdens de celprocedure in het politiecellencomplex in Torentijd. Gedurende die procedure gedroeg verdachte zich recalcitrant. Nadat de cellenprocedure was afgelopen was aangever de laatste die de cel verliet, omdat hij een beenklem had aangelegd. Toen hij de beenklem losliet stond verdachte op en liep dreigend op aangever af. Aangever zag aan verdachte dat hij aangever iets aan wilde doen. Aangever dacht dit ook door eerdere uitlatingen van verdachte. Aangever gaf verdachte een afduwtrap op zijn bovenlichaam. Verdachte deinsde hierdoor achteruit, waardoor aangever de tijd had om de cel te verlaten. De celdeur werd toen door een collega van aangever gesloten. Op dat moment hoorde aangever verdachte zeggen ‘ik weet je te vinden, ik zal je vermoorden, je woont in Middelburg’. [43]
Deze gang van zaken is door verbalisanten [naam 5] en [naam 6] bevestigd. Zij hoorden verdachte de woorden uiten zoals in de tenlastelegging opgenomen, waaronder ook ‘kankerindo’. Verder is door de verbalisanten opgemerkt dat aangever van de aanwezige medewerkers de enige was met een licht getinte huidskleur. [44]
Ter terechtzitting van 26 september 2019 heeft verdachte verklaard dat hij boos was, omdat hij een schop in zijn gezicht had gekregen. Op de vraag waarom dat was heeft verdachte geantwoord dat dat maar aan aangever gevraagd moet worden. [45] Hieruit leidt de rechtbank af dat er voor verdachte een relatie bestond tussen zijn boos zijn – waardoor hij bedreigingen uitte – en de aangever.
De rechtbank verwerpt het ten aanzien van dit feit gevoerde verweer. Uit het verloop van de feiten kan worden geconcludeerd dat de bedreiging zoals door verdachte geuit was bedoeld voor aangever. Zo was aangever de laatste die de cel verliet en had hij aangever kort daarvoor een afduwtrap gegeven, waar verdachte gelet op zijn verklaring ter terechtzitting, boos over was. Ook het gebruik van de term ‘kankerindo’, in combinatie met de omstandigheid dat aangever de enige betrokken medewerker was met een getinte huidskleur duidt erop dat de bedreiging gericht was aan aangever.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen op de wijze zoals onder 4.7. weergegeven.
4.5
Ten aanzien van feit 5
4.5.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het niet opvolgen van een ambtelijk bevel is bewijsbaar op basis van het proces-verbaal van bevindingen op pagina 40 van het dossier. Het feit kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
4.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft tegenover de politie erkend dat hij niet mee wilde werken aan het gevorderde onderzoek.
4.5.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie [46] ;
- het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten. [47]
4.6
Ten aanzien van feit 6
4.6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van dit feit, nu op basis van het dossier onduidelijk is of het onderzoek ex artikel 55d van het Wetboek van Strafvordering is gevorderd op de juiste grondslag.
4.6.2
Het standpunt van de verdediging
Ook voor dit feit dient vrijspraak te volgen. Blijkens het dossier is het bevel gegeven om te onderzoeken of verdachte zijn schorsingsvoorwaarden heeft overtreden. Daar is de bevoegdheid niet voor bedoeld.
4.6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit feit. De aanleiding voor het contact met verdachte is wel een geweldsincident, maar uit het proces-verbaal blijkt onvoldoende dat verdachte om
diereden werd gevorderd om mee te werken aan een blaas- of speekseltest. Uit het proces-verbaal lijkt juist opgemaakt te kunnen worden dat, nu verdachte gedurende zijn schorsing geen alcoholhoudende drank of drugs mocht gebruiken, de politie door middel van het vorderen van een blaas- of speekseltest wilde vaststellen of verdachte zich aan die schorsingsvoorwaarden had gehouden. Niet is gebleken dat het bevel is gegeven krachtens artikel 55d Sv, hetgeen tot vrijspraak leidt.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1 subsidiair.
