ECLI:NL:RBZWB:2019:3477

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
C/02/360722 KG ZA 19-403
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar Turkije geweigerd vanwege persoonlijke problematiek moeder

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, bij dagvaarding van 15 juli 2019, vervangende toestemming gevraagd om met haar minderjarige kind naar Turkije op vakantie te gaan. De man, gedaagde, heeft deze toestemming geweigerd. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, gezien het belang van de minderjarige en de persoonlijke levenssfeer van partijen. De vrouw heeft aangevoerd dat er geen reëel veiligheidsrisico is voor het kind en dat zij goed voor het kind kan zorgen. Echter, de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw psychische problematiek heeft, die in het verleden heeft geleid tot gedwongen opname en incidenten die de zorg voor het kind beïnvloeden. De man heeft bezorgdheid geuit over de veiligheid van het kind tijdens de vakantie, gezien de psychische toestand van de vrouw en de afwezigheid van een vangnet in Turkije. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het niet in het belang van het kind is om met de vrouw op vakantie te gaan, en heeft de vordering van de vrouw afgewezen. Tevens zijn de proceskosten gecompenseerd, waardoor iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/02/360722 KG ZA 19-403
25 juli 2019
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [woonplaats] ,
e i s e r e s bij dagvaarding van 15 juli 2019,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. van Vliet, ter terechtzitting waargenomen door mr. N. van Vliet,
t e g e n :
[naam 2],
wonende te [woonplaats] ,
g e d a a g d e ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.J.Y.M. Thomas.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende door partijen voor het wijzen van vonnis overgelegde stukken:
- de dagvaarding, betekend op 15 juli 2019,
- de beschikking van deze rechtbank van 18 maart 2016,
- de op 19 juli 2019 ontvangen brieven met producties van de advocaat van de man,
- de op 22 juli 2019 ontvangen brief met producties van de advocaat van de vrouw.
Partijen hebben voorts ter zitting van 23 juli 2019 hun stellingen mondeling nader toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.

2.Het geschil

De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
I. aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming te verlenen met de minderjarige in de periode van 31 juli 2019 tot en met 9 augustus 2019, (incluis reistijd) (in verband met een vakantie) naar [vakantieplaats] (Turkije) af te reizen en aldaar te mogen verblijven; en
II. de man te veroordelen in de kosten van dit geding, de nakosten daaronder begrepen.
De man spreekt deze vordering tegen.

