Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
Betrokkene komt binnen en vraagt direct naar de naam van de kantonrechter. De
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 2 januari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een verkeerssanctiezaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen mr. Borm, de kantonrechter die belast was met de behandeling van het beroep van de verzoeker, dat voortvloeide uit een opgelegde sanctie wegens een snelheidsovertreding. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek mondeling ingediend tijdens de zitting op 18 december 2018, maar de kantonrechter weigerde in te stemmen met het verzoek.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet deugdelijk was gemotiveerd. De verzoeker had geen specifieke bezwaren tegen de kantonrechter geuit, maar had in plaats daarvan algemene beschuldigingen geuit over de rechterlijke macht in Nederland. Dit voldeed niet aan de wettelijke vereisten voor een wrakingsverzoek, dat gemotiveerd moet zijn op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.
De wrakingskamer besloot het verzoek buiten behandeling te laten en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen. De behandeling van de oorspronkelijke zaak, met zaaknummer 7156931 MB VERZ 18-362, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters M. Peters, A. van Kralingen en J. Breeman, met de Jong als griffier.