op 01 juli 2018 te Terneuzen
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en bedreiging met geweld
[naam 2] en [naam 1] en [naam 3] te dwingen tot de
afgifte van geld, portemonnees en telefoons,
dieaan die [naam 2] , [naam 1] en [naam 3]
toebehoorde
n
die [naam 2] en [naam 3] een vuurwapen heeft getoond en
aandie
[naam 2] heeft getrokken en in de richting van die [naam 2]
heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
op 23 augustus 2019 te Middelburg
[naam 4] heeft mishandeld door die [naam 4] te slaan en aan
de haren te trekken en
/ofop de grond te duwen.
3.
op 23 augustus 2019 te Middelburg
opzettelijk ambtenaren, te weten [naam 5] hoofdagent van politie Zeeland-
West-Brabant en [naam 6] hoofdagent politie Zeeland- West-Brabant,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hen de woorden toe te voegen: "Kankerflikker, ik heb jou
wkop gezien,
ik zoek je op, kankerkale" en meermalen "kankerflikkers, kankerhomo's".
4.
op 23 augustus 2019 te Middelburg
[naam 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam 7] dreigend de woorden toe te voegen "ik weet je te vinden,
ik zal je vermoorden, je woont in Middelburg" en"ik vermoord je
kankerhomo, kanker indo".
5.
hij meermalen op 23 augustus 2019 te Middelburg
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens
enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 55d lid 1 onder a en b Wetboek van
Strafvordering
gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 6] hoofdagent politie Zeeland-
West-Brabant, belast met de uitoefening van enig toezicht en belast met
En bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare
feiten,
door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem
had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht en
speeksel, hieraan geen gevolg te geven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden met aftrek van de duur van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat een langere detentie niets oplost. Zodra verdachte vrij komt kan hij bij zijn zus gaan wonen en kan hij aan het werk bij een wasserij in Goes. Met de reclassering is al gesproken over een eventueel begeleid wonen project in Middelburg. Verdachte is bereid daar te gaan verblijven.
Ter terechtzitting heeft verdachte naar voren gebracht dat een reclasseringstoezicht hem zou kunnen helpen. Hij staat positief tegenover reclasseringstoezicht, omdat hij zijn leven wil veranderen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met anderen drie personen overvallen, waarbij hij twee van hen heeft bedreigd met een vuurwapen en één ervan heeft geraakt toen hij schoot.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder nare ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld proberen te komen.
Het geheel speelde zich af op straat. Het feit heeft daarmee het algemene gevoel van veiligheid van de bewoners van Terneuzen aangetast. Dat geldt nog meer voor de bewoners en aanwezigen in de directe omgeving van de schietpartij. Het is een ernstig feit en het bepaalt in belangrijke mate de strafmaat.
Gedurende de schorsing van het voorarrest dat hij onderging in verband met de overval is verdachte opnieuw in aanraking gekomen met de politie. Hij heeft zijn vriendin mishandeld. Hiermee is haar lichamelijke integriteit aangetast. Toen de politie hem daarop naar cellencomplex bracht heeft hij politieagenten beledigd en een arrestantenmedewerker bedreigd met de dood. Ten slotte heeft hij geweigerd mee te werken aan een blaas- en speekseltest. Verdachte heeft aldus de gezaghebbende rol van de betrokken politieagenten en de arrestantenbewaarder miskend. Het getoonde gebrek aan respect voor de uitoefening van hun taak rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit het omvangrijke uittreksel Justitiële Documentatie van 27 augustus 2019 op naam van verdachte blijkt dat verdachte al vaker is veroordeeld wegens soortgelijke feiten. Eerder opgelegde straffen hebben niet het beoogde effect gehad en verdachte is steeds teruggevallen in het plegen van delicten. De rechtbank zal hiermee in de bepaling van de strafmaat in strafverzwarende zin rekening houden.
Gelet op het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 augustus 2018 zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Reclassering Nederland heeft in haar rapporten van 12 juli 2018, 6 januari 2019 en
16 januari 2019 naar voren gebracht dat op diverse essentiële levensgebieden geen sprake is van stabiliteit, zodat het recidiverisico hoog wordt ingeschat. Verdachte zegt dat hij nu positieve levensdoelen heeft en dat hij openstaat voor begeleiding en hulpverlening. De reclassering vindt interventies nodig, vanwege het grote aantal risicofactoren op de verschillende leefgebieden. Er dient te worden ingezet op de beheersing van agressie, op hulp bij praktische zaken en op het formuleren van positieve levensdoelen.
Geadviseerd wordt om in het geval van een veroordeling een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld een meldplicht bij de reclassering, de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling bij Forensische Zorg Zeeland en een contactverbod met de medeverdachten.
Het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst met ingang van 31 januari 2019, waarbij diverse bijzondere voorwaarden zijn gesteld. Uit het rapport ‘advies aan opdrachtgever toezicht – opheffing schorsing VH’ van Reclassering Nederland van 26 augustus 2019 komt naar voren dat verdachte zich aan vrijwel alle gestelde voorwaarden heeft gehouden. Zo kwam hij de meldplichtcontacten goed na. De uitslagen van de urinecontroles waren allemaal negatief en verdachte heeft de COVA-training afgerond. Verder heeft hij werk gevonden, waar hij tot aan de dag van zijn aanhouding op 23 augustus 2019 heeft gewerkt en het was de bedoeling dat hij daar zou blijven werken. De gedragsinterventie agressiebeheersing was nog niet opgestart. Omdat de thuissituatie onstabiel was is het mis gelopen, in die zin dat dit heeft geleid tot twee politiecontacten, waarvan de laatste tot gevolg heeft gehad dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf noodzakelijk is, gelet op de ernst van de feiten, met name het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Vanwege het uitgebreide strafblad van verdachte, waarbij sprake is van specifieke recidive ten aanzien van alle bewezenverklaarde feiten, zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van een aanmerkelijke duur. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden daarom passend en geboden.
In het rapport van de reclassering van 26 augustus 2019 ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten drie maanden voorwaardelijk op te leggen.
Uit dat rapport blijkt dat verdachte zich heeft ingezet om de gestelde bijzondere voorwaarden na te komen, en dat hij daarin ook grotendeels is geslaagd. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte – anders dan in het verleden – nu wel openstaat voor begeleiding en hulpverlening en ziet hierin een begin van uitvoering van verdachtes voornemen om zijn leven te veranderen. De rechtbank zal daarom bij het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden stellen om de positieve ontwikkeling door te kunnen zetten. De omstandigheid dat verdachte na zijn detentie bij zijn zus, en niet meer bij zijn vriendin zal gaan wonen maakt de kans dat verdachte de gestelde bijzondere voorwaarden zal kunnen naleven naar het oordeel van de rechtbank groter.

7.De benadeelde partijen (bij feit 1)

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De vorderingen kunnen integraal worden toegewezen, inclusief wettelijke rente, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, vergoeding van proceskosten, waarbij dient te worden bepaald dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen.
De vorderingen moeten worden beschouwd als te zijn ingediend in de zaken tegen alle verdachten in dit onderzoek
7.2
Het standpunt van de verdediging
Algemeen
De vorderingen benadeelde partij zijn niet ingediend in de zaak van verdachte. Op de stukken betreffende de vorderingen wordt alleen het parketnummer van medeverdachte [naam 10] genoemd.
Ten aanzien van de vordering van [naam 2]
Primair is aangevoerd dat de vordering niet kan worden afgedaan binnen dit geding, omdat de vordering daarvoor een onredelijke belasting vormt.
Subsidiair wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijkheid te verklaren in de vordering in verband met de bepleitte vrijspraak voor het feit waar de vordering op ziet.
Meer subsidiair wordt de vordering integraal betwist.
