ECLI:NL:RBZWB:2019:3284

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
02-021009-19, 02-239518-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. van der Linden
  • A. Kok
  • J. Koelewijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningoverval met geweld in Tilburg

Op 16 januari 2019 heeft verdachte samen met medeverdachte [naam 3] een woningoverval gepleegd in Tilburg. De overval vond plaats gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij de verdachte met een mes dreigde en de autosleutels van de VW Polo van [naam 1] heeft afgenomen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de bekennende verklaring van de verdachte als wettig en overtuigend bewijs aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de medeverdachte een ondersteunende rol heeft gespeeld. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank benadrukt de ernst van de woningoverval en de impact op de slachtoffers, en stelt dat de verdachte niet heeft stilgestaan bij het leed dat hij heeft veroorzaakt. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte deze straf reeds uitzit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/021009-19 en 02/239518-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 19 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in P.I. Torentijd te Middelburg
raadsman mr. Van Gils, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juli, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Tilburg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (aan de
[adres 1] aldaar)
(een) autosleutel(s) en (vervolgens) een VW Polo (kenteken [kenteken] ), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1]
,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van
het gestolene te verzekeren, door een mes, in elk geval met een scherp
en/of puntig voorwerp aan de [naam 1] te tonen en/of met dat mes, in
elk geval met dat scherpe en/of puntige voorwerp naar die [naam 1] te
zwaaien en/of te wijzen en/of daarbij op dreigende toon
(meermalen)tegen die [naam 1] te zeggen: "Geef me nu die
autosleutels!", althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of
strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht)

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (hierna: [verdachte] ) het tenlastegelegde feit (medeplegen van diefstal met geweld) heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende. Er ligt een aangifte en twee getuigenverklaringen waaruit naar voren komt wat er die avond heeft plaatsgevonden. Daarnaast ligt er de grotendeels bekennende verklaring van [verdachte] dat hij het feit heeft gepleegd. [verdachte] ontkent dat hij met het mes heeft gezwaaid. De officier van justitie acht dit gedeelte van de tenlastelegging echter ook wettig en overtuigend bewezen en wijst hiervoor naar de aangifte. Hij heeft geen enkele reden om aan deze verklaring te twijfelen en daarmee is ook het dreigen met het mes wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte tenlastegelegde feit en wijst hiervoor naar de aangifte, de getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van [verdachte] afgelegd bij de rechter-commissaris. Het gedeelte dat ziet op het zwaaien met het mes kan naar de mening van de verdediging niet worden bewezen nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs uit het dossier naar voren komt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Door [naam 1] werd aangifte gedaan van een overval op de woning gelegen aan de [adres 1] te Tilburg. [1] Op 16 januari 2019 zat hij om 00.20 uur samen met zijn moeder op de bank toen hij de deurbel hoorde gaan. Zijn broertje [naam 2] was op dat moment boven op zijn kamer. Op het moment dat [naam 1] de deur opende zag hij dat er twee personen voor de deur stonden. Zij hadden een shawl voor het gezicht en een muts op. De voorste persoon had een mes in zijn rechterhand vast, wees daarbij naar hem toe en zei: “autosleutels, geef me je autosleutels”. [naam 1] herkende meteen de stem van deze persoon en hoorde dat het [verdachte] was. Tijdens het schreeuwen kwam [verdachte] meteen naar binnen gelopen. Hij duwde daarbij de voordeur verder open, waardoor deze tegen de deur van de meterkast aansloeg en de ruit van de doordeur kapot ging. [naam 1] liep de woonkamer in en aangrenzend de keuken in. Hij stond tegen het aanrecht. [verdachte] en de tweede persoon zijn met [naam 1] de woonkamer ingelopen. [verdachte] kwam voor hem staan en zei: “geef me nu je autosleutels” waarop [naam 1] naar boven is gelopen om deze te pakken. Hij heeft de sleutels van boven naar beneden gegooid waarop [verdachte] met de sleutels naar buiten is gelopen. [naam 1] en [naam 2] zijn vervolgens naar beneden de woonkamer ingelopen. De tweede persoon zei tegen [naam 1] dat hij moest gaan zitten en op dat moment herkende hij de stem van deze persoon, als [naam 3] . Hij droeg net als [verdachte] een muts en een shawl. Na ongeveer drie minuten toeterde een auto vanaf de straat waarop [naam 3] naar buiten is gelopen en samen met [verdachte] er vandoor is gegaan met de auto. De auto betreft een Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken] . In aanvulling op zijn verklaring bij de politie heeft [naam 1] nog verklaard dat [verdachte] voor zijn neus stond met het mes. [2] Hij stond met geheven arm met het mes in zijn hand voor hem.