3.De beoordeling

3.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
- Partijen zijn gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen is het navolgende minderjarige kind geboren:
[naam minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2009.
- Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige.
3.2
Bij beschikking van 18 maart 2016 heeft de rechtbank onder meer bepaald dat
[voornaam minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de man.
3.3
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen staat het spoedeisend belang van de vrouw bij haar vordering vast.
3.4
Partijen hebben ieder hun standpunten ter zitting nader toegelicht. Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van de vorderingen van belang, op onderstaande wijze ingegaan.
3.5
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De vrouw wenst met [voornaam minderjarige] op vakantie te gaan naar Turkije. Het geboekte hotel ligt in de toeristische omgeving van [vakantieplaats] . Voor dit gebied van Turkije geldt geen negatief reisadvies. Er is dan ook geen sprake van een reëel veiligheidsrisico voor [voornaam minderjarige] . De vrouw heeft de man zowel mondeling alsook per e-mail op 10 juli 2019 respectievelijk 12 juli 2019 verzocht toestemming te verlenen voor deze vakantie, maar de man heeft dit geweigerd. [voornaam minderjarige] kan eventueel worden gehoord door de voorzieningenrechter. Niet alleen de vrouw, maar ook [voornaam minderjarige] heeft veel zin in de vakantie, aldus de vrouw.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [voornaam minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de man en dat partijen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken op dit moment uitvoering geven aan een 50/50-regeling. Zij zijn overeengekomen dat [voornaam minderjarige] de helft van de zomervakantie bij de man en de andere helft bij de vrouw doorbrengt.
Het is de voorzieningenrechter gebleken dat de vrouw al lange tijd onder behandeling is van de GGz in verband met psychische problematiek en dat zij in dit kader meerdere malen opgenomen is geweest. Op 5 oktober 2018 is de vrouw gedwongen opgenomen. Deze opname heeft geduurd tot 4 december 2018. Na de opname van de vrouw is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gefaseerd opgebouwd, waarbij de vrouw, met instemming van de man, een periode meer dan de helft van de zorgtaken voor [voornaam minderjarige] op zich heeft genomen. In mei 2019 en in juni 2019 hebben meerdere incidenten plaatsgevonden. Zo heeft de vrouw op het schoolplein ruzie gemaakt met de grootvader vaderszijde. De vrouw heeft daarnaast op een ander moment haar middelvinger opgestoken naar de juffrouw van [voornaam minderjarige] . Ook is [voornaam minderjarige] twee dagen niet naar school geweest, omdat de vrouw met [voornaam minderjarige] naar het strand is geweest. Dat voornoemde incidenten hebben plaatsgevonden, is door de vrouw ter zitting bevestigd.
De vrouw heeft in mei 2019 aangegeven rust nodig te hebben. De GGz heeft op dat moment een vrijwillige kortdurende opname van een aantal dagen geadviseerd, maar deze opname is niet doorgegaan.. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat zij op dit moment veel stress heeft en bijna dagelijks contact heeft met de GGz. Ook heeft zij verklaard dat zij lichamelijke klachten heeft en dat zij dergelijke klachten krijgt op het moment dat het in haar hoofd niet goed gaat. Als gevolg van de situatie hebben partijen er recentelijk voor gekozen de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te passen, in die zin dat [voornaam minderjarige] nu weer wat minder bij de vrouw is en er sprake is van een evenredige verdeling van de zorg..
Bij de man bestaat de vrees dat de vrouw de veiligheid van [voornaam minderjarige] op vakantie in Turkije onvoldoende kan waarborgen vanwege de bij de vrouw aanwezige psychische problematiek. Ook de casusregisseur van Veilig Thuis acht een vakantieperiode van de vrouw met [voornaam minderjarige] in het buitenland niet verstandig en wenselijk, gelet op de toenemende spanningen en signalen die eerder duidden op psychiatrische nood, de incidenten rondom moeder en de zorgen rondom [voornaam minderjarige] . Gezien deze zorgen heeft Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek naar het KR8-kollektief gestuurd. In de aanvraag stelt Veilig Thuis dat de situatie onhoudbaar is en dat naar de mening van Veilig Thuis de moeder niet in staat is de zorg voor [voornaam minderjarige] op een verantwoorde manier vorm te geven. Gelet het voornoemde is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een zorgelijke situatie. Gebleken is dat de psychische problematiek van de vrouw de afgelopen periode voor problemen heeft gezorgd in het leven van betrokkenen en bovenal in het leven van [voornaam minderjarige] . De vrouw heeft weliswaar aangevoerd dat uit de brief van 12 juli 2019 van de klinisch psycholoog/ waarnemend regiebehandelaar van het Centrum voor Bipolaire Stoornissen van de GGz blijkt dat door de verpleegkundige die de vrouw goed kent geen toestandsbeeld wordt gezien en dat de vrouw volgens deze verpleegkundige bij afwezigheid van een toestandsbeeld goed voor [voornaam minderjarige] kan zorgen. Een vakantie in Turkije is volgens de vrouw dan ook mogelijk. Het enkele feit dat de vrouw volgens de verpleegkundige bij afwezigheid van een toestandsbeeld in staat is te zorgen voor [voornaam minderjarige] maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter niet dat zij de veiligheid van [voornaam minderjarige] op vakantie voldoende kan waarborgen. De voorzieningenrechter overweegt dat de situatie op vakantie een andere is dan de situatie thuis. Er kan in Turkije niet worden teruggevallen op ondersteuning van de hulpverlening, de man en eventuele andere bekenden uit het netwerk. De vrouw en [voornaam minderjarige] staan er dan alleen voor. Gelet op de situatie van de afgelopen maanden is bovendien de kans aanwezig dat de vrouw ook op vakantie in conflict zal raken met mensen. Het standpunt van de vrouw dat zij in een resort verblijft en dat er mensen en instanties zijn die door [voornaam minderjarige] gewaarschuwd kunnen worden als er iets gebeurt, wordt door de voorzieningenrechter niet gevolgd. [voornaam minderjarige] is pas 10 jaar oud en spreekt enkel Nederlands. De rechtbank acht het onwenselijk en onverantwoord dat, nu zoals de vrouw ook ter zitting heeft aangegeven bij haar de stress steeds meer oploopt, er een kans is dat [voornaam minderjarige] in Turkije in een situatie komt te verkeren waarin zij verantwoordelijk wordt gemaakt voor haar eigen welzijn en/of dat van haar moeder.
De voorzieningenrechter ziet daarbij geen reden om [voornaam minderjarige] te horen. Zij begrijpt dat de vrouw graag met [voornaam minderjarige] op vakantie wil en [voornaam minderjarige] uitkijkt naar een vakantie met haar moeder. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat ook op vakantie een vangnet aanwezig moet zijn voor [voornaam minderjarige] (en de vrouw). Dit zal in Turkije niet het geval zijn.
Het voorgaande brengt mee dat de voorzieningenrechter het niet in het belang van [voornaam minderjarige] acht dat zij met de vrouw naar Turkije afreist en aldaar verblijft. Dit betekent dat de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw zal afwijzen.
3.6
De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen in de proceskosten. Nu partijen ex-echtgenoten zijn, zullen de proceskosten op grond van artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden gecompenseerd. Dit betekent dat de voorzieningenrechter ook deze vordering van de vrouw zal afwijzen.

4.De beslissing in kort geding

De voorzieningenrechter
wijst het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming om met de minderjarige op vakantie te gaan af;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Triest, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare zitting in kort geding van 25 juli 2019, in tegenwoordigheid van mr. Saelman, griffier.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.