ECLI:NL:RBZWB:2019:3012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juni 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
BRE 19/2490
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting erf, woonwagen en opstallen op grond van artikel 13b van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een huurder en gebruiker van een perceel in Waalwijk, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Waalwijk, dat op 21 mei 2019 was genomen. Dit besluit hield in dat het erf, inclusief de woonwagen en opstallen, voor de duur van drie maanden gesloten moest worden op basis van artikel 13b van de Opiumwet, vanwege vermeende voorbereidingshandelingen voor grootschalige hennepteelt. Tijdens de zitting op 17 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van verzoekster en de burgemeester gehoord. Verzoekster stelde dat er geen hennepplantage of verdovende middelen waren aangetroffen en dat de aangetroffen voorwerpen onvoldoende bewijs vormden voor de stelling dat er sprake was van een professionele hennepkwekerij. De burgemeester daarentegen betoogde dat de aangetroffen voorwerpen en de fraude met de elektriciteitsmeter voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van voorbereidingshandelingen voor bedrijfsmatige hennepteelt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd waarom de situatie als bedrijfsmatig kon worden gekwalificeerd. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster toegewezen, het bestreden besluit geschorst en de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank niet in een eventuele bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2490 WET VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 17 juni 2019 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoeker,

gemachtigde: mr. N. Rastegar,
en

de burgemeester van de gemeente Waalwijk, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 mei 2019 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de last onder bestuursdwang tot sluiting van het erf inclusief woonwagen en opstallen aan [adres verzoekster] te Waalwijk voor de duur van drie maanden.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 17 juni 2019. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. S. Jaasma. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door F.C.E. Langenhuijsen.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. Verzoekster is huurder en gebruiker van het perceel kadastraal bekend als Sprang, sectie C, nummer 1686, plaatselijk bekend als [adres verzoekster] te [woonplaats verzoekster] (het perceel).
Op 9 april 2019 heeft de politie eenheid Zeeland-West-Brabant bij een controle in de schuur op het perceel een afgezonderde ruimte aangetroffen, gemaakt van houten schotten. In deze afgezonderde ruimte zijn de volgende voorwerpen aangetroffen die in hennepkwekerijen worden gebruikt:
- een schakelbord, aangetroffen links na binnenkomst aan de muur;
- een slakkenhuis, aangetroffen op de grond;
- zwarte folie, met hennepresten en hennepgeur, zat weggestopt bij het slakkenhuis;
- een koolstoffilter, aangetroffen op de grond.
In de woonwagen bevond zich de meterkast die het perceel van stroom voorziet. Bij de controle is door Enexis in de meterkast een onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat er gefraudeerd werd met de elektriciteitsmeter, met brandgevaar als gevolg.
De aard en de onderlinge combinatie van de aangetroffen voorwerpen maken het volgens de burgemeester aannemelijk dat de voorwerpen bestemd zijn voor het inrichten van een professionele hennepkwekerij (voor meer dan 5 hennepplanten). Daarbij wijst de burgemeester erop dat er is gefraudeerd met de elektriciteitsmeter.
Volgens de burgemeester is sprake van handelingen ter voorbereiding van bedrijfsmatige hennepteelt en vormt het perceel een schakel in de productie van drugs. Omdat er hennepresten zijn aangetroffen en gelet op de aard en de onderlinge combinatie van de aangetroffen voorwerpen acht de burgemeester het aannemelijk dat verzoekster weet, of had moeten weten dat de aangetroffen voorwerpen worden gebruikt in de productie/handel van drugs.
Bij brief van 23 april 2019 heeft de burgemeester aan verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt om met toepassing van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen, waarbij zij zal worden gelast om het erf, inclusief de woonwagen en opstallen te sluiten voor een periode van drie maanden.
Tegen dit voornemen heeft verzoekster haar zienswijze naar voren gebracht.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester, onder weerlegging van de zienswijze, verzoekster gelast om het erf, inclusief de woonwagen en opstallen aan [adres verzoekster] met ingang van 4 juni 2019 te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden.
Na de indiening van het verzoek om voorlopige voorziening heeft de burgemeester de sluiting opgeschort tot een week nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2. Verzoekster heeft aangevoerd dat de burgemeester niet mocht overgaan tot sluiting, omdat er geen hennepplantage is aangetroffen. Evenmin zijn er verdovende middelen aangetroffen. Daarnaast is er ook geen materiaal aangetroffen, waaruit zou blijken dat er gehandeld wordt in verdovende middelen. De zaken die zijn aangetroffen door de politie zijn ontoereikend om een hennepkwekerij te bouwen, zowel los van elkaar als in samenhang bezien. Van voorbereidingshandelingen voor een professionele hennepkwekerij is geen sprake.
Verzoekster wijst erop dat zij er alle belang bij heeft om haar woonwagen, opstal en erf te mogen betreden. Zij woont met haar drie minderjarige kinderen in de woonwagen.
3. Op 1 januari 2019 is de tekst van artikel 13b van de Opiumwet gewijzigd en is de bevoegdheid opgenomen dat burgemeesters ook woningen en andere panden kunnen sluiten als er voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs (Stb. 2018, 481). Bij de verruiming van artikel 13b van de Opiumwet gaat het om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a van de Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning, lokaal of erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester bevoegd is om woningen tijdelijk te sluiten als er strafbare voorbereidingshandelingen zijn verricht, gericht op bedrijfsmatige illegale hennepteelt.
De bedrijfsmatige voorbereiding moet duiden op een zekere professionaliteit, zoals een professionele inrichting, een afzonderlijke ruimte, gecontroleerde condities en een geautomatiseerd proces (lampen die automatisch aan- en uitgaan, irrigatie).
Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter speelt ook de omvang van de hennepkwekerij een rol in de beoordeling van de bedrijfsmatigheid, dus enige omvang van de kwekerij is vereist.
In de situatie van verzoekster is er gesjoemeld met de elektriciteitsmeter en was er een afzonderlijke ruimte, waarin vier voorwerpen zijn aangetroffen die in hennepkwekerijen worden gebruikt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de afgezonderde ruimte echter erg klein (circa 3 m² volgens verzoekster) en kunnen daar maximaal 30 tot 50 planten staan. Daarnaast zijn er, van alle dingen die benodigd zijn voor het opzetten van een hennepkwekerij, slechts een paar zaken aangetroffen. Dat deze voorwerpen te maken hebben met hennep, daar twijfelt de voorzieningenrechter niet aan. De voorzieningenrechter is echter van mening dat de burgemeester onvoldoende heeft onderbouwd en gemotiveerd, waarom deze hennepkwekerij bedrijfsmatig of professioneel zou zijn.
De voorzieningenrechter heeft dan ook ernstige twijfels aan de bevoegdheid van de burgemeester om te sluiting van het erf, de woonwagen en de opstallen te gelasten.
De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek toewijzen en het bestreden besluit schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 174 aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 17 juni 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.