ECLI:NL:RBZWB:2019:432

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
5 februari 2019
Zaaknummer
BRE 18_2641
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor recreatieve ontwikkeling aan de Veerse Dam

In deze zaak hebben de eiseressen, Zeeuwse Lagune B.V. en VOF Vrouwe in den Polder, beroep ingesteld tegen de weigering van de gemeente Noord-Beveland om een omgevingsvergunning te verlenen voor de realisatie van vier eilanden met hotelappartementen, recreatieappartementen en recreatiewoningen aan de Veerse Dam. De aanvraag om omgevingsvergunning werd ingediend op 11 september 2017, maar de gemeenteraad weigerde op 22 februari 2018 de benodigde verklaring van geen bedenkingen (vvgb) vanwege gewijzigde ruimtelijke inzichten en afbrokkelend maatschappelijk draagvlak voor het project. De rechtbank heeft op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van VOF Vrouwe in den Polder niet-ontvankelijk werd verklaard en het beroep van Zeeuwse Lagune B.V. ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad terecht de vvgb had geweigerd, omdat de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van de Veerse Dam en het Veerse Meer in het geding waren. De rechtbank concludeerde dat de gemeenteraad de belangen die zich tegen de realisatie van het project verzetten, doorslaggevende betekenis had toegekend, en dat deze keuze niet onjuist of onredelijk was. De rechtbank bevestigde dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was, en dat er geen grondslag was voor schadevergoeding of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/2641 WABO

uitspraak van 25 januari 2019 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

1. Zeeuwse Lagune B.V.gevestigd te Ritthem, eiseres sub 1;
2. VOF Vrouwe in den Polder,gevestigd te Middelburg, eiseres sub 2;
gemachtigde: mr. J.M. van Koeveringe
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, verweerder.

Procesverloop

Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 maart 2018 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het realiseren van vier eilanden met hotelappartementen, recreatieappartementen en recreatiewoningen op een nader aangeduid perceel in het Veerse Meer nabij de Veerse Dam (hierna: het project Zeeuwse Lagune).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 7 december 2018. Eiseressen hebben zich laten vertegenwoordigen door gemachtigden mr. J.M. van Koeveringe en M.P.H. Doeleman. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A. Mohuddy, mr. E.W.J. de Groot en W. Kouwer.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In 2004 is door de exploitant van restaurant Vrouwe in den Polder, M.P.H. Doeleman, het initiatief gestart om aan de Veerse Dam een verblijfsrecreatieve ontwikkeling te realiseren.
Dit heeft ertoe geleid dat op 17 februari 2009 door VOF Vrouwe in den Polder, de provincie Zeeland, de gemeente Veere, de gemeente Noord-Beveland, Rijkswaterstaat Zeeland en het Waterschap Zeeuwse Eilanden een samenwerkingsovereenkomst is gesloten met als doel om afspraken te maken over de ontwikkeling van het project aan de Veerse Dam. Onderdeel van deze ontwikkeling is de verplaatsing van het restaurant. Na deze datum heeft M.P.H. Doeleman de Zeeuwse Lagune B.V. opgericht, speciaal voor de realisering van het project.
Op 6 januari 2011 hebben de gemeente Veere, de gemeente Noord-Beveland, VOF Vrouwe in den Polder en de Zeeuwse Lagune B.V. een intentieovereenkomst gesloten. De intentie was gericht op het tot stand komen van een samenwerkingsovereenkomst, waarin de VOF Vrouwe in den Polder in ieder geval opgenomen wenste te zien dat de schadeloosstelling voor het medewerken aan de bedrijfsbeëindiging van het restaurant goed geregeld zou worden. Zeeuwse Lagune B.V. wenste in ieder geval opgenomen te zien dat de overeenkomst wordt aangegaan onder de opschortende voorwaarde dat de benodigde medewerking, waaronder de benodigde (onherroepelijke) vergunningen, is verleend door alle betrokken overheden. De beide gemeenten wensten in ieder geval in een te sluiten samenwerkingsovereenkomst opgenomen te zien dat hun medewerking de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid van haar organen onverlet laat.
Op 27 november 2014 heeft de gemeenteraad van Noord-Beveland het “Ruimtelijk Toetsingskader Ontwikkelingslocatie Veerse Dam” vastgesteld. Zeeuwse Lagune B.V. is uitgenodigd een projectaanvraag in te dienen dat past binnen het toetsingskader. Daarbij is aangegeven dat, na goedkeuring van het project, de onderhandelingen over het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst zullen worden heropend en dat, tot het moment dat de samenwerkingsovereenkomst is gesloten, Zeeuwse Lagune B.V. geheel voor eigen rekening en risico handelt.
