ECLI:NL:RBZWB:2019:2979

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
C/02/356036 / HA ZA 19-159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring testament van mevrouw [naam 2] en de gevolgen van geestelijke stoornis

Op 3 juli 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een civiele zaak waarin eiseressen vorderden dat het testament van mevrouw [naam 2], opgemaakt op 14 januari 2016, nietig werd verklaard. De eiseressen, vertegenwoordigd door hun advocaten, stelden dat het testament nietig was omdat mevrouw [naam 2] ten tijde van het opmaken van het testament lijdend was aan een geestelijke stoornis, waardoor zij niet in staat was om haar wil te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van mevrouw [naam 2] met de heer [naam 3] op 6 december 2016 nietig was verklaard, wat de basis vormde voor de vordering van de eiseressen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het testament en de geestelijke toestand van mevrouw [naam 2] zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat de geestelijke stoornis van mevrouw [naam 2] op het moment van het opmaken van het testament een redelijke waardering van de bij de rechtshandeling betrokken belangen belette. De rechtbank heeft de vordering van de eiseressen toegewezen en verklaarde het testament nietig, maar wees de gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad af, omdat dit niet mogelijk was voor een verklaring voor recht. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/356036 / HA ZA 19-159
Vonnis van 3 juli 2019
in de zaak van
1.
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. W.H.P. de Jongh,
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M.J.W. [naam 4] ,
3.
[eiseres 1],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. M.J.W. [naam 4] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te onbekend,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 februari 2019, met producties genummerd 1 tot en met 16,
  • de openbare oproeping van gedaagde in de Staatscourant van 25 februari 2019,
  • het tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vordering

2.1.
Eiseressen vorderen dat de rechtbank bij vonnis, zoveel de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat het testament d.d. 14 januari 2016, verleden ten overstaan van notaris [naam 1] te [woonplaats 2] , gemaakt door mevrouw [naam 2] onder zaaknummer 148036, nietig is dan wel dit testament te vernietigen.

3.De feiten

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, gaat de rechtbank bij de beoordeling uit van de volgende feiten:
- Mevrouw [naam 2] heeft in april 2011 een relatie gekregen met de heer [naam 3] .
- Op 3 oktober 2013 is voor notaris [naam 4] te [woonplaats 3] het levenstestament van mevrouw [naam 2] gepasseerd, waarin mevrouw [naam 2] haar oudste dochter, eiseres sub 2, heeft gevolmachtigd om zowel haar vermogensrechtelijke als niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen indien sprake is van wilsonbekwaamheid aan haar zijde.
- Op 16 november 2015 is het huwelijk tussen de heer [naam 3] en mevrouw [naam 2] voltrokken.
- Op 14 januari 2016 is voor notaris [naam 1] te [woonplaats 2] het testament van mevrouw [naam 2] gepasseerd, waarin de beide dochters van mevrouw [naam 2] zijn onterfd en de heer [naam 3] is benoemd tot enige en algehele erfgenaam van mevrouw [naam 2] . Tevens is bepaald dat in geval van echtscheiding of een verzoek daartoe in plaats van de heer [naam 3] gedaagde tot erfgenaam wordt benoemd.
- Op 14 januari 2016 heeft mevrouw [naam 2] een door de heer [naam 3] geschreven verklaring ondertekend, waarin zij alle door haar aan haar oudste dochter verleende volmachten per direct intrekt.
- Op 13 april 2016 heeft de jongste dochter van mevrouw [naam 2] , eiseres sub 3, de rechtbank verzocht om het op 16 november 2015 aangegane huwelijk van haar moeder nietig te verklaren. Eiseres sub 2, de oudste dochter, heeft een instemmingsverklaring met betrekking tot dit verzoek ingediend.
- Op 15 april 2016 concluderen neuroloog [naam 5] en specialist oudergeneeskunde [naam 6] in hun naar aanleiding van het onderzoek van mevrouw [naam 2] opgemaakte verslag dat bij mevrouw [naam 2] sprake is van een gevorderd dementiesyndroom met een opvallend progressief verloop.
- Op 14 juni 2016 is mevrouw [naam 2] in bewaring gesteld krachtens de Wet BOPZ en opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
- Bij beschikking d.d. 14 september 2016 is mevrouw [naam 2] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, waarbij eiseres sub 1 tot curatrice is benoemd.
- Op 6 december 2016 is door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, het huwelijk van mevrouw [naam 2] met de heer [naam 3] nietig verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat op grond van de feiten, alsmede het door de deskundige [naam 7] uitgebrachte rapport is komen vast te staan dat de geestvermogens van de vrouw ten tijde van het sluiten van het huwelijk op 16 november 2015 reeds zodanig waren gestoord dat zij niet in staat was haar wil te bepalen en de betekenis van haar verklaring te begrijpen.
- Bij beschikking d.d. 8 augustus 2017 heeft de kantonrechter het verzoek van mevrouw [naam 2] en haar curatrice tot het verlenen van een machtiging om het testament d.d. 14 januari 2016 te herroepen afgewezen, omdat mevrouw [naam 2] gelet op haar geestelijke toestand niet meer in staat is om alsnog een testament op te maken. Ten aanzien van het verzoek om voor recht te verklaren dat het testament van 14 januari 2016 nietig is, heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard.
- Op 5 oktober 2017 heeft het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch het hoger beroep van de heer [naam 3] ter zake de nietigverklaring van het huwelijk verworpen.
- Bij beschikking d.d. 18 april 2018 is, op verzoek van de eiseres sub 1, de curatrice, de gemeenschap van goederen opgeheven.
- Op 19 oktober 2018 heeft de Hoge Raad het beroep van de heer [naam 3] ter zake de nietigverklaring van het huwelijk verworpen.

