Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 5 februari 2019 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,
- het besluit van 20 juni 2018 wordt herroepen (lees: ingetrokken);
- verzoeker een medisch onderzoek moet laten doen naar de vraag of hij nog wel geschikt is om te rijden;
- verzoeker tot de uitslag van het onderzoek niet mag rijden.
gezegddat er een melding van die datum is. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen en zal bij de beoordeling van deze zaak van dit gegeven uitgaan.
“Het meest recente feit […] is ten tijde van de mededeling niet langer dan zes maanden geleden geconstateerd. […] Een uitzondering is slechts mogelijk, indien in de aard van de zaak gelegen omstandigheden dit rechtvaardigen.”
Nog even een korte samenvatting en waar leidt dit allemaal toe?
Beslissing
- schorst bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit tot drie weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat deze voorziening onmiddellijk vervalt indien verzoeker in deze periode nogmaals als bestuurder van een motorvoertuig wordt staande gehouden en daarbij wordt vastgesteld dat hij onder invloed is van drogerende stoffen;
- draagt het CBR op het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoeker te vergoeden.