ECLI:NL:RBZWB:2019:349

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2019
Publicatiedatum
31 januari 2019
Zaaknummer
02-004169-19, 19-000678
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • mr. Van Kralingen
  • mr. Hoekstra
  • mr. Van Riet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen gedragsaanwijzing gegrond verklaard wegens strijd met goede procesorde

Op 30 januari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een beroep werd ingesteld tegen een opgelegde gedragsaanwijzing. Deze gedragsaanwijzing was op 7 januari 2019 door de officier van justitie opgelegd aan de verdachte, met als doel ernstige overlast te beëindigen. De gedragsaanwijzing verbood de verdachte zich in een bepaald gebied te bevinden en contact te hebben met specifieke personen. De verdediging voerde aan dat de gedragsaanwijzing niet voldeed aan de wettelijke eisen, omdat het niet duidelijk was van welk strafbaar feit sprake was. Bovendien had de verdediging geen toegang tot het procesdossier, wat hen verhinderde om de ernst van de beschuldigingen te beoordelen.

De rechtbank oordeelde dat het procesdossier niet tijdig was overgelegd door het Openbaar Ministerie, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank. Hierdoor was het voor de rechtbank niet mogelijk om een weloverwogen beslissing te nemen. De rechtbank besloot het procesdossier buiten beschouwing te laten, omdat dit in strijd was met de beginselen van een goede procesorde. Op basis van de beschikbare stukken kon de rechtbank niet concluderen dat er ernstige bezwaren tegen de verdachte bestonden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde de gedragsaanwijzing, waarmee de verdachte in het gelijk werd gesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en de noodzaak voor het Openbaar Ministerie om tijdig relevante stukken te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/004169-19
rk-nummer: 19/000678
Beslissing op het beroepschrift tegen de opgelegde gedragsaanwijzing in de zaak:
[naam 1]
[geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
Rijsbergen, [adres 1]

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het beroepschrift;
- het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer d.d. 30 januari 2019, waaruit blijkt dat de officier van justitie en de raadsman zijn gehoord

2.De beoordeling

Op 7 januari 2019 is door de officier van justitie aan verdachte een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering opgelegd voor de duur van 90 dagen waarin wordt bevolen dat verdachte zich niet ophoudt in het gebied [adres 2] te Breda en dat zij zich onthoudt van contact met de personen [naam 2] en [naam 3] . Aan die gedragsaanwijzing is ten grondslag gelegd dat sprake is van strafbare feiten waarmee vrees bestaat van ernstig belastend gedrag van verdachte jegens een persoon of personen.
De raadsman heeft in beroep aangevoerd – kort gezegd – dat de gedragsaanwijzing niet voldoet aan de eisen die de wet stelt, omdat in de gedragsaanwijzing niet wordt omschreven van welk strafbaar feit sprake is. Verder is aangevoerd dat de verdediging niet beschikt over het procesdossier waardoor niet kan worden nagegaan of er sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte, of de gedragsaanwijzing proportioneel is en of sprake is van vrees voor ernstig belastend gedrag.
De officier van justitie heeft in raadkamer meegedeeld dat zij – evenals de raadsman – niet beschikt over het procesdossier en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft voorafgaande aan de behandeling in raadkamer driemaal tevergeefs bij het Openbaar Ministerie verzocht om het procesdossier in het onderhavige zaak te overleggen en heeft het procesdossier pas korte tijd voor aanvang van de zitting alsnog ontvangen. Hierdoor heeft de rechtbank voor de behandeling van de zaak geen kennis meer kunnen nemen van het procesdossier, terwijl de officier van justitie en de verdediging op dat moment nog niet eens over een procesdossier beschikten. De rechtbank heeft om die reden het overgelegde procesdossier buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de beginselen van een goede procesorde.
De rechtbank is op grond van artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering gehouden een eigen afweging te maken omtrent het bestaan van ernstige bezwaren tegen verdachte. Op grond van de stukken waarover de rechtbank, de officier van justitie en de raadsman beschikken – het beroepschrift met als bijlage de gewraakte gedragsaanwijzing van 7 januari 2019 – kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van ernstige bezwaren tegen verdachte.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de gedragsaanwijzing
Deze beslissing is op 30 januari 2019 gegeven door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Hoekstra, rechter en mr. Van Riet, rechter, in tegenwoordigheid van Jacet, griffier.