ECLI:NL:RBZWB:2019:3285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
02-013007-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van der Linden
  • A. Kok
  • J. Koelewijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningoverval met geweld in Tilburg

Op 16 januari 2019 heeft verdachte [verdachte 1] samen met medeverdachte [naam 3] een woningoverval gepleegd in Tilburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als medepleger heeft gehandeld, ondanks zijn kleinere rol in de overval. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, die lijdt aan neurocognitieve stoornissen en een niet-aangeboren hersenafwijking. De rechtbank oordeelt dat de rol van verdachte in de overval voldoende was om te spreken van medeplegen, omdat hij de andere aanwezigen in de woning onder controle hield en de situatie faciliteerde voor de medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukt dat de overval niet alleen een ernstig strafbaar feit is, maar ook grote impact heeft gehad op de slachtoffers, die zich in hun eigen huis niet veilig voelden. De straf is mede bepaald door de psychologische en neurologische problematiek van de verdachte, die zijn keuzevrijheid en oordeelsvermogen heeft beïnvloed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/013007-19
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
thans verblijvende aan de [adres 1]
raadsman mr. Dionisius, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Tilburg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (aan de
[adres 2] aldaar)
(een) autosleutel(s) en (vervolgens) een VW Polo (kenteken [kenteken] ), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1]
,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door een mes, in elk geval met een scherp
en/of puntig voorwerp aan de [naam 1] te tonen en/of met dat mes, in
elk geval met dat scherpe en/of puntige voorwerp naar die [naam 1] te
zwaaien en/of te wijzen en/of daarbij op dreigende toon
(meermalen)tegen die [naam 1] te zeggen: "Geef me nu die
autosleutels!", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of
strekking;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (hierna: [verdachte 1] ) het tenlastegelegde feit (medeplegen van diefstal met geweld) heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende. Uit de verklaringen van aangever, de getuigenverklaringen en de verklaring van medeverdachte [naam 3] komt naar voren wat er de desbetreffende avond heeft plaatsgevonden en dat [verdachte 1] daarbij betrokken is geweest. Zij verklaren consistent en de officier van justitie heeft geen enkele reden om aan die verklaringen te twijfelen. [naam 3] hanteerde het mes en aan hij heeft gevraagd naar de autosleutels en deze meegenomen. [verdachte 1] heeft zich zeker niet alleen maar afzijdig gehouden. Zijn rol was het onder bedwang houden van de andere aanwezigen in de woning. Uit het dossier komt ook naar voren dat [verdachte 1] heeft geroepen dat “er niks ging gebeuren” en dat “ze [naam 1] moesten hebben”. De officier van justitie leidt hieruit af dat [verdachte 1] wel degelijk wetenschap heeft gehad van hetgeen er ging gebeuren en stelt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat van medeplegen kan worden gesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende. Vast staat dat er een overval op een woning heeft plaatsgevonden en dat [verdachte 1] in die woning is geweest. Niet kan worden vastgesteld dat de materiële en/of intellectuele bijdrage van [verdachte 1] aan het strafbare feit van voldoende gewicht is geweest. Op geen enkele manier komt naar voren dat [verdachte 1] tijdens het feit een zodanige bijdrage heeft gehad dat van medeplegen kan worden gesproken. Ook voorafgaand aan het feit kan zo’n bijdrage niet worden vastgesteld. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient [verdachte 1] dan ook vrijgesproken te worden van het aan hem ten laste gelegde feit nu er geen alternatieven aan hem ten laste zijn gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Door [naam 1] werd aangifte gedaan van een overval op de woning gelegen aan de [adres 2] te Tilburg. [1] Op 16 januari 2019 zat hij om 00.20 uur samen met zijn moeder op de bank toen hij de deurbel hoorde gaan. Zijn broertje [naam 2] was op dat moment boven op zijn kamer. Op het moment dat [naam 1] de deur opende zag hij dat er twee personen voor de deur stonden. Zij hadden een shawl voor het gezicht en een muts op. De voorste persoon had een mes in zijn rechterhand vast, wees daarbij naar hem toe en zei: “autosleutels, geef me je autosleutels”. [naam 1] herkende meteen de stem van deze persoon en hoorde dat het [naam 3] was. Tijdens het schreeuwen kwam [naam 3] meteen naar binnen gelopen. Hij duwde daarbij de voordeur verder open, waardoor deze tegen de deur van de meterkast aansloeg en de ruit van de doordeur kapot ging. [naam 1] liep de woonkamer in en aangrenzend de keuken in. Hij stond tegen het aanrecht. [naam 3] en de tweede persoon zijn met [naam 1] de woonkamer ingelopen. [naam 3] kwam voor hem staan en zei: “geef me nu je autosleutels” waarop [naam 1] naar boven is gelopen om deze te pakken. Hij heeft de sleutels van boven naar beneden gegooid waarop [naam 3] met de sleutels naar buiten is gelopen. [naam 1] en [naam 2] zijn vervolgens naar beneden de woonkamer ingelopen. De tweede persoon zei tegen [naam 1] dat hij moest gaan zitten en op dat moment herkende hij de stem van deze persoon, als [verdachte 1] . Hij droeg net als [naam 3] een muts en een shawl. Na ongeveer drie minuten toeterde een auto vanaf de straat waarop [verdachte 1] naar buiten is gelopen en samen met [naam 3] er vandoor is gegaan met de auto. De auto betreft een Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken] . In aanvulling op zijn verklaring bij de politie heeft [naam 1] nog verklaard dat [naam 3] voor zijn neus stond met het mes. [2] Hij stond met geheven arm met het mes in zijn hand voor hem.
De aangifte van [naam 1] wordt in grote lijnen bevestigd door de verklaring van [naam 4] , zijn moeder. Meer in het bijzonder heeft zij verklaard dat zij samen met haar zoon [naam 1] op de bank zat toen de bel van de voordeur ging. [3] [naam 1] ging de deur open doen waarop zij een hoop geschreeuw in de gang hoorde. Op enig moment zag zij dat er een persoon de woonkamer ingelopen kwam. Hij droeg een donkere muts en een sjaal voor zijn gezicht. De tweede persoon is nog even de woonkamer binnen gelopen met iets blinkends in zijn hand, maar is weer snel de hal in gelopen. De eerste persoon bleef in de woonkamer en zei tegen haar dat ze rustig moest blijven en dat ze haar niets aan zouden doen. Hij riep vrij hard dat ze niet haar telefoon mocht pakken en dat ze ook de politie niet mocht bellen. Op enig moment kwamen [naam 1] en [naam 2] de woonkamer ingelopen waarop de persoon is vertrokken. [naam 4] heeft aanvullend verklaard dat de man, [verdachte 1] , tegen haar zei dat ze rustig moest blijven, dat er niks zou gebeuren en dat ze [naam 1] moesten hebben. [4] [naam 2] heeft verklaard dat hij twee personen in de woning zag staan die daar niet thuis horen. [5] Ze hadden allebei een shawl voor hun mond/gezicht. Hij herkende deze personen aan hun stemmen als [naam 3] en [verdachte 1] . [verdachte 1] zei tegen hem en [naam 1] dat ze naar beneden moesten komen en in de hal moesten gaan zitten.
