In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 juni 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van acht maanden, maar de kinderrechter heeft besloten om de maatregel te verlengen voor een maand, tot 22 juli 2019. Dit besluit is genomen omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarigen, die zijn blootgesteld aan spanningen tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant, niet op de zitting is verschenen om toelichting te geven over de voortgang van de jeugdzorg. Hierdoor is er onduidelijkheid over wanneer de jeugdzorgwerker beschikbaar zal zijn, wat de noodzaak van een snelle inzet van jeugdzorg onderstreept. De kinderrechter heeft de GI aangespoord om de zaak zo snel mogelijk op te pakken en heeft de zitting voor het resterende deel van het verzoek aangehouden tot een latere datum. De kinderrechter benadrukt dat de ondertoezichtstelling een zware maatregel is die alleen wordt uitgesproken bij ernstige zorgen om de ontwikkeling van de minderjarigen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.