4.3De rechtbank overweegt dat er wel een definitie is gegeven van ‘gevaarlijke stof’, namelijk in artikel 1.1, vijfde lid, van het Arbobesluit. In die bepaling zijn gevaarlijke stoffen gedefinieerd als stoffen of mengsels waaraan werknemers bij de arbeid worden of kunnen worden blootgesteld, die vanwege de eigenschappen van of de omstandigheden waaronder die stoffen of mengsels voorkomen gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren. De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat de temperatuur het water in dit geval tot een gevaarlijke stof maakt. Gezien die eigenschap wordt blootstelling met de huid eraan gevaarlijk, aangezien dit tot verbranding leidt.
Verder is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet voldoende maatregelen had getroffen om te voorkomen dat haar werknemers aan het hete water konden worden blootgesteld. Het hete spuiwater was niet weggepompt alvorens de roosters werden verwijderd en er was geen afzetting geplaatst om te voorkomen dat een werknemer in het hete water terecht zou komen. Daarom is het gevaar, dat deze ongewilde gebeurtenis zich met het hete water voor kon doen, niet zoveel mogelijk vermeden.
Nu aan de bestanddelen voor boeteoplegging is voldaan, was de staatssecretaris bevoegd om wegens overtreding van artikel 4.6, eerste lid, van het Arbobesluit een bestuurlijke boete op te leggen.
5.
De boete
Bij de toepassing van de Beleidsregel en de daarin vastgestelde boetebedragen dient de staatssecretaris in elk voorkomend geval te beoordelen of die toepassing strookt met de hiervoor bedoelde eisen die aan de aanwending van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete moeten worden gesteld. Indien dat niet het geval is, dient de boete, in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zodanig te worden vastgesteld dat het bedrag daarvan passend en geboden is.
De rechter toetst zonder terughoudendheid of het besluit van de staatssecretaris met betrekking tot de boete voldoet aan deze eisen en dus leidt tot een evenredige sanctie.
De staatssecretaris stelt dat voor overtreding van artikel 4.6, eerste lid, van het Arbobesluit op grond van de Beleidsregel een boetenormbedrag geldt van € 9.000,-.
Dit boetenormbedrag is door de staatssecretaris met vier vermenigvuldigd, omdat sprake is geweest van een ziekenhuisopname, zodat een boetebedrag geldt van € 36.000,-.
De staatssecretaris heeft de boete gematigd met 25% tot € 27.000,-, omdat hij meent dat door eiseres de noodzakelijke randvoorwaarden zijn gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze (artikel 1, elfde lid, onder b, van de Beleidsregel).
De rechtbank kan de staatssecretaris in deze matiging volgen.
6.
Overige matigingsgronden
Volgens eiseres heeft de staatssecretaris ten onrechte geen aanleiding gezien om de boete verder te matigen op grond van de andere drie matigingsgronden, te weten de volgende inspanningen:
a. a) als de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende zijn geïnventariseerd en een veilige werkwijze is ontwikkeld die voldoet aan de vereisten van het bepaalde bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet;
c) als er adequate instructies zijn gegeven;
d) als er adequaat toezicht is gehouden.