Vervolgens heeft verweerder een concept van een anterieure samenwerkingsovereenkomst aan de gemeenteraad van Noord-Beveland voorgelegd, maar in de raadsvergadering van 8 december 2016 heeft de gemeenteraad besloten niet in te stemmen met het voornemen van verweerder om de anterieure overeenkomst te sluiten.
Omdat een (ontwerp)bestemmingsplan, waarin het project zou zijn opgenomen, op dat moment niet langer in de lijn der verwachting lag, heeft Zeeuwse Lagune B.V. op 11 september 2017 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het realiseren van het project ingediend.
Deze aanvraag is aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in 2.1, eerste lid, sub a en sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het bouwen en gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan die alleen verleend kan worden indien toepassing gegeven wordt aan artikel 2.12, eerste lid, sub a, aanhef en onder 3°, van de Wabo. Gelet hierop is de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (uov) van toepassing.
Verweerder heeft op 12 oktober 2017 de ontwerp-weigering van de gevraagde omgevingsvergunning en de ontwerp-weigering van de benodigde verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van de gemeenteraad ter inzage gelegd. Binnen de termijn van zes weken heeft Zeeuwse Lagune B.V. haar zienswijze kenbaar gemaakt. Ter zitting is namens de VOF Vrouwe in den Polder verklaard dat ook zij een zienswijze heeft ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning voor het project geweigerd onder verwijzing naar de door de gemeenteraad op 22 februari 2018 geweigerde vvgb. De gemeenteraad heeft de vvgb geweigerd omdat in de loop der tijd de (ruimtelijke) inzichten rond bebouwing in het Veerse Meer nabij de Veerse Dam zijn gewijzigd alsook het maatschappelijk draagvlak voor het project.
2.1
Artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2
Naar het oordeel van de rechtbank is VOF Vrouwe in den Polder niet-ontvankelijk in haar beroep. De aanvraag om omgevingsvergunning is niet mede ingediend door de VOF Vrouwe in den Polder. Zij heeft ter zitting betoogd dat ze belang heeft bij de geweigerde omgevingsvergunning omdat de verplaatsing van het restaurant onderdeel uitmaakt van het project. Het al dan niet verplaatsen van het restaurant is echter niet rechtstreeks afhankelijk van het al dan niet weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning, maar van de afspraken die VOF Vrouwe in den Polder daarover heeft gemaakt met derden. Dit maakt dat zij een van die afspraken afgeleid belang heeft bij het bestreden besluit.
3. Zeeuwse Lagune B.V. heeft in beroep aangevoerd dat de gemeenteraad onjuist en onvolledig is voorgelicht over de relevante (achterliggende) feiten en ten onrechte is voorbijgegaan aan het gerechtvaardigd vertrouwen dat medewerking aan het project zou worden verleend. Daarbij heeft Zeeuwse Lagune B.V. zich op het standpunt gesteld dat het project niet in strijd is met de provinciale Verordening ruimte en ook niet met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Voorts is volgens haar het project ten onrechte getoetst aan de Kustvisie.
4. Artikel 6.5, eerste lid, van het Bor bepaalt dat voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet wordt verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft.
Ingevolge artikel 6.5, tweede lid, van het Bor kan de verklaring slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
5. De rechtbank stelt voorop dat uit dit toetsingskader voortvloeit dat verweerder gehouden was de vergunning te weigeren omdat de gemeenteraad de vvgb heeft geweigerd. Voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit betekent dit dat de rechtbank op basis van de beroepsgronden moet nagaan of verweerder mocht afgaan op de juistheid van de geweigerde vvgb.
5.1
Als die weigering op onjuiste of onvolledige informatie of aannames is gebaseerd, zoals Zeeuwse Lagune B.V. heeft betoogd, dan zou het op de weg van verweerder hebben gelegen om hier nader onderzoek naar te doen. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet gebleken dat de gemeenteraad zich heeft gebaseerd op zodanig onjuiste of onvolledige informatie dat verweerder de weigering van de vvgb niet zonder meer aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen.