Ter zake de posten 1 tot en met 6 wordt de vraag gesteld of deze kosten niet (gedeeltelijk) worden gedekt door een ziektekostenverzekeraar, een arbeidsongeschiktheidsverzekering of een sociale uitkering. Uit productie 5 blijkt dat er wel kosten waren die voor rekening van het ziekenfonds kwamen.
Ter zake post 6 wordt gesteld dat de kosten gemaakt zullen worden. Nu onduidelijk is dat dit is gebeurd wordt betwist dat deze post voor vergoeding in aanmerking komt.
De post betreffende het verlies van arbeidsvermogen en gevolgen voor het salaris is onvoldoende inzichtelijk.
De post immateriële schade is onvoldoende onderbouwd, evenals de proceskosten. De proceskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de vordering van [naam 1]
Primair wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijkheid te verklaren in de vordering in verband met de bepleitte vrijspraak voor het feit waar de vordering op ziet.
Subsidiair wordt de vordering integraal betwist.
De materiële post is niet voldoende inzichtelijk nu schade wordt gevorderd waarvan onduidelijk is door wie die is veroorzaakt. De telefoon is bij geen van de verdachten aangetroffen.
De post immateriële schade is niet onderbouwd en komt niet in aanmerking voor vergoeding.
De proceskosten zijn onvoldoende onderbouwd en komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de vordering van [naam 3]
Primair wordt verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijkheid te verklaren in de vordering in verband met de bepleitte vrijspraak voor het feit waar de vordering op ziet.
Subsidiair wordt de vordering integraal betwist. De materiële post is niet voldoende inzichtelijk nu schade word gevorderd waarvan onduidelijk is door wie die is veroorzaakt. Ook is niet weergegeven wat de waarde van de goederen was of is.
De post immateriële schade is niet onderbouwd en komt niet in aanmerking voor vergoeding.
De proceskosten zijn onvoldoende onderbouwd en komen niet voor vergoeding in aanmerking.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
De benadeelde partijen zijn slachtoffer geworden van een feit waarbij meerdere daders betrokken waren. Het ligt voor de hand dat zij de schade die zij claimen als gevolg van dat feit, willen verhalen op alle opgespoorde daders. Dat in de correspondentie richting de slachtoffers ten onrechte alleen het parketnummer van medeverdachte [naam 10] is genoemd is een omstandigheid waar zij zelf geen invloed op hebben gehad. Zij mogen er niet de dupe van worden dat in die correspondentie niet alle parketnummers van de opgespoorde en vervolgde verdachten zijn genoemd. Zij zouden ten onrechte kunnen worden beperkt in hun verhaalsmogelijkheden, nu zij bij een toewijzing van de vordering én een eventuele veroordeling van [naam 10] slechts bij één dader verhaal zouden kunnen halen. Anderzijds zou bij een eventuele veroordeling van [naam 10] en de twee mededaders, en een toewijzing van de vorderingen, [naam 10] benadeeld worden omdat dan alleen hij aansprakelijk zou zijn voor de schade.
De rechtbank beschouwt de vorderingen daarom als ingediend in de zaken tegen alle verdachten in dit onderzoek.
Ten aanzien van de vordering van [naam 2]
Deze benadeelde partij vordert voor feit 1 een schadevergoeding van € 13.256,56 wegens geleden materiële en immateriële schade en een vergoeding voor proceskosten ter hoogte van € 968,-
Met betrekking tot het primaire verweer overweegt de rechtbank dat zij van oordeel is dat deze vordering op zichzelf niet van zodanige aard is dat daarvan reeds op voorhand kan worden gezegd dat behandeling van die vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit komt wordt het subsidiaire verweer verworpen.
Gelet op het meer subsidiair gevoerde verweer ten aanzien van alle posten betreffende de materiële schade zou naar het oordeel van de rechtbank nader onderzoek naar deze schadeposten nodig zijn. De benadeelde partij noch diens raadsman was ter terechtzitting aanwezig om vragen van de rechtbank over deze posten in verband met de gevoerde verweren te kunnen beantwoorden.
