ECLI:NL:RBZWB:2019:3470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
C/02/360279 JERK 19-1214
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 juli 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, vanwege zorgen over de ontwikkeling van [naam 2] in het licht van de problematiek rondom de relatiebreuk tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, onder andere door de verstoorde communicatie tussen de ouders en de zorgen van de moeder over de vader, die invloed hebben op het contact tussen de vader en [naam 2].

De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de Raad en de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren, maar de ouders niet. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders onvoldoende bereid zijn om de noodzakelijke hulpverlening te accepteren en dat een gedwongen kader noodzakelijk is om de situatie van [naam 2] te monitoren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling vooralsnog beperkt tot drie maanden, om te toetsen of de GI snel kan handelen en de wettelijke termijnen in acht neemt.

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat [naam 2] onder toezicht wordt gesteld van de GI, met ingang van 18 juli 2019 tot 18 oktober 2019. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om binnen vijf werkdagen een jeugdzorgwerker aan te wijzen en heeft de betrokkenen de mogelijkheid gegeven om te reageren op de stand van zaken omtrent de ondertoezichtstelling. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens: C/02/360279 JE RK 19-1214
Datum uitspraak: 18 juli 2019

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Breda,
betreffende

[naam 1] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [naam 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam 3] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te Breda.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam 4] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te Dordrecht,

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Roosendaal.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 14 juni 2019, ingekomen bij de griffie op 25 juni 2019 en het op 15 juli 2019 ontvangen e-mailbericht van de vader.
Op 18 juli 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam 2] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

Het standpunt van verzoeker

Ter onderbouwing van het verzoek is - samengevat - door de Raad het volgende aangevoerd. Er is sprake van een bedreigde ontwikkeling van [naam 2] , vanwege de zorgen die gelegen zijn in de problematiek rondom de relatiebreuk tussen de ouders en de zorgen over zijn emotionele ontwikkeling. Er is geen sprake van onbelast contact tussen de vader en [naam 2] waardoor het risico bestaat dat hij klem komt te zitten tussen zijn ouders. Daarnaast zijn de zorgen bij de moeder over alcohol en drugs betreffende de vader blijven bestaan, is er een verstoorde communicatie tussen de ouders en heeft de moeder geen vertrouwen in de vader. De moeder is op dit moment onvoldoende bereid en in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren, doordat zij niet met de vader rond de tafel wil en daardoor de hulpverlening van Juzt niet van de grond komt. Daarbij hebben de ouders een verschillende visie ten aanzien van de situatie die haaks op elkaar staat. Hierdoor komen zij gezamenlijk, zonder hulpverlening, niet verder. Het is noodzakelijk dat een jeugdzorgwerker de belangen van [naam 2] voorop stelt, zicht houdt op de situatie en de regie kan voeren.

Het standpunt van belanghebbende

Uit de stukken van de Raad blijkt dat de moeder heeft aangegeven een gezinsvoogd niet nodig te vinden. Hieruit concludeert de kinderrechter dat zij geen voorstander is van een ondertoezichtstelling.

