In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (mrb) en een daarbij opgelegde verzuimboete van 100%. De belanghebbende, die in Polen woont, had een auto met een buitenlands kenteken in Nederland gebruikt zonder de verschuldigde mrb te betalen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende op basis van zijn geloofwaardige verklaring in de bewijslast geslaagd was ten aanzien van de aanvang van de berekeningsperiode. De rechtbank heeft de boete verminderd tot € 118 en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. De rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar van de inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot het bedrag van € 118. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van hoger beroep vermeld, dat binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak kan worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.