De rechtbank is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert als de zaak voor dit nader onderzoek zou moeten worden aangehouden. De benadeelde partij zal daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 3.000,- gevorderd in verband met geleden immateriële schade, te weten lichamelijk letsel en psychische schade. Hij heeft dit deel van de vordering onderbouwd met een verklaring van een arts over zijn lichamelijk letsel daterend van 2 november 2018.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen. De bijgevoegde verklaring van de arts is gedateerd, en nu verdere informatie ontbreekt is niet duidelijk wat de huidige medische situatie ten aanzien van het gebruik van de geraakte vingers is.
Vast staat wel dat lichamelijk letsel is opgelopen als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde onder 1 subsidiair. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot het toegekende deel van de vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor de bepaling van de proceskosten geldt dat die op dezelfde wijze worden begroot als in civiele zaken, wat betekent het hanteren van het liquidatietarief. Op basis daarvan betreft dat in dit geval een bedrag van € 180,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de gevorderde proceskosten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Omdat de schade is ontstaan door een strafbaar feit waarbij ook andere daders waren betrokken zal de rechtbank de toegekende schadevergoeding hoofdelijk toewijzen.
Ten aanzien van de vordering van [naam 1]
Deze benadeelde partij vordert aangaande feit 1 een schadevergoeding in verband met materiële schade van € 270,-, dat ziet op de gestolen iPhone, en een bedrag van € 350,- vanwege geleden immateriële schade.
Verder vordert zij vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 363,-.
Omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit komt wordt het primaire verweer verworpen.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van de verdediging overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is vrijgesproken van de diefstal van de iPhone. Het wel bewezenverklaarde feit betreft een poging tot afpersing, omdat onvoldoende is gebleken dat de iPhone in het bezit is gekomen van één van de daders. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij
niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De post immateriële schade ziet op gestelde psychische schade. Psychische schade kan voor vergoeding in aanmerking komen indien ex artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat dan sprake moet zijn van geestelijk letsel. Enkel psychisch onbehagen is niet voldoende. De benadeelde dient voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld.
Nu in dit geval niet blijkt van het vaststellen van het bestaan van geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde feit zal de rechtbank de benadeelde partij ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Nu geen schadevergoeding wordt toegekend, komen ook de proceskosten niet voor vergoeding door verdachte in aanmerking.
Ten aanzien van de vordering van [naam 3]
Deze benadeelde partij vordert aangaande feit 1 een schadevergoeding in verband met materiële schade van € 90,-, dat ziet op beschadigde kleding, en een bedrag van € 500,- vanwege geleden immateriële schade.
Verder vordert hij vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 363,-.
Omdat de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit komt wordt het primaire verweer verworpen.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van de verdediging het volgende.
Uit de vordering blijkt in de eerste plaats onvoldoende waarin de schade aan de jeans heeft bestaan. Uit het dossier blijkt niet van schade aan de broek van de benadeelde partij.
Verder wordt gesteld dat het t-shirt was gescheurd. Dit blijkt niet uit de verklaringen die de benadeelde partij heeft afgelegd tegenover de politie over het feit, en evenmin uit andere dossierstukken. Verder zijn de gevorderde bedragen niet met stukken onderbouwd. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade verwijst de rechtbank naar de overweging hierover met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [naam 1] .
Ook in dit deel van de vordering zal de rechtbank de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Nu geen schadevergoeding wordt toegekend, komen ook de proceskosten niet voor vergoeding door verdachte in aanmerking.