[naam 3] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte 1] naar de woning van [naam 1] is gegaan. [6] Het plan om naar de woning te gaan is ontstaan toen ze samen aan het drinken waren. De bedoeling was om daar geld of iets anders van waarde mee te nemen. [naam 1] heeft de voordeur open gedaan en de autosleutels gepakt toen [naam 3] daarom vroeg. Tijdens het voorval had hij een mes bij zich om dreigend over te komen en dit mes was ook zichtbaar voor de familie. Op het moment dat [naam 3] de autosleutels kreeg was [verdachte 1] in de woonkamer. Hij hoorde hem schreeuwen:” blijven zitten, blijven zitten” waarop [naam 3] naar de auto is gerend en de auto voor de woning heeft gereden. Na meerdere malen toeteren is [verdachte 1] naar buiten gekomen en zijn ze samen weg gereden in de auto.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat [naam 3] de woningoverval heeft gepleegd samen met [verdachte 1] . Voor de rechtbank staat tevens vast dat [naam 3] een mes aan [naam 1] heeft getoond en met dat mes naar hem heeft gewezen en daarbij heeft geroepen: “Geef me nu die autosleutels”. [verdachte 1] heeft zicht gehouden op de moeder en even later op aangever en de broer van aangever. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van [naam 1] te twijfelen, nu deze bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen.
Medeplegen
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of de rol van verdachte groot genoeg is om van medeplegen te kunnen spreken.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet er sprake zijn van een materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit, die van voldoende gewicht moet zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht.
De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak voor of na het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van [verdachte 1] het volgende af. [naam 3] en [verdachte 1] zijn samen naar de woning gelegen aan de [adres 2] te Tilburg gereden en stonden samen – beiden vermomd met een muts en shawl – aan de voordeur van deze woning. Eenmaal binnen heeft [naam 3] zich tot [naam 1] gewend om diens autosleutels in zijn bezit te krijgen. [verdachte 1] is op dat moment naar de woonkamer gegaan om [naam 4] onder controle te houden. Hij zei tegen haar dat ze rustig moest blijven en dat ze haar niets zouden doen. Verder riep hij dat zij geen telefoon mocht pakken en dat ze de politie niet mocht bellen. Op het moment dat [naam 2] en [naam 1] naar beneden gingen en [naam 3] de woning verliet, zei [verdachte 1] tegen hen dat ze in de gang moesten gaan zitten. Kort hierna, toen [naam 3] met de auto voor de woning stond te toeteren, heeft ook [verdachte 1] de woning verlaten en zij zijn samen met de auto weggereden.
Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen [naam 3] en [verdachte 1] , ook al heeft [verdachte 1] geen wegnemingshandeling verricht. Hij heeft zich ook niet onttrokken op een daartoe geëigend tijdstip. Zo had hij ervoor kunnen kiezen niet met [naam 3] de woning binnen te gaan. Zijn aanwezigheid en bijdrage hebben er, gezien de vastgestelde feiten, (mede) toe geleid dat geen van de aanwezigen in de woning zich met het handelen van [naam 3] heeft bemoeid en [naam 3] ongestoord zijn gang kon gaan. [verdachte 1] moet vanwege de aard en intensiteit van de samenwerking hebben geweten wat ze gingen doen. Ook hij had immers zijn gezicht bedekt. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (aan de [adres 2] aldaar) autosleutels en (vervolgens) een VW Polo (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
door een mesaan die [naam 1] te tonen en met dat mes naar die [naam 1] te wijzen en daarbij op dreigende toon (meermalen) tegen die [naam 1] te zeggen: "Geef me nu die
autosleutels!".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Als bijzondere voorwaarden dienen hieraan te worden gekoppeld een meldplicht bij de reclassering, het ondergaan van een ambulante behandeling met de mogelijkheid van een klinische opname en een begeleid wonen traject. Daarnaast verzoekt de officier van justitie een contactverbod met de slachtoffers op te leggen. De officier van justitie heeft bij zijn eis in strafmatigende zin rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte..