De aangifte van [naam 1] wordt in grote lijnen bevestigd door de verklaring van [naam 4] , zijn moeder. Meer in het bijzonder heeft zij verklaard dat zij samen met haar zoon [naam 1] op de bank zat toen de bel van de voordeur ging. [3] [naam 1] ging de deur open doen waarop zij een hoop geschreeuw in de gang hoorde. Op enig moment zag zij dat er een persoon de woonkamer ingelopen kwam. Hij droeg een donkere muts en een sjaal voor zijn gezicht. De tweede persoon is nog even de woonkamer binnen gelopen met iets blinkends in zijn hand, maar is weer snel de hal in gelopen. De eerste persoon bleef in de woonkamer en zei tegen haar dat ze rustig moest blijven en dat ze haar niets aan zouden doen. Hij riep vrij hard dat ze niet haar telefoon mocht pakken en dat ze ook de politie niet mocht bellen. Op enig moment kwamen [naam 1] en [naam 2] de woonkamer ingelopen waarop de persoon is vertrokken. [naam 4] heeft aanvullend verklaard dat de man, [naam 3] , tegen haar zei dat ze rustig moest blijven, dat er niks zou gebeuren en dat ze [naam 1] moesten hebben. [4] [naam 2] heeft verklaard dat hij twee personen in de woning zag staan die daar niet thuis horen. [5] Ze hadden allebei een shawl voor hun mond/gezicht. Hij herkende deze personen aan hun stemmen als [verdachte] en [naam 3] . [naam 3] zei tegen hem en [naam 1] dat ze naar beneden moesten komen en in de hal moesten gaan zitten.
[verdachte] heeft verklaard dat hij samen met [naam 3] naar de woning van [naam 1] is gegaan. [6] Het plan om naar de woning te gaan is ontstaan toen ze samen aan het drinken waren. De bedoeling was om daar geld of iets anders van waarde mee te nemen. [naam 1] heeft de voordeur open gedaan en de autosleutels gepakt toen [verdachte] daarom vroeg. Tijdens het voorval had hij een mes bij zich om dreigend over te komen en dit mes was ook zichtbaar voor de familie. Op het moment dat [verdachte] de autosleutels kreeg was [naam 3] in de woonkamer. Hij hoorde hem schreeuwen:” blijven zitten, blijven zitten” waarop [verdachte] naar de auto is gerend en de auto voor de woning heeft gereden. Na meerdere malen toeteren is [naam 3] naar buiten gekomen en zijn ze samen weg gereden in de auto.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat [verdachte] de woningoverval heeft gepleegd samen met [naam 3] . Voor de rechtbank staat tevens vast dat [verdachte] een mes aan [naam 1] heeft getoond en met dat mes naar hem heeft gewezen en daarbij heeft geroepen: “Geef me nu die autosleutels”. [naam 3] heeft zicht gehouden op de moeder en even later op aangever en de broer van aangever. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van [naam 1] te twijfelen, nu deze bevestiging vindt in de overige bewijsmiddelen. De rechtbank wordt in dit standpunt gesterkt nu [verdachte] heeft verklaard het mes meegenomen te hebben om dreigend over te komen en dat het mes ook zichtbaar is geweest voor de familie.
Medeplegen
Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [naam 3] medepleger is van de woningoverval. [verdachte] en [naam 3] zijn samen naar de woning gelegen aan de [adres 1] te Tilburg gereden en stonden samen – beiden vermomd met een muts en shawl – aan de voordeur van deze woning. Eenmaal binnen heeft [verdachte] zich tot [naam 1] gewend om diens autosleutels in zijn bezit te krijgen. [naam 3] is op dat moment naar de woonkamer gegaan om [naam 4] onder controle te houden. Hij zei tegen haar dat ze rustig moest blijven en dat ze haar niets zouden doen. Verder riep hij dat zij geen telefoon mocht pakken en dat ze de politie niet mocht bellen. Op het moment dat [naam 2] en [naam 1] naar beneden gingen en [verdachte] de woning verliet, zei [naam 3] tegen hen dat ze in de gang moesten gaan zitten. Kort hierna, toen [verdachte] met de auto voor de woning stond te toeteren, heeft ook [naam 3] de woning verlaten en zij zijn samen met de auto weggereden.
Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [naam 3] , ook al heeft [naam 3] geen wegnemingshandeling verricht. Hij heeft zich ook niet onttrokken op een daartoe geëigend tijdstip. Zo had hij ervoor kunnen kiezen niet met [verdachte] de woning binnen te gaan. Zijn aanwezigheid en bijdrage hebben er, gezien de vastgestelde feiten, (mede) toe geleid dat geen van de aanwezigen in de woning zich met het handelen van [verdachte] heeft bemoeid en [verdachte] ongestoord zijn gang kon gaan. [naam 3] moet vanwege de aard en intensiteit van de samenwerking hebben geweten wat ze gingen doen. Ook hij had immers zijn gezicht bedekt. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 januari 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning (aan de [adres 1] aldaar) autosleutels en (vervolgens) een VW Polo (kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [naam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door een mes aan die [naam 1] te tonen en met dat mes naar die [naam 1] te wijzen en daarbij op dreigende toon (meermalen) tegen die [naam 1] te zeggen: "Geef me nu die autosleutels!".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan [verdachte] op te leggen een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf dient als bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld een meldplicht bij Novadic-Kentron, opname in een zorginstelling en meewerken aan middelencontrole. Daarnaast verzoekt de officier van justitie een contactverbod met de slachtoffers – zoals dit reeds bij de schorsingsvoorwaarden is opgenomen – op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de straf zoals deze door de officier van justitie is gevorderd te matigen. Hij verzoekt een fors deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd. Vanuit detentie kan de stap worden gezet naar een langdurig klinisch traject. Met een forse voorwaardelijke straf heeft [verdachte] een flinke stok achter de deur en moet hij weer terug naar de gevangenis als hij zijn behandeling niet afmaakt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft zich samen met medeverdachte [naam 3] schuldig gemaakt aan een woningoverval. Hij is samen met [naam 3] de woning – waar op dat moment mevrouw [naam 4] en de broers [naam 1] aanwezig waren – binnen gegaan. Ze stonden rond half 1 ’s nachts met z’n tweeën vermomd voor de woning waarbij door [verdachte] een mes werd vastgehouden en getoond om te dreigen. Beide verdachten zijn naar binnen gelopen onder luid geschreeuw waar uiteindelijk de autosleutels afhandig zijn gemaakt. Hierna zijn de verdachten vertrokken en hebben zij de auto van [naam 1] meegenomen. Dit alles heeft plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Het begaan van zo’n woningoverval is niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor de slachtoffers, het veroorzaakt ook onrust in de samenleving. Het idee dat er midden in de nacht zomaar twee mannen in je huis staan met een mes en er met je spullen vandoor gaan, is zeer beangstigend. [verdachte] heeft op geen enkel moment stilgestaan bij het persoonlijk leed voor de familie, en hij heeft het eigen financieel belang vooropgesteld.
[verdachte] heeft ter zitting weliswaar verklaard spijt te hebben, maar uit zijn gedrag na de woningoverval blijkt dit niet. Het heeft in elk geval nog niet tot een blijvende gedragsverandering geleid.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van [verdachte] . Daaruit blijkt dat [verdachte] eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waaronder een straatroof.
[verdachte] is in de zaak met parketnummer 02/239518-17 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden. In deze zaak is de voorlopige hechtenis van [verdachte] geschorst met ingang van de datum dat hij klinisch kon worden geplaatst op grond van de bijzondere voorwaarden in parketnummer 02/239518-17.
Uit het voortgangsverslag van 21 mei 2019 van Novadic-Kentron komt naar voren dat [verdachte] is opgenomen bij FPA de Schelde bij GGZ WNB te Halsteren. Al snel ontstonden er problemen tijdens zijn opname. In overleg met het openbaar ministerie is er besloten een herplaatsing te organiseren. De reclassering heeft met hem afgesproken dat hij ter overbrugging in Halsteren op de FPA zou verblijven. Echter heeft hij zich kort daarna, tegen het advies in van de kliniek, onttrokken aan de opname. [verdachte] is op 15 februari 2019 aangehouden en verzocht is de schorsing op te heffen. [verdachte] is opnieuw geschorst. Er is getracht een spoedplaatsing te organiseren samen met het IFZ (Indicatiestelling Forensische Zorg) en het DIZ (Divisie Individuele Zaken Klinische Plaatsingen). [verdachte] is echter veel te laat verschenen voor zijn detox opname (max. 7 weken) bij de Forensische Klinische Zorgafdeling (FKZ) van Novadic-Kentron te Vught op 08-04-2019. Een detox was noodzakelijk en tevens een voorwaarde om door te kunnen stromen naar een langdurige (klinische) opname bij FPA Radix, Centrum Forensische Psychiatrische Zorg. Omdat hij niet kwam opdagen is hij onderaan de wachtlijst geplaatst. Gezien de aanhoudende en toenemende zorgen wat betreft het gevaars- en recidiverisico is er door de reclassering geadviseerd over te gaan tot directe aanhouding in het kader van de vordering tenuitvoerlegging. De tenuitvoerlegging is vervolgens door de politierechter gelast en [verdachte] zit om die reden nu vast.