5.2
Voorts overweegt de rechtbank dat de voorgeschiedenis van het project, zoals in rechtsoverweging 1 is weergegeven, geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van Zeeuwse Lagune B.V. dat de rechtens te honoreren verwachting is gewekt dat de gemeenteraad zou instemmen met de realisering van het project. Door verweerder is steeds een slag om de arm gehouden en uiteindelijk heeft de gemeenteraad op 8 december 2016 niet ingestemd met het aangaan van de anterieure samenwerkingsovereenkomst. Blijkens de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde Antwoordnotitie (de weerlegging van de zienswijze van Zeeuwse Lagune B.V.), was de reden om niet in te stemmen gelegen in de ingekomen zienswijzen, de Verordening ruimte, de beleidsmatige ontwikkelingen op provinciaal en rijksniveau alsmede de afbrokkelende steun van de samenwerkingspartners. De gewijzigde ruimtelijke inzichten zijn vervolgens ook ten grondslag gelegd aan de geweigerde vvgb.
6. Hierna zal worden beoordeeld of de ruimtelijke inzichten zodanig zijn gewijzigd dat de gemeenteraad dit in redelijkheid aan de weigering ten grondslag heeft kunnen leggen. Aan de eveneens aan de weigering ten grondslag gelegde afbrokkeling van het maatschappelijk draagvlak voor het project kan in deze ruimtelijke ordeningsprocedure slechts gewicht worden toegekend indien en voor zover dat neerslag heeft gevonden in (nieuw) ruimtelijk beleid.
6.1
De Veerse Dam is in het Barro aangewezen als onderdeel van het Kustfundament.
6.1.1
Artikel 2.3.2. van het Barro bepaalt dat in een bestemmingsplan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, geen activiteiten mogelijk worden gemaakt die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee.
6.1.2
Verweerder heeft deze bepaling aangehaald in de Antwoordnotitie. Ter zitting heeft hij in dit verband betoogd dat op grond van deze bepaling ook het uitzicht op het Veerse Meer gevrijwaard moet blijven van belemmeringen. De rechtbank kan verweerder hier niet in volgen. Het project is geprojecteerd aan de binnenzijde van de Veerse Dam en van daaruit wordt het zicht op de horizon niet belemmerd. Artikel 2.3.2 van het Barro vormt daarom op zich geen belemmering voor het realiseren van het project.
6.2.1
Artikel 2.3.5., eerste lid, van het Barro bepaalt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden buiten het stedelijk gebied ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan geen nieuwe bebouwing mogelijk maakt.
6.2.2
Blijkens pagina 23 van de Ruimtelijke Onderbouwing “De Zeeuwse Lagune” zijn de hotelappartementengebouwen en de recreatiewoningen geheel buiten het kustfundament geprojecteerd, maar is voor enkele bouwkundige onderdelen (een deel van de bergingen voor de appartementen, de inrit van de parkeergarage, enkele damwanden) en de hoofdontsluiting in de vorm van een brug, een ontheffing van de Minister vereist. Die ontheffing is geregeld in artikel 3.2, eerste lid, van het Barro. Daarin is bepaald dat Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister die het aangaat, op aanvraag van burgemeester en wethouders of van gedeputeerde staten ontheffing kan verlenen van de bepalingen van hoofdstuk 2, indien de verwezenlijking van het gemeentelijk onderscheidenlijk provinciaal ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die bepalingen te dienen nationale belangen.
6.2.3
Zeeuwse Lagune B.V. heeft betoogd dat op verlening van de ontheffing kon en mocht worden gerekend omdat het project door Rijkswaterstaat is aangemerkt als pijplijnproject. De rechtbank overweegt dat de door Zeeuwse Lagune B.V. bedoelde pijplijnstatus niet betekent dat de vereiste ontheffing ook verleend zou gaan worden. De gemeenteraad van Noord-Beveland vindt het project niet (langer) passend binnen de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Daarom ligt het niet in de rede dat verweerder de ontheffing zou willen aanvragen en vormt artikel 2.3.5, eerste lid, van het Barro op zich een belemmering voor het realiseren van het project. De rechtbank tekent hierbij aan dat op blz. 65 van de herziene versie van het Omgevingsplan (d.d. 11 maart 2016) is aangegeven dat het Rijk overweegt de nieuwe Beleidslijn Kust door te vertalen in het Barro. Dat betekent dat nieuwe bouwmogelijkheden in het kustfundament vanuit Rijksoptiek voortaan alleen nog maar worden bepaald door eisen vanuit waterveiligheid. Hiermee wordt het zwaartepunt van beleid verschoven naar de provincie.
6.3.1
Ingevolge artikel 2.11.a, eerste lid, van de provinciale Verordening ruimte wordt in een bestemmingsplan voor de op kaart 12, behorende bij deze verordening, aangegeven gebieden met de aanduiding Kustfundament nieuwe bebouwing of uitbreiding van bestaande bebouwing uitsluitend toegelaten met inachtneming van de overige bepalingen van deze verordening en indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van bebouwing in bestaand bebouwd gebied of een hotspot zoals bedoeld in het Omgevingsplan dan wel in de bebouwingsconcentratie Nieuw-Haamstede of Cadzand Bad. Bij bebouwing in een hotspot wordt in de toelichting bij het bestemmingsplan tevens aannemelijk gemaakt dat de ontwikkeling de aanwezige omgevingskwaliteiten nadrukkelijk versterkt, onderscheidende recreatieve kwaliteiten toevoegt en wordt voorzien van een goede inbedding in het landschap.
