Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vraag of de overgang van onroerende zaken van een maatschap naar een besloten vennootschap (B.V.) aan te merken is als een levering in de zin van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) en of deze levering belast is met overdrachtsbelasting. De belanghebbende, een B.V., was beherend vennoot van een commanditaire vennootschap (C.V.) waarin de onroerende zaken waren ingebracht. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een belaste juridische levering, ondanks het betoog van de belanghebbende dat zij slechts 'op naam' had gekregen en dat het economische belang bij de participanten was gebleven. De rechtbank verwierp ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat de belanghebbende niet had aangetoond dat er vergelijkbare gevallen waren waarin de inspecteur anders had geoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst.