ECLI:NL:RBZWB:2019:3249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
C/02/359542 / JE RK 19-1063
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met bedreiging in ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 juli 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen ernstig worden bedreigd in hun sociaal-emotionele ontwikkeling, mede door de problematische situatie waarin zij zich bevinden. De moeder van de minderjarigen heeft te maken met een gewelddadige vader die haar en de kinderen bedreigt, wat leidt tot een onveilige situatie. De Raad heeft aangegeven dat de moeder, ondanks haar inspanningen, niet in staat is om de zorgen over de minderjarigen zelfstandig weg te nemen. De kinderrechter heeft de zorgen over het tekort aan jeugdzorgwerkers benadrukt, wat de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen bemoeilijkt. De kinderrechter heeft besloten de minderjarigen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling (GI) voor de verzochte periode van een jaar, met de hoop dat de zaak prioriteit krijgt vanwege de urgentie van de situatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/359542 / JE RK 19-1063
datum uitspraak: 2 juli 2019

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, hierna te noemen de Raad,

gevestigd te Middelburg,
betreffende
[minderjarige 1]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[belanghebbende 2] hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Eindhoven.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 11 juni 2019 ingekomen bij de griffie op 13 juni 2019;
- de brief van de moeder van 28 juni 2019.
Op 2 juli 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- mw. C. van Tuijl namens de Raad,
- mw. V. Louxen namens de GI.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verzocht voor de duur van een jaar.

De standpunten

De Raad stelt dat de minderjarigen zeer ernstig worden bedreigd in hun sociaal-emotionele ontwikkeling, maar ook op cognitief gebied. De moeder probeert goed voor de minderjarigen te zorgen, maar de vele problemen die de moeder en de minderjarigen meegemaakt hebben, reeds in Syrië, in de oorlogssituatie, de scheiding, het verblijf in verschillende COA en het voorval van huiselijk geweld, maken dat er geen energie overblijft om echte stappen te maken. De vader bedreigt de moeder met fysiek geweld en dreigt de minderjarigen te ontvoeren. Voor minderjarigen die meer dan gemiddeld stabiliteit, voorspelbaarheid en rust nodig hebben omdat ze al veel hebben meegemaakt, is de huidige situatie waarin zij niet naar school gaan en geen contact meer hebben met hun vriendjes zeer belastend. De Raad verzoekt daarom om de minderjarigen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar.
De GI staat achter het verzoek van de Raad en heeft inmiddels vernomen waar de moeder en de minderjarigen verblijven. Er is op dit moment geen jeugdzorgwerker beschikbaar bij de GI en de zaak zal worden opgepakt door het SEK-team die voor maximaal drie maanden betrokken zal blijven. Het SEK-team neemt contact op met de ouders en stelt een hulpverleningsplan op. Zodra de zaak voldoende inzichtelijk is gemaakt, zal hij worden overgedragen aan een jeugdzorgwerker in de regio waar de moeder en de minderjarigen verblijven.
De moeder heeft schriftelijk laten weten dat zij het eens is met het verzoek van de Raad.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overlegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de houding van de vader ten opzichte van de moeder en het onvermogen van de vader om de minderjarigen buiten deze strijd te plaatsen. De vader is dreigend, agressief en neerbuigend naar de moeder toe en heeft gedreigd de minderjarigen naar het buitenland te ontvoeren. De moeder is, voor haar eigen veiligheid en die van haar kinderen, met de minderjarigen naar een veilige opvang gegaan op een voor vader onbekend adres. De minderjarigen zijn angstig en onzeker en hebben hulpverlening nodig om hun traumatische verleden met betrekking tot het huiselijk geweld en de oorlogssituatie te verwerken. Zij hebben meer dan gemiddeld behoefte aan structuur, rust en een vaste woonplek. Deze structuur, rust en duidelijkheid hebben de minderjarigen afgelopen tijd niet ervaren. Bovendien gaan de minderjarigen niet naar school, wat een bedreiging vormt voor hun ontwikkeling en integratie in Nederland. De moeder is ondanks haar inzet onvoldoende in staat de zorgen over de minderjarigen zelfstandig weg te nemen en heeft hierbij hulp nodig. Binnen de ondertoezichtstelling dient ingezet te worden op het waarborgen van de veiligheid van de minderjarigen en de moeder, dient te worden bezien welke rol de vader nog kan spelen in het leven van de minderjarigen en dient een stabiele plek voor de minderjarigen te worden gecreëerd waar zij naar school kunnen gaan. Indien de GI concludeert dat de vader niet langer een rol kan spelen in het leven van de minderjarigen is het naar het oordeel van de kinderrechter begrijpelijk dat wordt gekeken naar de mogelijkheden om het gezag van de vader te beëindigen. De kinderrechter zal op voornoemde gronden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht stellen van de GI voor de verzochte duur van een jaar.
De kinderrechter merkt voorts op dat het tekort aan jeugdzorgwerkers een groeiend probleem lijkt te worden, niet alleen bij deze GI, maar bij meerdere GI’s. Dit heeft tot gevolg dat niet (direct) uitvoering kan worden gegeven aan een, in het belang van de minderjarigen, door de kinderrechter uitgesproken kinderbeschermingsmaatregel. De kinderrechter hoopt dat de onderhavige zaak een hoge prioritering krijgt toegewezen omwille van het gevaar voor de fysieke veiligheid van de minderjarigen en het feit dat zij momenteel niet naar school gaan.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI met ingang van 2 juli 2019 en tot 2 juli 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2019 door mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Hout, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 juli 2019.
(SH)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch