In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1957 te [geboorteplaats], heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juli 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 juni 2019, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van 687 hennepplanten in de periode van 12 juni 2014 tot en met 21 augustus 2014 te Oisterwijk, evenals de diefstal van elektriciteit uit een meter/elektriciteitskast.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte, afgelegd bij de politie, betrouwbaar en steunde deze op de bevindingen van verbalisanten. De verdachte had verklaard dat hij de hennepkwekerij had opgezet om extra geld te verdienen, en dat hij de elektriciteit illegaal had afgetapt. De rechtbank vond dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij van andere beschuldigingen.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de lange tijd die was verstreken sinds de feiten, de gezondheid van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn. Uiteindelijk werd een taakstraf van 120 uren opgelegd, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de overlast die deze veroorzaken voor de maatschappij.