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de verdediging verzocht een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen en een forse voorwaardelijke straf als stok achter de deur. Daarnaast kan eventueel een maximale taakstraf opgelegd worden om de ernst van het feit te benadrukken. Aan de voorwaardelijke straf kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte 1] heeft zich samen met medeverdachte [naam 3] schuldig gemaakt aan een woningoverval. Hij is samen met [naam 3] de woning – waar op dat moment mevrouw [naam 4] en de broers [naam 1] aanwezig waren – binnen gegaan. Ze stonden rond half 1 ’s nachts met z’n tweeën vermomd voor de woning waarbij door [naam 3] een mes werd vastgehouden en getoond om te dreigen. Beide verdachten zijn naar binnen gelopen onder luid geschreeuw waar uiteindelijk de autosleutels afhandig zijn gemaakt. Hierna zijn de verdachten vertrokken en hebben zij de auto van [naam 1] meegenomen. Dit alles heeft plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Het begaan van zo’n woningoverval is niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor de slachtoffers, het veroorzaakt ook onrust in de samenleving. Het feit dat er midden in de nacht zomaar twee mannen in je huis staan met een mes en er met je spullen vandoor gaan, is zeer beangstigend. [verdachte 1] heeft op geen enkel moment stilgestaan bij het persoonlijk leed voor de familie, en hij heeft samen met zijn medeverdachte kennelijk alleen het eigen financieel belang vooropgesteld.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van [verdachte 1] . Daaruit blijkt dat [verdachte 1] niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch rapport opgemaakt door dr. Jogems-Kosterman van 21 juni 2019. Bij [verdachte 1] is sprake van uitgebreide neurocognitieve stoornissen en neurologische afwijkingen door ernstig traumatisch hersenletsel. Dit letsel heeft hij opgelopen als slachtoffer van een gewelddadige woningoverval in februari 2016. De neurocognitieve stoornissen komen tot uiting op alle domeinen: taal, geheugen, aandacht, abstractievermogen, executief functioneren en visueel- ruimtelijk denken. [verdachte 1] wordt in het dagelijkse leven met name belemmerd in taalbegrip, oriëntatie in tijd en ruimte, geheugen en praktisch probleemoplossende vaardigheden. Qua intellectuele capaciteiten functioneert [verdachte 1] op de grens van een lichte tot matige verstandelijke beperking. Hij is daarnaast bekend met chronische middelenproblematiek (alcohol en drugs) en antisociale trekken in de persoonlijkheid.
Het is zeer aannemelijk dat [verdachte 1] in aanloop naar en tijdens het ten laste gelegde vanuit zijn neurocognitieve stoornissen, intellectuele beperkingen en invloed van alcohol sterk beïnvloedbaar is geweest.
De psycholoog adviseert – op grond van het bovengenoemde – het ten laste gelegde feit in verminderde mate aan hem toe te rekenen. [verdachte 1] lijkt niet volledig ontoerekeningsvatbaar, omdat hij zijn gedragskeuzes in positieve zin kan bijsturen in reactie op zijn omgeving; zo houdt hij nu op advies van zijn huidige begeleiding wel afstand van personen die hem negatief kunnen beïnvloeden. De kans op recidive op een soortgelijk delict wordt als matig ingeschat. Het recidiverisico neemt toe wanneer [verdachte 1] weinig externe structuur of begeleiding heeft, veel drugs of alcohol gebruikt en daarnaast beïnvloed wordt vanuit een negatief sociaal netwerk. Qua behandeling zou [verdachte 1] kunnen profiteren van behandeling gericht op psycho-educatie, praktische handvatten om goed om te gaan met zijn neurocognitieve stoornissen en versterking van ziekte-inzicht en coping-vaardigheden.
Het is van belang dat de ondersteuning van [verdachte 1] wordt afgestemd op de problematiek. Het is van belang dat de beschermde woonsetting expertise heeft op het gebied van NAH (niet aangeboren hersenletsel) én verslaving en van daaruit veel holding kan bieden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van 26 juni 2019 van prof. dr. C. Jonker, (gedrags)neuroloog. Volgens de deskundige is bij [verdachte 1] sprake van een Gerstmannsyndroom, rechtszijdige gezichtsvelduitval en sensorische ‘neglect’, naast cognitieve stoornissen op alle gebieden, als gevolg van uitgebreide traumatische hersenschade links. Het Gerstmann syndroom is een neurologisch syndroom dat veroorzaakt wordt door hersenschade en bestaat uit links-rechts desoriëntatie, niet kunnen rekenen, niet kunnen schrijven, niet kunnen lezen en het niet kunnen benoemen van de vingers bij aanraken. Er is tevens sprake van epilepsie, die dankzij medicatie onder controle is.
