4.3.Op 26 mei 2016 heeft het HvJ het arrest Bookit gewezen (C-607/14). Hierin is, onder meer, het volgende overwogen:
“(…)
44 In casu moet worden opgemerkt dat uit de beschrijving in punt 31 van dit arrest blijkt dat een dienst die bestaat in de verwerking van kaartbetalingen, zoals in het hoofdgeding aan de orde, tot de uitvoering van een betaling of een overmaking leidt. Een dergelijke dienst kan worden gezien als onontbeerlijk voor de uitvoering ervan, aangezien het de overdracht van het afwikkelingsbestand door de dienstverrichter aan zijn merchant acquirer aan het einde van de dag is waardoor het proces van betaling of overmaking van de betrokken bedragen van emittenten naar de merchant acquirer en uiteindelijk naar de rekening van die dienstverrichter in gang wordt gezet, en enkel die betalingen of overmakingen daadwerkelijk worden uitgevoerd waarvoor de benodigde gegevens in dat bestand zijn opgenomen, zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing.
45 Aangezien, ten eerste, artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn strikt moet worden uitgelegd, rechtvaardigt het enkele feit dat een bepaalde dienst onontbeerlijk is om de vrijgestelde handeling te kunnen verrichten, nog niet de conclusie dat deze dienst is vrijgesteld (zie in die zin arresten van 5 juni 1997, SDC, C-2/95, EU:C:1997:278, punt 65, en van 28 juli 2011, Nordea Pankki Suomi, C-350/10, EU:C:2011:532, punt 31).
46 Ten tweede kan noch de omstandigheid dat de dienstverrichter de gegevens van de betaalkaart verkrijgt van de koper die deze wenst te gebruiken, noch de overdracht ervan door die dienstverrichter aan zijn merchant acquirer, noch de ontvangst door de dienstverrichter van de autorisatiecode die door de emittent is afgegeven, noch de hernieuwde opdracht aan het einde van de dag door de dienstverrichter aan zijn merchant acquirer van een afwikkelingsbestand met onder meer de autorisatiecodes van de verrichte verkooptransacties op zich, of kunnen deze tezamen, worden beschouwd als een handeling die een kenmerkende en essentiële functie van een betaling of overmaking in de zin van artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn vervult.
47 Gelet op deze beschrijving staat vast dat de verrichter van een dergelijke dienst de betrokken rekeningen niet rechtstreeks zelf debiteert noch crediteert, noch daarbij tussenbeide komt via boekingen, noch opdracht geeft tot een dergelijke debitering of creditering; het is immers de koper die beslist dat zijn rekening zal worden gedebiteerd ten gunste van de rekening van een derde door voor een aankoop zijn betaalkaart te gebruiken.
(…)”
4.3.1.Op 25 juli 2018 heeft het HvJ het arrest DPAS (C-5/17) gewezen. Hierin is, onder meer, het volgende overwogen:
“(…)
39 In het onderhavige geval blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst van DPAS erin bestaat, enerzijds, de financiële instelling van de patiënt die een arrangement voor tandheelkundige zorg heeft afgesloten, te verzoeken om op grond van een machtiging tot automatische incasso een vooraf bepaalde geldsom van de bankrekening van deze patiënt naar die van DPAS over te schrijven en, anderzijds, de financiële instelling waarbij DPAS haar rekening heeft, te verzoeken om dat bedrag naar de respectieve bankrekeningen van de tandarts en de verzekeraar van de patiënt over te schrijven, na aftrek van een deel van dit bedrag dat DPAS inhoudt als vergoeding die de patiënt haar is verschuldigd voor deze handeling, die DPAS zelf aanmerkt als „beheer van de betalingen [die patiënt verschuldigd is uit hoofde van het door hem afgesloten arrangement] voor tandheelkundige zorg.
40 Deze dienst brengt als zodanig niet de juridische en financiële wijzigingen mee die kenmerkend zijn voor de overdracht van een geldsom in de zin van de in de punten 33 tot en met 38 van het onderhavige arrest in herinnering gebrachte rechtspraak, maar is een dienst van administratieve aard.
41 DPAS verricht de overdracht – of de overschrijving van en naar de betrokken bankrekeningen – van de bedragen die in het kader van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde arrangementen voor tandheelkundige zorg zijn overeengekomen, immers niet zelf, maar verzoekt de betrokken financiële instellingen dat te doen. Een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, is daartegen, zoals de belastingdienst betoogt, vergelijkbaar met de verwerking van een kaartbetaling als die welke aan de orde was in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest van 26 mei 2016, Bookit (C‑607/14, EU:C:2016:355). In die zaak ging het in wezen om een dienst die erin bestond dat de belastingplichtige bij de betrokken financiële instellingen de verzoeken tot de betaling indiende die de klanten vooraf voor de aankoop van een zaak hadden aanvaard, en die een stap vormde die voorafging aan de verrichting van de handelingen betreffende betalingen en overmakingen door deze instellingen (zie in die zin arrest van 26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punten 44‑51 en 53).
42 Zoals ook de advocaat-generaal in punt 51 van zijn conclusie heeft opgemerkt, vormt een dienst als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, slechts een stap die voorafgaat aan de in artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn bedoelde handelingen betreffende betalingen en overmakingen.
43 In dit verband kan nog worden opgemerkt dat in het kader van de arrangementen voor tandheelkundige zorg de in het hoofdgeding aan de orde zijnde dienst weliswaar onontbeerlijk is voor het verrichten van de door de patiënten aan hun tandartsen en verzekeraars verschuldigde betalingen, aangezien de wil van de patiënten om de betrokken betalingen te verrichten door de tussenkomst van DPAS tot uitdrukking komt. Aangezien artikel 135, lid 1, onder d), van de btw-richtlijn strikt moet worden uitgelegd, kan op grond van het enkele feit dat een dienst onontbeerlijk is om een vrijgestelde handeling te verrichten, echter niet tot de slotsom worden gekomen dat die dienst van btw is vrijgesteld (arresten van 13 december 2001, CSC Financial Services, C‑235/00, EU:C:2001:696, punt 32, en 26 mei 2016, Bookit, C‑607/14, EU:C:2016:355, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
44 Verder blijkt uit de in de verwijzingsbeslissing weergegeven nieuwe algemene voorwaarden, die sinds 1 januari 2012 gelden en als bijlage bij de brief aan de tandartsen van 8 september 2011 waren gevoegd, dat DPAS niet aansprakelijk is voor geweigerde automatische incasso of ingetrokken machtigingen tot automatische incasso op grond waarvan DPAS verzoekt dat van de bankrekening van de betrokken patiënt de bedragen worden afgeschreven die zij vervolgens naar de rekeningen van de tandarts en de verzekeraar moet doen overschrijven.
(…)”