ECLI:NL:RBZWB:2019:3270
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Nietig beding tot betaling van bemiddelingskosten in huurovereenkomst
In deze zaak vorderde eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.W. Meijer, de terugbetaling van bemiddelingskosten die zij had betaald aan gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.C.L. van de Corput, in het kader van een huurovereenkomst. Eiseres stelde dat het beding tot betaling van deze kosten nietig was, omdat er sprake was van een niet redelijk voordeel volgens artikel 7:264 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de door eiseres betaalde bemiddelingskosten van € 1.064,80 onredelijk hoog waren en dat het beding tot betaling van bemiddelingskosten nietig was. Gedaagde voerde aan dat de vordering was verjaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de verjaringstermijn was gestuit. De vordering tot terugbetaling van de bemiddelingskosten werd toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 27 maart 2019.