4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Aangever [naam 1] (verder: [naam 1] ) heeft verklaard dat hij op 23 december 2018 in zijn auto, een Peugeot 206 met het kenteken [kenteken] , bij het winkelcentrum [naam 8] te Breda reed en dat hij ter hoogte van de loempia- en oliebollenkraam zijn auto heeft gestopt. Vervolgens is verdachte aan de bijrijderszijde van de auto van [naam 1] ingestapt.
In de auto heeft verdachte een mes getrokken dat hij vasthield in zijn rechterhand. Als reactie hierop heeft [naam 1] zich naar rechts in de richting van verdachte gedraaid en zijn beide handen in de lucht gestoken. Verdachte heeft hem vervolgens met het mes in zijn linkerhand gestoken. Hierop heeft [naam 1] met zijn rechterhand de autodeur opengemaakt. Tijdens het openen van de deur heeft verdachte nog meerdere stekende bewegingen gemaakt in de richting van de rechterzij/buik van [naam 1] .
Uit de medische verklaring van 23 december 2018, opgesteld door arts C.J.A. van Bergen werkzaam in het [naam 10] te Breda, volgt dat bij [naam 1] sprake is van een snijverwonding van ongeveer 7 tot 8 centimeter in zijn linkerhand. De snijwond is ongeveer 4 tot 5 centimeter diep en is gehecht.Op 25 februari 2019 is [naam 1] ter controle in het ziekenhuis geweest, waarbij arts A. Beumer, orthopedisch en handchirurg, heeft geconstateerd dat [naam 1] aan zijn linkerhand letsel heeft aan de weke delen tussen twee vingers.Op de foto’s van de linkerhand van [naam 1] die door de officier van justitie zijn gemaakt tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 8 april 2019, heeft de rechtbank een groot litteken in de linkerhand van [naam 1] waargenomen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 december 2018 met [naam 1] bij het winkelcentrum afgesproken. [naam 1] , die verdachte kent als “ [naam 9] ”, is zijn cocaïnedealer. Verdachte was boos op [naam 1] . Hij wilde hem aanspreken op het feit dat hij – eerder – slechte cocaïne had geleverd. Ook was verdachte naar zijn zeggen opgefokt en gespannen, omdat hij al twee nachten niet had geslapen. Verdachte droeg die dag in zijn rechterjaszak een stevig mes, een op een schilmes gelijkend mes van ongeveer 20 centimeter, bij zich. Verdachte zag dat [naam 1] aan kwam rijden in een Peugeot 206 en dat hij zijn auto voor verdachte stopte.
Verdachte is in de auto van [naam 1] gestapt. In de auto heeft verdachte het mes uit zijn jaszak tevoorschijn gehaald en aan [naam 1] getoond met het doel om zijn woorden kracht bij te zetten. [naam 1] schrok van het mes en daarop is in de auto een worsteling ontstaan, waarbij het mes de linkerhand van [naam 1] heeft geraakt en het bloed uit zijn hand spoot. Vervolgens is [naam 1] gaan trappen en probeerde hij uit de autogordel te komen en de autodeur te openen. Verdachte is daarna ook uit de auto gestapt en is met het mes in zijn hand achter [naam 1] aangerend.
Verbalisant [naam 11] heeft de bewakingscamerabeelden van de [naam 12] geldautomaat van 23 december 2018 bekeken. Op de camerabeelden is om 12:19:47 uur te zien dat verdachte op de hoek van de straat staat te wachten, terwijl een personenauto van het merk Peugeot aan komt rijden. Verdachte stapt naar voren en doet het portier van de bijrijderszijde open. Vervolgens stapt verdachte in de auto en doet hij het portier dicht.
De auto blijft ondertussen stilstaan. Op enig moment is te zien dat de auto een beweging naar voren maakt. Om 12:20:32 uur gaat het bijrijdersportier weer open en verdachte stapt uit de auto. Op de beelden is ook te zien dat op dat moment een tweede persoon wegrent vanuit de bestuurderskant van de auto. Verdachte rent achter de man aan, maar draait zich vervolgens om en loopt terug in de richting van de Peugeot.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 23 december 2018 in zijn rechterjaszak een mes bij zich droeg. Verdachte is aan de bijrijderszijde van de auto van [naam 1] ingestapt en heeft in de auto het mes getrokken. Even later is [naam 1] met een bebloede linkerhand uit zijn auto gestapt. Ook verdachte is uit de auto gestapt en is met het mes in zijn hand achter [naam 1] aangerend. In het ziekenhuis is bij [naam 1] een behoorlijke snijverwonding in zijn linkerhand waargenomen.
