In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 juni 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam 3], geboren op [geboortedatum] te Breda. De ouders van [naam 3] hebben verschillende opvoedingssituaties, wat leidt tot ernstige zorgen over zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De vader en de Raad voor de Kinderbescherming hebben verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vertegenwoordigster van de Raad en de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de samenwerking tussen de ouders moet verbeteren, aangezien zij in een vrijwillig kader niet in staat zijn geweest om een stabiele opvoedsituatie voor [naam 3] te creëren. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad, terwijl de vader zijn eigen verzoek om ondertoezichtstelling handhaafde. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is, gezien de problematiek van [naam 3] (ADHD en ASS) en de onrust die voortkomt uit de spanningen tussen de ouders.
De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en [naam 3] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met ingang van 6 juni 2019 tot 6 juni 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 juni 2019. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.