6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Zij zijn in de nachtelijke uren de woning van het slachtoffer binnengedrongen door een ruit in de voordeur te forceren. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer, die op dat moment in bed lag, bedreigd door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn hoofd te richten. Zij waren uit op de inhoud van de kluis. Terwijl verdachte bij het slachtoffer bleef en hem onder schot hield, heeft medeverdachte [Medeverdachte] de kluissleutel weten te bemachtigen en de kluis geopend. Toen bleek dat de kluis leeg was, hebben zij de woning van verdachte overhoop gehaald. Uiteindelijk hebben verdachte en zijn mededader(s) de telefoon (Huawei) en een hoeveelheid geld van het slachtoffer gestolen.
Deze gebeurtenis is voor hem een bijzonder traumatische ervaring geweest. Dit blijkt niet alleen uit het feit dat hij bij zijn aangifte heeft verklaard dat hij op het moment dat het wapen op zeer korte afstand van zijn hoofd werd gehouden doodsangsten uitstond en in paniek was. Dit volgt ook uit de toelichting op zijn schadevordering, waarin staat vermeld dat hij zich sinds het voorval onveilig voelt in zijn woning en daarom een periode van zes weken tijdelijk bij zijn moeder heeft verbleven. Ook heeft verdachte als gevolg van de overval slaapproblemen, vermoeidheid en stress opgelopen. Op 4 december 2018 had het slachtoffer zich naar aanleiding van een eerdere overval reeds ziek gemeld bij zijn werkgever. Door psychische problemen heeft hij gedurende langere tijd niet kunnen werken en daardoor langer in de ziektewet gezeten.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). De rechtbank gaat daarom uit van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
De rechtbank acht strafverzwarend dat er ten aanzien van de woningoverval geen sprake is geweest van een impulsieve actie maar van een weloverwogen keuze en een doordacht plan, aangezien verdachte en de mededader(s) meerdere voorverkenningen hebben verricht en er onderling codes zijn afgesproken omtrent het verloop van de overval. Daarnaast is er bij de woningoverval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikt, hetgeen verdachte heeft meegenomen en vastgehouden, en zijn verdachte en de mededaders(s) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd door middel van braak de woning van het slachtoffer binnengetreden. De rechtbank weegt niet in strafverzwarende zin mee dat het slachtoffer een ernstige lichamelijke beperking heeft. Er zijn immers geen aanwijzingen dat verdachte en zijn mededader om deze reden de woning van het slachtoffer hadden gekozen.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de zeer jonge leeftijd van verdachte, alsmede het feit dat hij het tenlastegelegde feit volmondig heeft bekend. Ook heeft de rechtbank daarbij gezien dat verdachte ter zitting zijn excuses heeft aangeboden aan het slachtoffer van de woningoverval.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Voorts slaat de rechtbank acht op de Pro Justitia rapportage d.d. 19 maart 2019, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een lichte stoornis in cannabisgebruik. Ten tijde van het tenlastegelegde was sprake van voornoemde psychische problematiek. Deze problematiek staat echter niet in verband met het tenlastegelegde. Verdachte moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien en om zijn wil overeenkomstig dit inzicht in vrijheid, dus vrij van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling, te kunnen bepalen. Geadviseerd wordt derhalve om het tenlastegelegde, indien bewezen, verdachte volledig toe te rekenen.
Statistisch gezien valt verdachte binnen de groep met een lage kans op herhaling van gewelddadig gedrag. Er zijn beperkte beschermende factoren aanwezig, waarbij met name zijn moeder een rol speelt. Binnen het vrijwillig kader zou verdachte hulp kunnen gebruiken bij zijn stoornis in cannabisgebruik.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 3 juli 2019 blijkt dat er bij verdachte een relatie bestaat tussen het delictgedrag, de financiën, de huisvesting en het sociaal netwerk. Er was voorafgaande aan het delictgedrag sprake van een groter wordend gebrek aan financiële middelen en geen zicht op het verkrijgen van een vaste woonruimte. Dit resulteerde bij verdachte in een toenemende mate van spanningen en stress, waardoor hij vanuit een financieel motief heeft besloten in te gaan op een aanbod van een van zijn vrienden, hetgeen uitmondde in een woningoverval. Er kan worden gesproken van criminele contacten. Verdachte erkent dat hij veel met 'verkeerde personen' in aanraking kwam en beschrijft eerdere pogingen om met delictgedrag (drugshandel) een inkomen te genereren. Ook dit zou vanuit zijn sociaal netwerk zijn gegaan. Verdachte neemt volledige verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag en erkent dat hij vooraf onvoldoende heeft nagedacht over de gevolgen op lange termijn. Hij toont voldoende probleembesef en is slachtofferbewust. Hij is in staat op zijn gedrag te reflecteren en kan gedragsalternatieven benoemen. De gevolgen van huidige strafzaak hebben hem doen inzien dat hij enkel meer problemen heeft gekregen en over zijn eigen grenzen en vooral over die van anderen is gegaan. In de basis lijkt verdachte een prosociale attitude te hebben en streeft hij maatschappelijk geaccepteerde doelen na. Dit kan als beschermende factor worden gezien. De problemen die er waren voor betrokkene tot het delictgedrag kwam, zijn nog steeds aanwezig. Hierdoor kan niet geheel worden uitgesloten dat betrokkene bij opnieuw toenemende spanningen en onzekerheid niet opnieuw tot delictgedrag komt. Gebleken is namelijk dat betrokkene tot ernstig delictgedrag in staat is bij aanhoudende problemen, ondanks dat hij probleembesef toont. Om de recidivekans te verlagen is het daarom noodzakelijk om in te zetten op het stabiliseren van de verschillende leefgebieden. Voorts wordt het van belang geacht dat verdachte scholing of werk vindt. Gelet op zijn leeftijd, alsmede het feit dat verdachte over voldoende handelingsvaardigheden lijkt te beschikken, wordt geadviseerd het commune strafrecht toe te passen en aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en de verplichting mee te werken aan middelencontrole.
Hoewel de rechtbank zich bewust is van de ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden, ziet zij daarentegen ook dat er sprake is van een jonge verdachte. Hij was tijdens het plegen van het feit net 18 jaar. Dat is voor de rechtbank sterk medebepalend voor de op te leggen straf. Zij neemt daarbij nadrukkelijk in aanmerking dat het LOVS oriëntatiepunt voor straftoemeting bij een woningoverval door een minderjarige aanmerkelijk lager ligt dan dat voor meerderjarigen. Gelet op het vorenstaande, alsmede de inhoud van het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat er een reëel perspectief is dat verdachte zijn leven een andere wending kan geven, ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarbij ziet de rechtbank aanleiding een fors voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Alles afwegende zal zij aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest, en daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen conform het reclasseringsadvies, te weten de meldplicht en de verplichting mee te werken aan middelencontrole. Daarnaast zal de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer aan verdachte opleggen.