Het standpunt van informanten

Door de vader is middels zijn e-mailbericht naar voren gebracht dat het van groot belang is dat er een ondertoezichtstelling wordt uitgesproken. Voorts is door hem aangegeven dat de moeder het (positieve) bindingsproces tussen de vader en [naam 2] blokkeert. De vader heeft ook aangegeven dat de moeder de adviezen van Juzt en de Raad terzijde wenst te schuiven.
Namens de GI is ter zitting verklaard dat een ondertoezichtstelling van [naam 2] nodig is. Zij heeft ten behoeve van de uitvoering van de ondertoezichtstelling vooralsnog geen jeugdzorgwerker beschikbaar. Onbekend is wanneer in deze zaak wel een jeugdzorgwerker kan worden aangewezen.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, lid 1, Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, lid 2, BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam 2] en dat een ondertoezichtstelling van hem noodzakelijk is. De kinderrechter deelt de zorgen van de Raad en de vader ten aanzien van de opvoedingsomgeving van [naam 2] . Hij heeft geen onbelast contact met de vader, er is sprake van problematiek rondom de relatiebreuk, een verstoorde oudercommunicatie en de ouders hebben geen vertrouwen in elkaar. De moeder heeft veel zorgen over de vader, wat van invloed is op het contact tussen de ouders en tussen de vader en [naam 2] . Uit het verzoek en het e-mailbericht van de vader blijkt dat de zorgen toenemen. De zorgen die blijkens het verzoek door de moeder zijn geuit zijn in de afgelopen periode niet afgenomen.
De ouders zijn onvoldoende bereid en in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de (ontwikkelings)bedreiging weg te nemen en daadwerkelijk hulpverlening te accepteren. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de ouders voor de tweede keer bij Juzt in een traject zitten en dat de gestelde doelen niet zullen worden behaald. Vrijwillig ingezette hulpverlening is dan ook onvoldoende van de grond gekomen. Een gedwongen kader is noodzakelijk om de benodigde hulpverleningstrajecten te kunnen voortzetten en zicht te houden op de verdere ontwikkelingen van [naam 2] .
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de gronden voor een ondertoezichtstelling, als bedoeld in artikel 1:255, lid 1, BW. Hij acht het noodzakelijk dat de GI betrokken is binnen het dwangkader van de ondertoezichtstelling zodat zij de situatie kan monitoren en de regie kan voeren. De kinderrechter acht het van belang dat er aandacht is voor de positie van [naam 2] en dat zijn belangen voorop worden gezet. De ouders moeten in een gedwongen kader gaan leren om de onderlinge strijd te staken en om met elkaar te communiceren op ouderniveau. [naam 2] mag niet langer belast worden met de strijd tussen de ouders. Daarbij is het noodzakelijk dat er onmiddellijk na de toewijzing van de ondertoezichtstelling een start wordt gemaakt met de uitvoering daarvan.
Een ondertoezichtstelling is een zware maatregel en wordt alleen uitgesproken wanneer een kinderrechter van oordeel is dat er ernstige zorgen zijn om de minderjarige(n). Ook in deze zaak zijn er ernstige zorgen en het zou schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [naam 2] wanneer er niet op korte termijn passende, gedwongen hulp wordt ingeschakeld. Ook dient in deze zaak, mede gezien de conflicten tussen de ouders, stevige regie te worden gevoerd. Ondanks de voornoemde ernstige zorgen is het echter onduidelijk wanneer er daadwerkelijk uitvoering gegeven gaat worden aan de ondertoezichtstelling. Het is immers niet bekend wanneer een jeugdzorgwerker in deze zaak beschikbaar zal worden gesteld. Dit is al met al een betreurenswaardige gang van zaken. De kinderrechter wijst de GI uitdrukkelijk op het bepaalde in artikel 4.2.2 Besluit Jeugdwet. In het eerste lid van dat artikel staat dat de GI binnen vijf werkdagen nadat zij is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling en zij hiervan in kennis is gesteld, een jeugdzorgwerker aanwijst, waarbij het eerste contact plaatsvindt tussen de jeugdzorgwerker en de minderjarige en de met het gezag belaste ouders.
Om op korte termijn te kunnen toetsen of er daadwerkelijk snel uitvoering wordt gegeven aan de ondertoezichtstelling en de wettelijke termijnen door de GI in acht worden genomen, zal de duur van de maatregel vooralsnog worden beperkt tot drie maanden. Het resterende deel van het verzoek van de Raad zal worden aangehouden tot de hierna te noemen pro forma datum. Van de GI wordt verwacht dat er vóór die datum schriftelijk wordt aangegeven wat de stand van zaken is omtrent de ondertoezichtstelling. De betrokkenen krijgen vervolgens de kans om op dit schriftelijk stuk te reageren en aan te geven of zij een nadere zitting wensen. Indien alle betrokkenen het eens zijn, zou de zaak schriftelijk kunnen worden afgedaan.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam 2] onder toezicht van de GI, locatie Roosendaal, met ingang van 18 juli 2019 tot 18 oktober 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende verzoek van de Raad aan tot
1 oktober 2019 PRO FORMA, in afwachting van een bericht van de GI, zulks met inachtneming van wat in de beoordeling is overwogen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2019 door
mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 23 juli 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.