8.Het beslag

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47, 57, 63, 184, 266, 267, 285, 300, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair en het onder 6 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.7. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: Eenvoudige mishandeling;
feit 3: Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen gepleegd;
feit 4: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 5: Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, meermalen gepleegd ;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan
3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie werkdagen na afloop van zijn detentie in het kader van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland te Middelburg (Vrijlandstraat 33, telefoonnummer 088 804 1505) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een training agressiebeheersing, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door de trainer/begeleider zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd de reeds gestarte behandeling bij Forensische Zorg Zeeland zal voortzetten, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, voor zolang dit door de behandelaars, in overleg met de reclassering, noodzakelijk wordt geacht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcoholhoudende drank en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan ademonderzoek of urineonderzoek;
* andere voorwaarden het gedrag betreffende:
Verdachte heeft een inspanningsverplichting om zich te richten op een relevante dagbesteding in de vorm van werk zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- 1 simkaart ([nummer 2])
- 1 witte Samsung telefoon ( [nummer 1] );
Benadeelde partijen (feit 1 subsidiair)
[naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van € 1.500,- (vijftienhonderd euro) ter zake van immateriële schade, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 180,- (honderdtachtig euro);
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering, en bepaald dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 2] (feit 1 subsidiair), € 1.500,- (vijftienhonderd euro) te betalen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
[naam 1]
- verklaart de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
[naam 3]
- verklaart de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam 3] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. N.C.W. Haesen en mr. S. van der Burgh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 oktober 2019.
Mr. S. van der Burgh is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Eenheid Zeeland – West-Brabant, districtsrecherche Zeeland, nummer ZB1R018045 (onderzoek Kalander), bestaande uit een eindproces-verbaal met paginanummering 1 tot en met 692, en een aanvullend dossier met paginanummering 1 tot en met 203.
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] van 9 juli 2018, pagina 183, zesde, zevende, de op één na laatste en laatste alinea.
3.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] van 9 juli 2018, pagina 94, veertiende en vijftiende alinea, en pagina 95, derde alinea.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] van 2 juli 2018, pagina 284, zevende, achtste en negende (tot en met “…een plek waar we meer zicht hadden”) alinea.
5.Proces-verbaal van verhoor van aangever [naam 2] van 9 juli 2018, pagina 183, laatste alinea, pagina 184, laatste alinea, en pagina 185, vierde alinea (“dit was ook het moment dat ik zag dat [naam 10] [naam 1] vast had”).
6.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] van 9 juli 2018, pagina 95, vijfde, zevende en negende (“Ik zag dat [naam 10] voor mij kwam staan. [naam 10] hield mij vast”, “De Cubaanse jongen, die beste vriend van [naam 10] , stond bij de portierdeur van [naam 12] . Die man die onder invloed leek stond daar achter”) alinea.
7.Proces-verbaal van getuige [naam 3] van 2 juli 2018, pagina 284, negende ( “toen we terugkwamen …aan komen lopen”) en de op één na laatste alinea.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] van 9 juli 2018, pagina 184 vijfde alinea, pagina 185, eerste tot en met vierde (tot en met “…nog last van”) alinea.
9.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] van 9 juli 2018, pagina 95, de op één na laatste alinea, en pagina 96, eerste, tweede en zevende (tot en met “…over en weer werd geslagen”) alinea.
10.Proces-verbaal van getuige [naam 3] van 2 juli 2018, pagina 284, laatste alinea (tot en met “…of tas pakte”), en pagina 285, tweede en vierde alinea.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] van 9 juli 2018, pagina 185, vijfde (“ik zag dat Joshua uitstapte en toen begon die Antilliaanse man te schieten”) en zesde alinea.
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] van 9 juli 2018, pagina 185, de op één na laatste alinea.
13.Proces-verbaal van getuige [naam 3] van 2 juli 2018, pagina 284, laatste alinea.
14.Proces-verbaal van bevindingen van 3 juli 2018, pagina 255, tweede alinea van de bevindingen.
15.Proces-verbaal van relaas van 26 september 2018, pagina 14, derde alinea onder ‘Forensisch onderzoek’.
16.Proces-verbaal sporenonderzoek van 19 juli 2018 (aanvullend dossier), pagina 8, zesde alinea onder ‘Onderzoek plaats delict’.
17.Proces-verbaal sporenonderzoek van 19 juli 2018 (aanvullend dossier), pagina 7, onder ‘onderzoekslocatie’, pagina 8, derde alinea onder ‘Onderzoek plaats delict’, en pagina 9, laatste gedachtestreepje.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek van 19 juli 2018 (aanvullend dossier), pagina 9, het op twee na laatste gedachtestreepje.
