ECLI:NL:RBZWB:2019:3685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
BRE 18_3220
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van disciplinaire sanctie opgelegd aan politieambtenaar wegens uitlatingen op sociale media

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over een opgelegde disciplinaire straf. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van 3 april 2018, waarin een disciplinaire straf werd opgelegd wegens plichtsverzuim. Dit plichtsverzuim was het gevolg van uitlatingen die eiser op een besloten Facebook-pagina had gedaan na een aanslag in Manchester op 23 mei 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 125a van de Ambtenarenwet, maar dat de opgelegde sanctie, een vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de duur van één jaar, onevenredig was. De rechtbank oordeelde dat de sanctie aanzienlijke financiële gevolgen voor eiser had, vooral gezien zijn aanstaande pensioen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de korpschef opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed en dat de korpschef in de proceskosten van eiser moet bijdragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/3220 AW

uitspraak van 8 augustus 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigden: mr. M.H. Welter en mr. O.W.G. van Petegem,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 april 2018 (bestreden besluit) van de korpschef inzake een strafoplegging vanwege plichtsverzuim.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 december 2018, waar eiser zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden en de korpschef door mr. S. van Loenhout.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst in afwachting van nader overleg tussen partijen. Partijen hebben de rechtbank daarna toestemming verleend om de zaak zonder nadere zitting af te doen.
Op 2 juli 2019 is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is sinds 1990 werkzaam bij de politie in achtereenvolgend de functies van vrijwilliger, surveillant en agent. Hij maakt deel uit van het team Markdal van het politiedistrict De Baronie van de eenheid Zeeland West-Brabant.
Op 23 mei 2017 heeft hij op een besloten facebook-pagina van de politie, met ongeveer 7500 volgers, het volgende bericht geplaatst:
“Uit naam van dat vreselijke geloof alweer een aanslag, nu in Manchester. 22 mensen, waaronder een aantal kinderen, bruut weggevaagd. De vermoedelijke dader geboren en getogen in Engeland. Homo’s in Indonesië krijgen stokslagen uit naam van dat vreselijke geloof. En dan zijn er nog van die guthmenschen, knuffelaars en politiek correcte naïevelingen die het gevaar niet zien. Compleet van de werkelijkheid losgelaten mafklappers die, om een statement te maken, met een hoofddoek onder hun dienstpet de straat op gaan.
Heb je de foto gezien van het jongste slachtoffertje in Manchester? Ga je daar met de kopvod op naartoe om de ouders uit te leggen dat de islam toch ook wel een vreedzame religie is en dat die heel goed samengaat met onze westerse cultuur, normen en waarden?
En maar recht blijven lullen wat krom is. Oh ja, en ik ben natuurlijk een xenofobe en racistische boze witte man die alle moslims het liefst ge grens over wil jagen. Zoals diegenen die waarschuwden en dat nog doen en daarom als rechtsextremisten of erger worden weggezet”.
Diverse collega’s reageerden negatief en verweten eiser discriminatie. De volgende dag, op 24 mei 2017 heeft een gesprek tussen eiser en zijn sectorhoofd plaatsgevonden naar aanleiding van het geplaatste bericht en de reacties daarop. Op diezelfde dag heeft eiser een excuusbericht geplaatst op de betreffende facebook-pagina.
De korpschef heeft op 15 juni 2017 eiser in kennis gesteld van het voornemen eiser vanwege zijn uitlatingen op facebook op 23 mei 2017, die worden aangemerkt als plichtsverzuim, een disciplinaire straf op te leggen van vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de duur van twee jaren.
Bij besluit van 17 juli 2017 (primair besluit) heeft de korpschef beslist overeenkomstig het voornemen. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Op 7 december 2017 heeft de Bezwaaradviescommissie van de politie eiser gehoord. Op 10 januari 2018 heeft de Bezwaaradviescommissie de korpschef geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren voor wat betreft het aanmerken van het verweten gedrag en gegrond voor wat betreft de proportionaliteit van de opgelegde straf.
Op 12 februari 2018 vond een hoorzitting plaats bij de Adviescommissie grondrechten en functie-uitoefening ambtenaren (hierna: Agfa). De Agfa heeft op 5 maart 2018 de korpschef geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en als straf de inhouding van vakantiedagen op te leggen.
Bij het bestreden besluit heeft de korpschef het primaire besluit herroepen voor zover het betreft de duur van de opgelegde straf, te weten vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de duur van twee jaren. De duur wordt teruggebracht naar één jaar. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Standpunt eiser
Eiser stelt zich op het standpunt dat de opgelegde sanctie onevenredig zwaar is. De sanctie werkt door in de pensioenopbouw. De korpschef heeft de strafoplegging gebaseerd op het advies van de Bezwaaradviescommissie, waarmee de korpschef miskent dat het oordeel van de Agfa over de toepasselijke straf doorslaggevend dient te zijn. De verwijzing van de korpschef naar eerdere oordelen in andere zaken treft geen doel, nu die eerdere oordelen eveneens niet aan de Agfa zijn voorgelegd. De korpschef miskent dat de Bezwaaradviescommissie in haar oordeel geen rekening heeft kunnen houden met het advies van de Agfa. De korpschef heeft het oordeel van de Bezwaaradviescommissie ten onrechte als goed gemotiveerd advies overgenomen.
Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, te bepalen dat de sanctie te zwaar is en in overeenstemming moet zijn met wat de Agfa heeft geadviseerd, alsmede te bepalen dat de korpschef de kosten van juridische bijstand dient te vergoeden.
3.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 125a van de Ambtenarenwet dient de ambtenaar zich te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens of van de uitoefening van het recht tot vereniging, tot vergadering en tot betoging, indien door de uitoefening van deze rechten de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft.
