Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van onroerende zaken op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk had in de bezwaarfase geconstateerd dat er sprake was van een objectafbakeningfout, waarbij een onroerende zaak was gesplitst in twee aparte objecten. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-beschikking en aanslag voor het afgesplitste object kan verlagen en een nieuwe WOZ-beschikking en aanslag kan opleggen voor het nieuwe object, zonder dat dit in strijd is met het beginsel van reformatio in peius. De rechtbank baseert haar oordeel op arresten van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat objectafbakeningsfouten hersteld kunnen worden. De rechtbank wijst de beroepen van de belanghebbende af, omdat deze niet kunnen slagen op basis van het vertrouwensbeginsel of het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar op correcte wijze heeft gehandeld door de objecten als afzonderlijke objecten te beschouwen en de waarde en aanslagen dienovereenkomstig aan te passen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.