19.Letselbeschrijving, opgemaakt op 25 oktober 2018 door forensisch geneeskundige E.M. Bakker, op pagina 6 (“schotverwonding van de rechter hand”).
20.Proces-verbaal van verhoor aangever [naam 2] van 9 juli 2018, pagina 184, eerste alinea onder ‘De mannen die rechts van mijn auto stonden:’.
21.Proces-verbaal van aangifte door [naam 1] van 9 juli 2018, pagina 97, zevende alinea.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 2 juli 2018, pagina 286, derde en vierde alinea.
23.Proces-verbaal van bevindingen van 10 juli 2018, pagina 332, met als bijlage foto’s van de WhatsApp-berichten tussen [naam 10] en zijn zus op pagina 333 tot en met 336.
24.Proces-verbaal van verdenking [verdachte] van 15 juli 1981, van 10 juli 2018, pagina 70, onder ‘Telefonisch contact [naam 10] ’.
25.Proces-verbaal van bevindingen contacten telefoon [verdachte] van 16 augustus 2018, pagina 524 (‘Op dinsdag …. (goednummer [nummer 1] )’), en pagina 525, gegevens in de tabel bij ‘ [naam 13] ’.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 2 juli 2018, pagina 286, derde en vierde alinea, en pagina 287, vijfde alinea.
27.Proces-verbaal van bevindingen detentiegegevens [naam 3] en [verdachte] van 11 augustus 2018, pagina 257, de op één na laatste alinea.
28.Processen-verbaal van binnentreden in woning [adres 3] te Terneuzen (pagina 355), [adres 2] te Terneuzen (pagina 378) en [adres 1] te Hulst (pagina 391).
29.Proces-verbaal van bevindingen doorzoeking van 10 juli 2018, pagina 359, laatste alinea.
30.Rapport van 24 oktober 2018 van het Nederlands Forensisch Instituut ‘Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Terneuzen op 1 juli 2018’, pagina 67, onder ‘Vest [ [nummer 1] ]’ en onder ‘Trainingsjack [ [nummer 1] ]’, en pagina 68, onder ‘Tasjes’.
31.Proces-verbaal van bevindingen van 4 augustus 2018, pagina 459, zesde alinea (boven ‘Whatsapp’), en pagina 460, eerste en derde gedachtestreepje.
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 14] van 3 juli 2018, pagina 292, en pagina 293, eerste alinea.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 15] van 1 augustus 2018, pagina 299, derde alinea onder ‘verklaring getuige’ en pagina 300, zevende en negende alinea.
34.Proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2018, pagina 628 en 629
35.Proces-verbaal van verhoor aangeefster van 9 juli 2018, pagina 104.
36.Proces-verbaal van bevindingen tonen foto [verdachte] van 11 juli 2018, pagina 106 en 107.
37.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de doorgenummerde pagina’s van het dossier van de Eenheid Zeeland – West-Brabant, nummer PL2000-2019202957Z.
38.Kleurenfoto’s op pagina 6 tot en met 8.
39.Het formulier ‘beschrijving letsel’, opgemaakt op 24 augustus 2019 door forensisch arts M. Weststrate, pagina 10 en het daarbij behorende ‘poppetjesformulier’ op pagina 11.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 17] van 24 augustus 2019 (00:04 uur), pagina 12, onder ‘verklaring getuige’ tweede alinea, en pagina 13, eerste alinea.
41.De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2019.
42.Proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2019, pagina 17, eerste alinea.
43.Proces-verbaal van aangifte van 24 augustus 2019, pagina 25, laatste alinea en pagina 26, eerste alinea.
44.Proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2019, pagina 17, tweede alinea.
45.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 september 2019.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 augustus 2019, pagina 44, elfde alinea.
47.Proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten van 24 augustus 2019, pagina 40 en 41.