Het lijkt zeer aannemelijk dat de cognitieve en gedragsneurologische gevolgen van het hersenletsel het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed. [verdachte 1] heeft executieve functiestoornissen, waardoor zijn oordeelsvermogen beperkt was en hij de situatie waarin hij verkeerde onvoldoende overzag. Het is aannemelijk dat [verdachte 1] als gevolg van de taalstoornissen en de beperking in het overzien van de situatie sterk beïnvloedbaar was geworden en door het tekortschieten van zelfreflectie – kenmerkend voor executieve functiestoornissen – impulsief reageerde. Bovendien werd zijn kwetsbaarheid en het overzichtsverlies van de situatie nog versterkt door het alcoholgebruik in de aanloop naar het tenlastegelegde. Door het tekortschieten van oordeelsvermogen was betrokkene niet in staat zijn handelen te toetsen aan een adequaat stelsel van normen en waarden. Naar het oordeel van de deskundige was hij beperkt in zijn keuzevrijheid.
De rechtbank kan zich verenigen met deze conclusies en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het door Fivoor (reclassering) opgemaakte advies van 28 juni 2019. Hieruit komt naar voren dat er diagnostisch gezien sprake is van een lichte tot matige verstandelijke beperking (voorkomend uit niet aangeboren hersenletsel). Mede door de verstandelijke beperking is [verdachte 1] heel beïnvloedbaar, heeft hij geen tijdsbesef en is er sprake van een geheugenstoornis waardoor hij geen afspraken kan onthouden. De reeds ingezette begeleiding en hulpverlening wordt door de reclassering gezien als een beschermende factor; [verdachte 1] woont beschermd en wordt ondersteund met praktische zaken. De criminogene- en beschermende factoren tegen elkaar afwegend komt GGZ Reclassering Fivoor tot een gemiddeld risico op recidive en letselschade. Er is sprake van instabiliteit op de diverse leefgebieden en het middelengebruik en de psychische problematiek vormen de grootste criminogene factoren. [verdachte 1] wordt omschreven als beïnvloedbaar en is niet in staat om afstand te nemen van deviant/ crimineel gedrag. Daarnaast zijn er echter ook beschermde factoren aanwezig zoals het beschermd wonen van iXzelF en de mentor van [verdachte 1] welke hem ondersteunt bij de vormgeving van zijn basisbehoeften/ zorg. Gezien het huidige hem ten laste gelegde is de kans op letselschade bij recidive aanwezig. Van belang is dat [verdachte 1] de hulpverlening, zoals deze nu is ingezet, voortzet. Naast de bestaande hulpverlening is het van belang dat, om de kans op recidive te verminderen, [verdachte 1] meewerkt aan een ambulante behandeling gericht op het omgaan met stress/ prikkels, het vergroten van inzicht in de problematiek en het verstevigen van het zelfbeeld. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden met het hersenletsel van betrokkene; de huidige klachten betreffen restverschijnselen van het opgelopen trauma en dat het verlies van deze capaciteiten niet terugkeert middels een behandeling. Wel kan het [verdachte 1] helpen in het opbouwen van zijn leven en bij de bewustwording/ acceptatie van zijn problematiek. Door de reclassering wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang op te leggen. Daarnaast dient als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de slachtoffers opgelegd te worden.
Het opleggen van een straf dient meerdere doelen. Ten eerste is er het doel van vergelding en generale preventie. Daarbij geldt dat zwaardere misdrijven in de regel zwaarder worden bestraft. Andere strafdoelen zijn het beperken van het gevaar van herhaling en het bevorderen van resocialisatie. Telkens zal in elke individuele zaak aan de hand van alle omstandigheden van het geval moeten worden bekeken welk strafdoel zwaarder weegt.