4.De beoordeling

4.1.
Eiseressen leggen aan hun vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. Nu het huwelijk van mevrouw [naam 2] en de heer [naam 3] nietig is verklaard, is conform het testament van mevrouw [naam 2] van 14 januari 2016, gedaagde enig en algeheel erfgenaam. Vast staat dat ten tijde van het maken van het testament op 14 januari 2016 de geestelijke stoornis van mevrouw [naam 2] een redelijke waardering van de bij de rechtshandeling betrokken belangen belette dan wel dat deze verklaring van de uiterste wil onder invloed van die stoornis is gedaan. Eiseressen stellen dat deze rechtshandeling bovendien nadelig is voor mevrouw [naam 2] , omdat haar beide dochters zijn onterfd en een voor haar (nagenoeg) onbekende thans als enig erfgenaam van haar nalatenschap is benoemd. Gelet op de voornoemde feiten en omstandigheden stellen eiseressen zich op het standpunt dat het testament van 14 januari 2016 op grond van artikel 3:34 lid 2 BW jo. artikel 8 EVRM jo. artikel 1 EP EVRM nietig is en dat, zeker nu herroeping van het testament niet meer mogelijk is, een verklaring voor recht dat sprake is van nietigheid van dit testament reeds voorafgaand aan het overlijden van mevrouw [naam 2] kan plaatsvinden.
4.2.
De gevorderde verklaring voor recht komt de rechtbank, gelet op de in de dagvaarding opgenomen feiten en omstandigheden en de gemotiveerde uiteenzetting waarom artikel 3:34 BW in dit geval als grondslag kan dienen voor het gevorderde, niet onrechtmatig of ongegrond voor. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen zoals in het dictum is vermeld.
4.3.
Aangezien een verklaring voor recht zich niet leent voor een uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zal de door eiseressen gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de gevorderde verklaring voor recht, als zijnde in strijd met de aard daarvan, worden afgewezen.
4.4.
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren,
in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat het testament d.d. 14 januari 2016, verleden ten overstaan van notaris [naam 1] te [woonplaats 2] , gemaakt door mevrouw [naam 2] onder zaaknummer 148036, nietig is,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Alphen en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2019.