Op grond van artikel 76, tweede lid, van het Barp omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Op grond van artikel 77, eerste lid, van het Barp kunnen de volgende straffen worden opgelegd:
a. schriftelijke berisping;
b. buitengewone dienst op andere dagen dan op zondag en de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen en vrije dagen zonder beloning of tegen een lagere dan de normale beloning en wel voor ten hoogste zes uren met een maximum van drie uren per dag;
c. vermindering van het recht op een jaarlijkse vakantie met ten hoogste een vierde gedeelte van het aantal uren, bedoeld in
artikel 17, waarop in het desbetreffende kalenderjaar aanspraak bestaat;
d. geldboete van ten hoogste € 22;
e. gedeeltelijke inhouding van salaris tot een bedrag van ten hoogste het salaris over een halve maand;
f. vermindering van het salarisnummer met ten hoogste twee jaren, voor de tijd van niet langer dan twee jaren;
g. het niet meetellen van een verdere diensttijd van ten hoogste vier jaren voor de vaststelling van het salarisnummer;
h. schorsing voor een bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van de bezoldiging of
i. plaatsing in een salarisschaal waarvoor een lager maximumsalaris geldt;
j. ontslag.
Op grond van artikel 80, eerste lid, van het Barp kan de ambtenaar kan niet worden gestraft wegens overtreding van artikel 125a, eerste lid, van de Ambtenarenwet, dan nadat daarover advies is ingewonnen bij de AGFA-commissie.
Op grond van artikel 80, tweede lid, van het Barp geeft het bevoegd gezag bij zijn besluit tot strafoplegging te kennen of dit in overeenstemming is met het ingewonnen advies.
4.
Beoordeling van het geschil
4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 125a van de Ambtenarenwet. Er is derhalve sprake van aan eiser toe te rekenen plichtsverzuim.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de sanctie die de korpschef heeft opgelegd evenredig is te achten.
4.2
Zowel de Bezwaaradviescommissie als de Afga hebben de korpschef geadviseerd over de strafmaat en hebben aangegeven dat de oorspronkelijke straf genoemd in het primaire besluit, te weten vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de duur van twee jaren), niet evenredig was.
De Bezwaaradviescommissie heeft in haar advies van 10 januari 2018 aangegeven dat een vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de duur van één jaar proportioneel is te achten.
De Agfa heeft in haar advies van 5 maart 2018 aangegeven dat de ernst en zwaarte van het door eiser gepleegde plichtsverzuim gerelativeerd dienen te worden, gelet op de bewoordingen, de korte duur van de publicatie, de beslotenheid van het medium en de beperkte schadelijke gevolgen van dit plichtsverzuim voor het functioneren van de ambtenaar en de politie. Daarnaast kan ook de verzwarende omstandigheid dat de ambtenaar kan gelden als gewaarschuwd mens, worden gerelativeerd. Gelet op deze omstandigheden en gelet op de grote financiële gevolgen voor eiser van de in het primaire besluit opgelegde disciplinaire staf, acht de Afga deze straf niet evenredig aan het plichtsverzuim, bezien in het licht van de vrijheid van meningsuiting. Bij wijze van voorbeeld van wel een evenredige straf noemt de Afga het verminderen van het recht op jaarlijkse vakantie met ten hoogste een vierde gedeelte van het aantal uren waarop per jaar aanspraak bestaat.
4.3
De rechtbank acht het aannemelijk dat de sanctie die de korpschef bij het bestreden besluit heeft opgelegd aanzienlijke financiële gevolgen voor eiser heeft. Daartoe wordt overwogen dat de gemachtigde van eiser ter zitting - onweersproken - heeft aangegeven dat eiser door de opgelegde sanctie ongeveer € 1.650,- bruto minder aan salaris ontvangt. Bovendien gaat eiser over drie jaar met pensioen en werkt de sanctie door in de pensioenopbouw.
De rechtbank overweegt dat eiser in de nacht nadat er een aanslag in Manchester was gepleegd, zijn uitlatingen in een emotionele opwelling heeft gedaan op een besloten facebook-pagina van de politie. Gelet hierop en in aanmerking nemend de korte duur van de publicatie en de omstandigheid dat hij de volgende ochtend meteen zijn excuses heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat - hoewel de uitlatingen als beledigend, kwetsend en verwerpelijk zijn te kwalificeren - de door de korpschef opgelegde sanctie in dit geval onevenredig hoog is, gezien de verstrekkende financiële gevolgen daarvan.
Het feit dat eiser niet uit zichzelf maar op aandringen van zijn sectorhoofd een excuusbericht op de facebook-pagina heeft geplaatst, maakt dit niet anders. Immers eiser heeft zich na het plaatsen van het bewuste facebook-bericht de volgende ochtend meteen om 8.30 uur moeten melden bij het sectorhoofd. Hij is dan ook niet of nauwelijks in de gelegenheid geweest op eigen initiatief een excuusbericht te plaatsen.
Het beroep van eiser dat de aan hem opgelegde straf niet evenredig is, slaagt.
De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover het betreft de aan eiser opgelegde straf(modaliteit) en de korpschef opdragen met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, maar geeft de korpschef wel in overweging om een sanctie op te leggen in de vorm van vermindering van verlofaanspraak. Daarbij zou, zoals ter zitting is besproken, kunnen worden gedacht aan een vermindering van het recht op jaarlijkse vakantie ter hoogte van het aantal uren, evenredig aan de thans opgelegde sanctie.
5.
Conclusie
5.1
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover het betreft de aan eiser opgelegde straf van vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de duur van één jaar. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De korpschef zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5.2
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
De rechtbank zal de korpschef veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover het betreft de aan eiser opgelegde straf van vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de duur van één jaar;
  • draagt de korpschef op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Vermunt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2019.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.