ECLI:NL:RBZWB:2019:4310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
02-185310-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over bezwaarschrift tegen opgelegde beperkingen in strafzaak

Op 1 oktober 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een strafzaak tegen een verdachte die gedetineerd is in PI Middelburg. De zaak betreft een bezwaarschrift dat op 26 september 2019 is ingediend tegen de door de officier van justitie opgelegde beperkingen in het belang van het onderzoek. De verdediging voerde aan dat het handhaven van deze beperkingen in strijd is met het vertrouwensbeginsel, omdat de officier van justitie op 24 september 2019 had toegezegd dat de beperkingen uiterlijk op 1 oktober 2019 zouden worden opgeheven. De rechtbank heeft het strafdossier bestudeerd en zowel de officier van justitie, de verdachte als de raadsman gehoord. De rechtbank concludeert dat de toezegging van de officier van justitie ondubbelzinnig was en dat de verdachte hierop heeft mogen vertrouwen. Aangezien de beperkingen nog steeds van kracht zijn, handelt de officier van justitie in strijd met zijn toezegging. De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond en bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde beperkingen direct zullen worden opgeheven. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 1 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-185310-19
beslissing op bezwaarschrift tegen beperkingen in het belang van het onderzoek van de raadkamer d.d. 01 oktober 2019
(artikel 62a Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres]
feitelijk verblijfsadres:
[verbllijfadres] ,
nu gedetineerd in PI Middelburg- locatie Torentijd.
Raadsman mr. H.M. Dunsbergen.

Procedure

Op 26 september 2019 is op de griffie van deze rechtbank een bezwaarschrift ingekomen dat strekt tot opheffing van de door de officier van justitie opgelegde beperkingen in het belang van het onderzoek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft de officier van justitie, de verdachte en de raadsman gehoord.

Beoordeling

Door de verdediging is het verweer gevoerd dat het handhaven van de beperkingen in strijd is met het vertrouwensbeginsel aangezien de officier van justitie ter zitting van 24 september 2019 de toezegging heeft gedaan dat de beperkingen uiterlijk 1 oktober 2019 worden opgeheven. De rechtbank overweegt het volgende. In het proces-verbaal van de zitting van 24 september 2019 is als standpunt van de officier van justitie vermeld dat ‘de beperkingen er uiterlijk 1 oktober af zullen gaan. Ik verzoek u om het bezwaarschrift op dit moment ongegrond te verklaren.’. Zoals uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt geldt het zittingsproces-verbaal in beginsel als enige kenbron voor de aldaar in acht genomen vormen en mededelingen. Daar van uitgaande is door de officier van justitie op 24 september 2019 de ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging gedaan dat de aan verdachte opgelegde beperkingen uiterlijk 1 oktober 2019 zouden worden opgeheven. Verdachte heeft hierop mogen vertrouwen. De rechtbank stelt vast dat de beperkingen nog steeds van kracht zijn. Daarmee handelt de officier van justitie in strijd met zijn toezegging van 24 september 2019 en is er sprake van strijd met het vertrouwensbeginsel. Hetgeen de officier van justitie ter zitting van 1 oktober 2019 naar voren heeft gebracht, maakt dit niet anders.
De conclusie van het voorgaande is dat het verweer doel treft. Het bezwaarschrift zal gegrond worden verklaard.
.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het bezwaarschrift gegrond;
bepaalt dat de aan verdachte opgelegde beperkingen direct zullen worden opgeheven.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 01 oktober 2019 door:
mr. G.H. Nomes, voorzitter,
mr. I.M. Josten en mr. E.J. Zuijdweg, rechters,
in tegenwoordigheid van M.A. de Waard-Nooitgedagt, griffier.
voor executie,
de officier van justitie.