[verdachte 1] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. Dit is een zeer ernstig feit. Gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert voor zulke misdrijven is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele jaren het uitgangspunt. In die zin is de eis van de officier van justitie begrijpelijk.
Toch zal de rechtbank een dergelijke straf niet opleggen. De rechtbank houdt daarbij rekening met de rol van [verdachte 1] bij de woningoverval. Hij was niet degene met het mes. Hij was ook niet degene die [naam 1] heeft bedreigd en ook niet degene die de autosleutels en de auto heeft gestolen. Hoewel hij wel als medepleger kan worden aangemerkt, was zijn rol aanzienlijk kleiner dan die van [naam 3] . Gelet op de conclusies van de deskundigen kan de rechtbank zich ook niet aan de indruk onttrekken dat verdachte zich ook vooral door zijn mededader heeft laten meetrekken in dit strafbaar feit.
De belangrijkste factor voor de bepaling van de straf vindt de rechtbank de forse problematiek van [verdachte 1] , zoals deze is vastgesteld door de deskundigen en hierboven is weergegeven. [verdachte 1] heeft een forse hersenbeschadiging die leidt tot forse cognitieve beperkingen en een verstandelijke beperking. Dit alles leidt tot grote problemen in alle aspecten van het dagelijks leven. De conclusie van de deskundigen dat [verdachte 1] minder keuzevrijheid had en de situatie minder goed kon overzien, moet naar het oordeel van de rechtbank in forse mate doorklinken in de op te leggen straf.
[verdachte 1] woont sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis begeleid bij Ixzelf. Op zichzelf zit hij daar op zijn plaats, al is nog onzeker of hij daar kan blijven of dat hij naar en andere soortgelijke instelling moet. Uit de adviesrapporten blijkt dat [verdachte 1] intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft, wellicht voor de rest van zijn leven. Daarmee is de reclassering nu begonnen. De rechtbank acht het niet opportuun dit te doorkruisen door [verdachte 1] nu opnieuw naar de gevangenis te sturen.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 15 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dat betekent dat [verdachte 1] niet terug hoeft naar de gevangenis. Met het forse voorwaardelijke strafdeel wordt enerzijds de ernst van het strafbare feit tot uitdrukking gebracht. Anderzijds maakt dit het mogelijk verdachte te verplichten mee te werken aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank is van oordeel dat dit het best zal bijdragen aan het genoemde strafdoel beperken van het gevaar van herhaling en dus aan bescherming van de maatschappij.
Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verbinden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Tevens zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de slachtoffers aan de voorwaardelijke straf verbinden.
Gelet op de adviezen is het noodzakelijk dat begeleiding en behandeling van verdachte worden voortgezet. Nu de kans op recidive en letselschade als gemiddeld wordt ingeschat, verdachte zeer beïnvloedbaar is en zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende woningoverval is de rechtbank van oordeel dat er zonder begeleiding en behandeling ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen. Om die reden zal de rechtbank ambtshalve bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij GGZ ERW Novadic-Kentron; Jan Wierhof 14, 5017 JD te Tilburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat behandelen door een Forensische Polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na aanvang van de proeftijd en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat betrokkene zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte verblijft (indien geïndiceerd) in een (forensische) instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Wanneer een verblijf in een instelling niet geïndiceerd is, werkt verdachte mee aan ambulante woonbegeleiding.
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [naam 1] , wonende te [adres 2]
- [naam 4] , wonende te [adres 2]
- [naam 2] , wonende te [adres 3] , zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Linden, voorzitter, mr. Kok en mr. Koelewijn, rechters, in tegenwoordigheid van De Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2019.
Mr. Koelewijn is niet in staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019006 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 96.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] door de rechter-commissaris.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 4] , pagina 65 en 66.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] door de rechter-commissaris d.d. 4 juni 2019
5.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina 68.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] door de rechter-commissaris.