In zijn mail van 3 juli 2019 heeft reclasseringswerker Van Grotel geschreven dat de reclassering enkel mogelijkheden voor begeleiding ziet als [verdachte] meewerkt aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Eerder ingezette (uiteenlopende) interventies hebben niet het gewenste resultaat gehad. Als [verdachte] niet meewerkt ziet hij geen mogelijkheid om te werken aan gedragsverandering en daarmee het verminderen van de kans op recidive en gevaar. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden toezicht door de reclassering, opname in een zorginstelling en een verplichting mee te weken aan middelencontrole.
Ter zitting heeft deskundige Van Grotel – van Novadic-Kentron en huidig toezichthouder – nog het volgende toegevoegd. Een langdurige klinische opname is de enige kans voor [verdachte] om in de maatschappij terug te keren. De inschatting is dat [verdachte] inmiddels gemotiveerd is om hieraan deel te nemen. [verdachte] heeft zich in de periode dat hij stabiel was altijd meewerkend opgesteld. De motivatie om te veranderen is er, maar [verdachte] laat onmacht zien waar niet aan voorbij kan worden gegaan.
Uit het rapport dat is opgemaakt door psycholoog F.M. Vuister van 17 april 2019 leidt de rechtbank af dat [verdachte] lijdende is aan aandachtdeficiëntie/hyperactiviteitstoornis (overwegend onoplettend beeld) aan een stoornis in cannabisgebruik (ernstig) een stoornis in het gebruik van een stimulantium (ernstig) alsmede aan een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Omdat [verdachte] zeer beperkt meewerkte en gebruik maakte van zijn zwijgrecht, kan de deskundige geen uitspraak doen over de mate van toerekenbaarheid. In principe is sprake van een matig tot hoog recidiverisico. Zonder justitieel kader wordt de kans dat [verdachte] terugvalt in ernstig gewelddadig gedrag (zoals een levensdelict) als matig tot hoog ingeschat. Terugval wordt met name verwacht bij hernieuwd polydrugsgebruik, welke mogelijkheid gezien het uitgebreide gebruikersverleden van [verdachte] verre van denkbeeldig is. Geadviseerd wordt [verdachte] te veroordelen tot een gevangenisstraf met daarin een voorwaardelijk deel. Aan deze voorwaardelijke straf dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld dat [verdachte] een klinische en vervolgens ambulante behandeling ondergaat met inbegrip van een daarop volgend nazorgtraject. De beschreven behandeling kan plaatsvinden in een voorwaardelijk kader met een bij voorkeur maximale proeftijd en daarbij reclasseringstoezicht.
Het opleggen van een straf dient meerdere doelen. Ten eerste is er het doel van vergelding en generale preventie. Daarbij geldt dat zwaardere misdrijven in de regel zwaarder worden bestraft. Andere strafdoelen zijn het beperken van het gevaar van herhaling en het bevorderen van resocialisatie. Telkens zal in elke individuele zaak aan de hand van alle omstandigheden van het geval moeten worden bekeken welk strafdoel zwaarder weegt.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. Dit is een zeer ernstig feit. Gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert voor zulke misdrijven is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele jaren het uitgangspunt. De rechtbank is ook van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf in dit geval ook dient te worden opgelegd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat [verdachte] de initiator van deze woningoverval lijkt te zijn geweest, hij het mes heeft gehanteerd en de autosleutels en de auto heeft meegenomen. De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen, om behandeling en begeleiding van [verdachte] mogelijk te maken met als doel de kans op herhaling te beperken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden is. Aan de voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd. Ook zal de rechtbank ambtshalve als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de slachtoffers opleggen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk dient te worden verklaart nu [verdachte] deze straf reeds aan het uitzitten is.
De rechtbank stelt vast dat de tenuitvoerlegging is gelast van de straf die is opgelegd aan [verdachte] in de zaak onder parketnummer 02/239518-17 bij vonnis van de politierechter van 1 maart 2018, te weten een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk. [verdachte] zit deze straf thans uit. De officier van justitie dient derhalve in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te worden verklaard.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Novadic-Kentron en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat opnemen bij FPA Radix van Mondriaan GGZ of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend na detentie of in ieder geval zo snel mogelijk na het opleggen van het vonnis. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte mee zal werken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [naam 1] , wonende te [adres 1]
- [naam 4] , wonende te [adres 1]
- [naam 2] , wonende te [adres 2] , zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 02/239518-17;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Linden, voorzitter, mr. Kok en mr. Koelewijn, rechters, in tegenwoordigheid van De Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juli 2019.
Mr. Koelewijn is niet in staat het vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019006 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 96.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] door de rechter-commissaris.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 4] , pagina 65 en 66.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] door de rechter-commissaris d.d. 4 juni 2019
5.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina 68.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] door de rechter-commissaris.