6.3.2
In het provinciale Omgevingsplan 2012 – 2018 is de onderhavige locatie (op de Recreatiekansenkaart) aangewezen als hotspot. Op blz. 27 van het Omgevingsplan is als uitgangspunt voor de hotspots aangegeven dat meerdere kansrijke (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen worden gecombineerd tot initiatieven met een economische meerwaarde voor het gebied. In de hotspots wil de provincie samen met gemeenten, bedrijven en (nieuwe) investeerders uitwerking geven aan een toekomstbestendig verblijfsrecreatief product. Per hotspot wordt op de recreatiekansenkaart inzichtelijk gemaakt welke kansen er voor het desbetreffende gebied liggen. Voor de hotspot op de Veerse Dam biedt de legenda kansen aan een camping, een hotel en een recreatiewoningcomplex. Ook andere ontwikkelingen die bijdragen aan het realiseren van een samenhangend verblijfsrecreatief product zijn mogelijk. Bij de nadere uitwerking van de hotspots ziet de provincie nadrukkelijk een rol weggelegd voor zichzelf.
6.3.3
Volgens Zeeuwse Lagune B.V. biedt het vorenstaande ruimte om het project in overeenstemming te achten met de Verordening ruimte en het Omgevingsplan. Daarbij heeft zij, onder verwijzing naar de ruimtelijke onderbouwing van Rho, gesteld dat de aanwezige omgevingskwaliteiten worden versterkt.
6.3.4
In de Memo van Plan&Project van 3 januari 2018 is het project getoetst aan artikel 2.17 van de Verordening ruimte. Geconcludeerd is dat sprake is van aantasting van het zichtbeeld langs en op de Veerse Dam. Daarnaast is geconcludeerd dat sprake is van een significante aantasting van de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten van het Veerse Meer. Deze conclusies, die ondersteund worden door de bevindingen van Juurlink + Geluk in hun Ruimtelijk Landschappelijke Beoordeling van het project, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk. Het project heeft een totale omvang van ongeveer 2,7 ha en heeft een bouwhoogte van 15 meter. Deze conclusies bevestigen daarom dat de gemeenteraad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat realisering van het project geen versterking van de aanwezige omgevingskwaliteiten betekent.
6.4
In het verlengde van het vorenstaande overweegt de rechtbank dat volgens zowel Rho als Plan&Project de Veerse Dam als onderdeel van de Deltawerken is aangewezen als landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol lijnelement als bedoeld in artikel 2.17 van de Verordening ruimte. En volgens beide bureaus is het Veerse Meer aangewezen als landschappelijk waardevol vlakelement als bedoeld in artikel 2.17 van de Verordening ruimte. De rechtbank acht dit juist.
6.4.1
Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, van de Verordening ruimte, zoals deze bepaling sedert 11 maart 2016 luidt, wordt in de toelichting bij een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor landschappen, landschapselementen of cultuurhistorische elementen vermeld in bijlage 5 bij deze verordening en aangegeven op kaart 11, behorende bij deze verordening, inzicht gegeven in de landschappelijke respectievelijk cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen.
Artikel 2.17, tweede lid, van de Verordening ruimte bepaalt dat in een bestemmingsplan geen bestemmingen worden aangewezen of regels worden gesteld die, ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan, mogelijk maken dat de in het eerste lid bedoelde landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen significant worden aangetast.
Krachtens artikel 2.17, derde lid, van de Verordening ruimte is het tweede lid niet van toepassing op het aanwijzen van bestemmingen of het geven van regels waarbij:
a. sprake is van een groot openbaar belang en
b. er geen reële andere mogelijkheden zijn en
c. de negatieve effecten op de in het eerste lid bedoelde landschappelijke en cultuurhistorische waarden, oppervlakte en samenhang van de gronden of elementen zoveel mogelijk worden beperkt door het treffen van mitigerende maatregelen en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd volgens de in bijlage 4 beschreven voorwaarden.
Op grond van artikel 2.17, vierde lid, van de Verordening ruimte wordt tot een groot openbaar belang in ieder geval gerekend de veiligheid, de drinkwatervoorziening, inrichtingen voor de opwekking van elektriciteit met behulp van windenergie of de plaatsing van installaties voor de opsporing, winning, opslag of het transport van olie en gas.
