ECLI:NL:RBZWB:2019:3187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
15 juli 2019
Zaaknummer
02-665183-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit in Oisterwijk

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1957 te [geboorteplaats], heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 juni 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van 687 hennepplanten in de periode van 12 juni 2014 tot en met 21 augustus 2014 te Oisterwijk, evenals de diefstal van elektriciteit uit een meter/elektriciteitskast.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie, betrouwbaar en steunde deze op de bevindingen van verbalisanten. De verdachte had verklaard dat hij de hennepkwekerij had opgezet om extra geld te verdienen, en dat hij de elektriciteit illegaal had afgetapt. De rechtbank vond dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij van andere beschuldigingen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de lange tijd die was verstreken sinds de feiten, de gezondheid van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Uiteindelijk werd een taakstraf van 120 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de overlast die deze veroorzaken voor de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665183-15
vonnis van de meervoudige kamer van 12 juli 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 juni 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2014 tot en met 21 augustus 2014 te Oisterwijk opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 687, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2014 tot en met 21 augustus 2014 te Oisterwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit meter/elektriciteitskast heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen hem is tenlastegelegd heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie, de bevindingen van verbalisanten en de aangifte van diefstal van elektriciteit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Primair is daartoe aangevoerd dat de verklaring van verdachte niet voor het bewijs gebruikt mag worden omdat deze verklaring in strijd is met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Subsidiair is aangevoerd dat de verklaring van verdachte afgelegd bij de politie niet geloofwaardig en niet betrouwbaar is waardoor deze niet kan bijdragen aan het wettig en overtuigend bewijs. Daarbij komt dat verdachte gedurende zijn verhoor onenigheid heeft gehad met de tolk. Verdachte voelde zich tijdens het verhoor onder druk gezet door de politie.
Verdachte heeft weliswaar in de woning verbleven, maar dit was op verzoek van de huurder van het pand. Van medeplegen kan gelet op zijn beperkte rol geen sprake zijn, hooguit van medeplichtigheid, maar dat is niet tenlastegelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van een diefstal van een bestelauto is onderzoek ingesteld naar de plaats waar dit voertuig volgens een track- en tracesignaal voor het laatst gesignaleerd was. Dit betrof de omgeving van de woning, gelegen aan de [adres 2] te Oisterwijk [1] . Op 21 augustus 2014 werd op het erf van deze woning een groene Volkswagen Passat aangetroffen welke op naam van verdachte stond. In de garage, behorend tot deze woning, en op de zolder van deze garage werden goederen aangetroffen die duidden op een eerdere teelt van hennep. De gehele eerste verdieping van de woning was ingericht als hennepkwekerij welke ook in werking was. Drie ruimtes waren ingericht voor het telen van hennepplanten. In totaal werden 687 hennepplanten aangetroffen. Verder werden in deze ruimtes onder meer armaturen, assimilatielampen, koolstoffilters en temperatuurregelaars aangetroffen. In de woonkamer van de woning stond een bed met daarop diverse medicijnen op naam van verdachte. Ook het paspoort van verdachte en poststukken op zijn naam zijn in de woning aangetroffen.
Terwijl de politie de woning aan de [adres 2] te Oisterwijk aan het doorzoeken was, stond een van de verbalisanten op de oprit van de woning. Hij zag dat de hiervoor aangehaalde groene Volkswagen Passat in de richting van de woning kwam gereden [2] . De bestuurder verhoogde plotseling zijn snelheid en reed weg. De verbalisant is achter de Passat aangereden waarna deze staande is gehouden. Verdachte bleek de chauffeur van het voertuig te zijn.
Door [naam] is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit door middel van verbreking van verzegeling vanuit de woning aan de [adres 2] te Oisterwijk [3] . Op 21 augustus 2014 werd geconstateerd dat het deksel van de aansluitkast ongeoorloofd geopend was.
Bij de politie heeft verdachte op 22 augustus 2014 verklaard dat de aangetroffen hennepkwekerij van hem is [4] . De woning was eigendom van een vriend van hem en die vriend ging de eerste helft van juni 2014 met vakantie. Verdachte werd gevraagd om op de woning te letten. Omdat hij wat extra geld wilde verdienen, heeft verdachte de hennepkwekerij opgezet. Hij heeft zelf de kwekerij ingericht. Informatie daarover heeft hij verkregen via Internet. Als hem wordt gevraagd naar de diefstal van stroom en de elektrische installatie voor de kwekerij, verklaart hij dat hij dat zelf heeft gedaan.
In de woning werd ook hennepafval aangetroffen. Daarover heeft verdachte verklaard dat hij al een eerdere oogst heeft gehad in de garage welke hem ongeveer € 18.000,= heeft opgeleverd.
Ter zitting is verdachte teruggekomen op zijn bij de politie afgelegde verklaring. De rechtbank houdt verdachte echter aan zijn verklaring afgelegd bij de politie. De rechtbank acht die verklaring betrouwbaar, nu deze steun vindt in de hiervoor aangehaalde bevindingen van verbalisanten.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaring van verdachte, zoals afgelegd bij de politie, bruikbaar is voor het bewijs. De stelling dat sprake zou zijn geweest van druk, is naar het oordeel van de rechtbank niet onderbouwd. Van ongeoorloofde druk is de rechtbank ook niet gebleken.
De rechtbank is verder niet gebleken dat sprake is van strijd met artikel 6 van het EVRM. Verdachte is gehoord op 22 augustus 2014. Eerst op 22 december 2015 heeft de Hoge Raad bepaald (ECLI:NL:HR:2015:3608) dat een verdachte recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens zijn eerste verhoor. Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 22 augustus 2014 blijkt verder dat verdachte is gehoord met bijstand van een tolk in zijn eigen taal. Verder blijkt uit dat proces-verbaal dat verdachte vóór aanvang van het verhoor een bezoek heeft gehad van zijn advocaat, mr. Starmans. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd en hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van verhoor van verdachte geen reden om het onderzoek te heropenen om de verhorende verbalisanten en de tolk te horen als getuigen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 12 juni 2014 tot en met 21 augustus 2014 te Oisterwijk opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) 687 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 12 juni 2014 tot en met 21 augustus 2014 te Oisterwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [naam] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen 150 uur taakstraf, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair is verzocht, voor zover de rechtbank tot een veroordeling mocht komen, toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Subsidiair is gewezen op de slechte gezondheid van verdachte waardoor het uitvoeren van een taakstraf zwaar zal zijn. Ten slotte is gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele weken bezig gehouden met het illegaal kweken van hennep. Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als waar hiervan sprake is, een strafbaar feit is dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een hennepkwekerij waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving. Dit is in dit geval des te kwalijker nu de aangetroffen kwekerij in een woning was opgezet. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het feit al in 2014 gepleegd is. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de gezondheid van verdachte. Ter zitting is gebleken dat verdachte zeer moeilijk ter been is.
De rechtbank houdt ten slotte ten gunste van verdachte rekening met een overschrijding van de redelijke termijn, zoals genoemd in artikel 6 EVRM. De behandeling van de zaak ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank immers niet afgerond binnen een redelijke termijn. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt bijna 3 jaar.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de conclusie dat voor het bewezenverklaarde kan worden volstaan met een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Met het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke sanctie wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht de feiten te ernstig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht zoals bepleit door de verdediging.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. Collombon, voorzitter, mr. Dekker en mr. Van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van Van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 juli 2019.
Mr. Collombon en mr. Van Riet zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2014190800 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 172.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 93.
3.Het geschrift, inhoudende een “aangifte”, pagina 69.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 43.