ECLI:NL:RBZWB:2019:381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2019
Publicatiedatum
1 februari 2019
Zaaknummer
BRE 18_5097
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de voorwaarden voor verstrekking

Op 1 februari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 28 juni 2018, waarin de toekenning van een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) werd behandeld. De eiser ontving al een maatwerkvoorziening en had verzocht om deze te wijzigen naar een persoonsgebonden budget (pgb) voor zorg van TOF Wonen, in plaats van zorg in natura van Amarant. Het college had echter geoordeeld dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een pgb, omdat hij niet in staat werd geacht om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

Tijdens de zitting op 21 december 2018 werd de eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en een vertegenwoordiger van TOF Wonen. De rechtbank oordeelde dat het college zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de situatie van de eiser en dat er geen aanknopingspunten waren dat de eiser meer uren individuele begeleiding nodig had dan de drie uur per week die was toegekend. De rechtbank concludeerde dat de keuze voor een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, TOF Wonen, voor rekening en risico van de eiser kwam. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, omdat niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 2.3.6, tweede lid onder a, van de Wmo, waardoor het college niet gehouden was een pgb aan de eiser te verstrekken.

De rechtbank benadrukte dat de eiser, gezien zijn verstandelijke beperking en ongeletterdheid, niet in staat was om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat de dochter van de eiser, die ook onder bewind stond, niet in staat was om de zorg te toetsen op kwaliteit, waardoor de aan het pgb verbonden taken niet op verantwoorde wijze konden worden uitgevoerd. De rechtbank wees erop dat de zorg in natura door Amarant werd geleverd en dat de eiser de keuze voor TOF Wonen zelf had gemaakt, wat zijn risico was.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/5097 WMO15

uitspraak van 1 februari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] eiser,

gemachtigde: mr. I. Sangster,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (college),verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 juni 2018 (bestreden besluit) van het college over de toekenning van een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 21 december 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door [naam persoon] van TOF Wonen. Namens het college is [naam vertegenwoordiger] verschenen.

Feiten en omstandigheden

1. Eiser ontvangt een maatwerkvoorziening individuele begeleiding op grond van de Wmo. Op 20 december 2017 heeft hij een melding gemaakt bij het college ter verlenging en wijziging van deze voorziening. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij zorg wil ontvangen van TOF Wonen middels een persoonsgebonden budget (pgb) in plaats van zorg in natura van Amarant.
Naar aanleiding van de melding van eiser is het college een onderzoek gestart, waarna er een nieuw plan van aanpak is opgesteld. Bij besluit van 4 april 2018 (primair besluit) heeft het college besloten om aan eiser voor de periode van 10 oktober 2017 tot en met 9 oktober 2018 individuele begeleiding voor drie uur per week in de vorm van zorg in natura door Amarant toe te kennen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 16 april 2018 heeft het college de individuele begeleiding per 11 januari 2018 beëindigd omdat Amarant heeft laten weten dat eiser hier geen gebruik meer van maakt.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Beroepsgronden

2. Eiser is van mening dat het college onvolledig en niet objectief onderzoek heeft gedaan. Hij stelt dat het college enkel af gaat op het oordeel van Amarant en zijn voormalig bewindvoerder waardoor ten onrechte is geoordeeld dat hij niet in staat zou zijn, ook niet met hulp van anderen, om een pgb te beheren. De toekenning betreft volgens het bestreden besluit ‘cliënt profiel 1210 VG middel’ voor drie uur per week. Nergens blijkt uit waarop die indicatie is gebaseerd. Volgens eiser heeft het college de drie uur per week gebaseerd op het oordeel van Amarant dat dit toereikend is. Eiser stelt dat het college hier niet van uit mag en kan gaan, omdat de door Amarant geleverde zorg niet passend was. Eiser geeft aan dat hij hulp nodig heeft bij zijn financiën, te weten om in de schuldhulpverlening te komen en bij de afhandeling van post en bankzaken. Ook heeft hij bijsturing nodig bij de huishouding, met name voor de hygiëne. Eiser is dan ook van mening dat het college ten onrechte uit gaat van de veronderstelling dat hij begeleiding vraagt voor zorg die daar niet onder valt. Voor zover het college de indicatie voor drie uur hierop baseert is het besluit op onjuiste gronden genomen. Op grond van het voorgaande is eiser van mening dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is. Er is een indicatie voor begeleiding en de door TOF Wonen geleverde zorg voldoet aan de gestelde eisen die aan een pgb zorgverlener worden gesteld. TOF Wonen levert de zorg op dit moment nog steeds maar eiser kan de zorg niet betalen vanuit zijn eigen inkomen. Eiser is bang dat zijn situatie weer zal verslechteren.

Wettelijk kader

3. De van belang zijnde regelgeving is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling rechtbank

Beheer pgb
4.1
Vooropgesteld dient te worden dat een cliënt de vrijheid heeft te kiezen tussen zorg in natura en een pgb. Een pgb wordt verstrekt als is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, van de Wmo. Een van die voorwaarden is dat de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
4.2
Uit het plan van aanpak van 8 februari 2018 blijkt dat het college conform artikel 2.3.2 van de Wmo onderzoek heeft gedaan naar de situatie van eiser, zijn zorgvragen en de mogelijkheid tot het verstrekken van een pgb. Daartoe heeft er op 5 februari 2018 een keukentafelgesprek met eiser plaatsgevonden. Naast het eigen verhaal van eiser heeft het college een evaluatie van zorgaanbieder Amarant en informatie van de toenmalige bewindvoerder van eiser bij zijn beoordeling betrokken. Tevens is er contact geweest met de dochter van eiser en met de beoogde nieuwe bewindvoerder. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet gebleken dat het onderzoek naar de vraag of eiser in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen en in staat is om de aan zijn pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren onzorgvuldig is geweest.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan eiser geen pgb hoefde te worden verstrekt omdat het vermoeden bestaat dat eiser niet in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen en in staat is om de aan zijn pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. In dit kader heeft het college belang mogen hechten aan het feit dat er bij eiser sprake is van een verstandelijke beperking en ongeletterdheid. Bovendien staat hij onder bewind. De rechtbank volgt eiser niet in het ter zitting ingenomen standpunt dat het college een medisch advies had dienen in te winnen over zijn mogelijkheden om een pgb te beheren.
4.4
In het keukentafelgesprek heeft eiser aangegeven dat hij wil dat zijn dochter de aan het pgb verbonden taken uitvoert. Zoals het college in het plan van aanpak heeft toegelicht, ontvangt die dochter ook een Wmo maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding. Zij staat eveneens onder bewind. Naar het oordeel van de rechtbank kan het college gevolgd worden in het standpunt dat de dochter de verleende zorg niet kan toetsen op kwaliteit en hier vervolgens ook niet de juiste acties op kan uitzetten, waardoor zij de taken behorende bij een pgb niet op verantwoorde wijze kan uitvoeren.
4.5
De rechtbank is van oordeel dat het college slechts kan vaststellen dat een cliënt met hulp van zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger een pgb kan beheren als vaststaat dat de beoogde persoon uit het netwerk of de vertegenwoordiger ook daadwerkelijk heeft laten weten dat hij bereid is deze hulp te bieden. De bewindvoerder ten tijde van de beoordeling heeft expliciet aangegeven niet akkoord te gaan met een pgb omdat dit te risicovol is voor eiser. Het college was toen niet gehouden om rekening te houden met de eventuele wensen van de beoogde opvolgende bewindvoerder.
4.6
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het college terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen en hij evenmin met behulp van anderen de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze kan uitvoeren. Daarmee is niet is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2.3.6 tweede lid onder a, van de Wmo, waardoor het college niet gehouden was een pgb aan eiser te verstrekken.
Zorgverlener
5. De zorg in natura werd geleverd door Amarant, een door het college gecontracteerde zorgaanbieder. Ter zitting heeft het college toegelicht dat er meerdere gecontracteerde zorgaanbieders zijn via welke organisaties eiser zorg in natura zou kunnen krijgen. Indien eiser niet tevreden is over de door Amarant verleende zorg zou hij mogelijk naar een van de andere gecontracteerde zorgaanbieders over kunnen stappen. Eiser heeft er echter op eigen initiatief voor gekozen zorg af te nemen bij TOF Wonen. TOF Wonen is geen door het college gecontracteerde zorgaanbieder, bovendien levert zij uitsluitend zorg op basis van een pgb. Dit is dan ook een keuze die voor rekening en risico van eiser komt.
Omvang uren
6. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het toegekende profiel ‘1210 VG middel’ inhoudt dat er bij eiser sprake is van een middelmatige verstandelijke beperking. In de WMO-wijzer van het college, die digitaal beschikbaar is, worden per profiel richtlijnen gegeven voor het bepalen van de omvang van de benodigde individuele begeleiding. Bij het profiel van eiser geldt drie uur per week als uitgangspunt. Amarant heeft die drie uur per week als voldoende beoordeeld. Ook krijgt hij drie uur per week hulp aan huis. Uit het plan van aanpak blijkt dat de toegekende maatwerkvoorziening individuele begeleiding zich concentreert op de communicatie tussen eiser en zijn bewindvoerder, het bieden van ondersteuning bij de organisatie en uitvoering van lichte huishoudelijke taken, het behouden van overzicht en structuur, en het regelen van het medische beleid ten aanzien van zijn lichamelijke klachten. Relevant is ook dat eiser een bewindvoerder heeft die zijn financiën beheert. De rechtbank kan het college daarom volgen in het standpunt dat drie uur individuele begeleiding per week voldoende is voor de aspecten waarvoor de maatwerkvoorziening individuele begeleiding noodzakelijk is. In wat eiser heeft aangevoerd, kunnen onvoldoende aanknopingspunten worden gevonden voor het oordeel dat hij is aangewezen op meer uren begeleiding. Ook het overgelegde plan van aanpak en de declaraties van TOF Wonen duiden er niet op dat meer uren begeleiding noodzakelijk zijn.

Conclusie

7. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Artikel 2.3.1 van de Wmo bepaalt dat het college er voor zorgdraagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat het college, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger(s) dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uitvoert overeenkomstig het tweede tot het achtste lid.
Op grond van het vierde lid van dit artikel onderzoekt het college, voor zover hier van belang:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht, of met gebruikelijke hulp, zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie.
Artikel 2.3.6, eerste lid, van de Wmo bepaalt dat indien de cliënt dit wenst, het college hem een pgb verstrekt dat de cliënt in staat stelt de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat een pgb wordt verstrekt indien:
a. de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen;
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.