De rechtbank constateert met de verdediging dat de verklaringen van [naam 1] en verdachte uiteenlopen, zowel wat betreft de aanloop naar hun ontmoeting als wat betreft de gebeurtenissen in de auto. De rechtbank is echter - ondanks de verschillen in de verklaringen - van oordeel dat het dossier voldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat verdachte in de auto de agressor is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij die bewuste ochtend gefrustreerd was en boos was op [naam 1] omdat hij aan verdachte slechte cocaïne had verkocht. Ook was verdachte naar eigen zeggen opgefokt en gespannen aangezien hij al twee nachten niet had geslapen. Verdachte droeg een stevig mes bij zich toen hij bij [naam 1] in de auto stapte. Kort daarna verliet [naam 1] met een hevig bloedende snijwond aan zijn linkerhand de auto, waarop verdachte hem aanvankelijk achterna rende en naar eigen zeggen “kutdealer” riep om vervolgens terug te lopen naar de auto van [naam 1] en daarmee weg te rijden.
Gelet op al deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat verdachte, zoals hij verklaarde, rustig werd toen hij [naam 1] aan zag komen rijden, rustig was toen hij de auto instapte en het mes alleen te voorschijn heeft gehaald om de aandacht van [naam 1] te krijgen zonder dat hij daarmee steekbewegingen heeft gemaakt. De rechtbank volgt het hiervoor weergegeven deel van de aangifte van [naam 1] en hecht dus geen geloof aan de verklaring van verdachte dat de verwonding is ontstaan doordat verdachte het mes heeft teruggetrokken toen [naam 1] probeerde verdachte met diens eigen mes te steken.
Voor wat betreft de gebeurtenissen in de auto stelt de rechtbank dan ook vast dat verdachte degene is geweest die met het mes opzettelijk stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [naam 1] heeft gemaakt en die [naam 1] heeft gestoken in zijn linkerhand.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of dit een poging tot doodslag oplevert, en zo niet, of sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam 1] heeft geprobeerd van het leven te beroven. Door de rechtbank is bewezen geacht dat verdachte [naam 1] heeft gestoken in zijn linkerhand en stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van [naam 1] . Uit het dossier kan niet zonder meer worden afgeleid met welke kracht dit is gebeurd. Bovendien kan uit het dossier niet worden opgemaakt waar [naam 1] in zijn lichaam zou kunnen worden geraakt door het mes. Door de rechtbank kan dus niet worden vastgesteld dat sprake was van een zodanig aanmerkelijke kans dat [naam 1] door dit steken dodelijk zou worden getroffen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden waaronder verdachte in de linkerhand van [naam 1] heeft gestoken en de stekende bewegingen in de richting van het lichaam van [naam 1] heeft gemaakt, zoals daarvan blijkt uit de hiervoor weergeven beschrijving van de feiten en omstandigheden, de aanmerkelijke kans met zich brengen dat [naam 1] daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verdachte, kennelijk opgefokt en boos, in de auto van [naam 1] is gestapt en vervolgens om zijn woorden kracht bij te zetten een mes van aanzienlijke lengte (ongeveer 20 centimeter) heeft getrokken. In de kleine en besloten ruimte van de auto heeft verdachte daarmee in de linkerhand van [naam 1] gestoken en stekende bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van [naam 1] , terwijl [naam 1] zijn autogordel droeg en dus moeilijk aan de steekbewegingen kon ontkomen. Hierdoor heeft [naam 1] letsel aan zijn linkerhand opgelopen dat zo diep was dat het maar weinig had gescheeld of dit zou als zwaar lichamelijk letsel te kwalificeren zijn geweest, naast de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel die naar het oordeel van de rechtbank ontstond door de overige steekbewegingen die verdachte maakte. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door aldus te handelen, ook de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam 1] en acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 1 augustus 2019;
- de aangifte van [naam 1] .