6.4.2
Naar het oordeel van de rechtbank kan, mede gelet op de in het vierde lid gegeven voorbeelden, niet gezegd worden dat het project van groot openbaar belang is. Daarmee is voor overeenstemming met artikel 2.17, tweede lid, van de Verordening ruimte van belang dat met het project de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de Veerse Dam en het Veerse meer, niet significant worden aangetast.
6.4.3
In de hiervoor al genoemde Memo van Plan&Project is aangegeven dat het te beschermen uitzicht over het Veerse Meer, vanaf de Veerse Dam, over een lengte gaat van ongeveer 1.350 meter. De eilanden van het project zijn gepositioneerd in een lengte van ongeveer 300 meter evenwijdig aan de dam (met twee doorzichtpunten in deze lengte). Volgens Plan&Project betekent dit dat het te beschermen uitzicht, bezien vanuit deze lengtes, voor ongeveer 20 – 25% vermindert en dat is een significante aantasting. Daarnaast heeft Plan&Project geconcludeerd dat ook sprake is van een significante aantasting van de samenhang tussen de landschappelijke waarden en kwaliteiten van het Veerse Meer en de Veerse Dam.
6.4.4
Naar het oordeel van de rechtbank bevestigen deze niet onjuist te achten bevindingen van Plan&Project dat de gemeenteraad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het project in strijd is met artikel 2.17 van de Verordening ruimte.
6.5.1
Voorts overweegt de rechtbank dat de provincie Zeeland, tezamen met de Zeeuwse kustgemeenten en andere belanghebbenden, bezig is met het opstellen van de Zeeuwse Kustvisie. In deze kustvisie staan drie opgaven centraal: het behouden en versterken van de dijken en stranden, de natuur- en landschapswaarden en de toekomst van recreatiesector. Op blz 29 en 30 van de Zeeuwse Kustvisie staat onder meer dat de Veerse Dam, afgezien van een aantal loopbruggen over de weg en strandpaviljoens aan de zeezijde, geen bebouwingselementen met een permanent karakter heeft. Het ruime en open zicht op Veere maakt de landinwaartse beleving uniek. Deze beleving zorgt ervoor dat het één van de meest hoogwaardige open ruimten van het Zeeuwse kustlandschap is. Het behoud van het openbaar karakter, openheid en de vrije blik op Veere zijn belangrijke uitgangspunten die gewaarborgd moeten blijven. De Veerse Dam biedt ruimte voor een kwaliteitsverbetering van de bestaande surfschool en de vestiging van een duiklocatie. Beide (dag)recreatieve activiteiten hebben een kleinschalig karakter en maken onderdeel uit van – en dragen bij aan - een brede kwaliteitsimpuls van de Veerse Dam. Verdere nieuwe bebouwing op de dam is niet mogelijk, aldus de Zeeuwse Kustvisie.
6.5.2
Zeeuwse Lagune B.V. moet worden nagegeven dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, de Zeeuwse Kustvisie nog geen geldend beleid was. Maar op 9 oktober 2017 hebben alle betrokken partijen, waaronder de gemeente Noord-Beveland, het “Convenant Zeeuwse Kustvisie: Samen sterk voor de Zeeuwse Kust” ondertekend. Daarmee was al vóór het nemen van het bestreden besluit duidelijk dat de gemeente Noord-Beveland meer nadruk zou gaan leggen op het behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden ter hoogte van de Veerse Dam. En dat dit ten koste zou gaan van verdere toeristische bebouwing.
6.6.
Resumerend stelt de rechtbank vast dat de voor de beoordeling van het project relevante ruimtelijke regels en beleidsdocumenten aanknopingspunten bevatten die zowel vóór als tegen het project pleiten. De gemeenteraad van Noord-Beveland heeft doorslaggevende betekenis toegekend aan de belangen die zich tegen realisatie van het project verzetten. De rechtbank acht deze keuze, en daarmee de weigering van de vvgb, niet onjuist of onredelijk.
7. Gegeven dit oordeel over de geweigerde vvgb heeft verweerder terecht de omgevingsvergunning voor het project geweigerd.
8. Het beroep van Zeeuwse Lagune B.V. zal daarom ongegrond verklaard worden. Dit betekent dat er geen grondslag is voor vergoeding van de door Zeeuwse Lagune B.V. gestelde schade. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van VOF Vrouwe in den Polder niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep van Zeeuwse Lagune B.V. ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. V.E.H.G. Visser en
mr. M.G.J. Maas-Cooymans, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.