Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker 2] ,
1.De procedure
- het proces-verbaal van die zitting, met de daaraan gehechte pleitnota van mr. De Haan
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 11 juni 2019, waarbij is verschenen mr. De Haan.
2.Het verzoek
3.3. De feiten en de gronden van wraking
- Het door de rechter gehanteerde uitgangspunt dat in casu sprake is van een deskundigenrapport van Bureau Documenten dat alleen met een contra-expertise kan worden weerlegd is onjuist. Het Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat de authenticiteit van de betreffende 3 documenten niet kan worden vastgesteld wegens gebrek aan betrouwbaar referentiemateriaal. Er is geen sprake van een inhoudelijk advies.
- Er is sprake van een ongelijke (bewijs)positie waarbij enige bewijscompensatie wordt geboden dankzij de vrije bewijsleer in het bestuursrecht. Het beginsel van “equality of arms” brengt met zich dat er tussen partijen evenwicht moet bestaan in de mogelijkheid om bewijs aan te dragen. Om aan hun bewijsopdracht te kunnen voldoen hebben verzoekers verzocht de Oekraïense advocaat [naam advocaat] (oud-gemachtigde van verzoekers in Oekraïne) als getuige te horen. Hij kan verklaren over de wijze (waar, hoe, wanneer) waarop hij de betreffende documenten heeft verkregen. Met deze verklaring wordt aan een essentieel onderdeel van de bewijsopdracht voldaan. De rechtbank dient in dit geval in te gaan op het bewijsaanbod om een eerstehands getuige te horen. Daarbij speelt een rol dat verweerder in de asielprocedure nooit heeft gereageerd op het verzoek van verzoekers om hen in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren over de authenticiteit van de documenten door deze te laten legaliseren.
- Nadat mr. De Haan de rechtbank bij brief van 15 mei 2019 had verzocht zich op voorhand uit te laten over het voorgenomen verzoek [naam advocaat] als getuige te horen, heeft de rechtbank mr. De Haan voorafgaand aan de behandeling op 21 mei 2019 telefonisch en op 22 mei 2019 schriftelijk meegedeeld het verzoek af te wijzen, omdat het horen van deze getuige redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De omstandigheid dat de getuige voorheen de advocaat was van verzoekers maakt hem niet bij voorbaat ongeschikt om te getuigen; aan de verklaring van een getuige kan desgewenst minder waarde worden gehecht vanwege de relatie met verzoekers, maar er kan niet op voorhand worden gesteld dat diens verklaringen niets wezenlijks aan de zaak bijdragen.
- De getuige kan wel degelijk bijdragen aan de beoordeling van de zaak omdat hij in het bezit is van een 4e gelegaliseerd document.
Verzoekers menen dat de rechter door op voorhand te kennen te geven te twijfelen aan de objectiviteit van de getuige, enkel en alleen vanwege diens relatie tot en werkzaamheden voor verzoekers in het verleden, op zijn minst de schijn van vooringenomenheid heeft getoond, nu duidelijk was dat een andere wijze om de authenticiteit van de documenten nader te onderbouwen niet openstond.
De beslissing op het getuigenverzoek is een procedurele beslissing. Een wrakingsverzoek is niet bedoeld om op te komen tegen een dergelijke procedurele (onwelgevallige) beslissing. Zelfs als die beslissing onjuist zou zijn, dan nog is die omstandigheid geen grond om gerechtvaardigd te twijfelen aan de onpartijdigheid. Processuele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien sprake is van een flagrante schending van eisen van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen en die schending aanleiding geeft voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de betrokken rechter. Daarvan is in dit geval geen sprake. In dit geval is een voorlopige beslissing op het getuigenverzoek desgevraagd voorafgaand aan de zitting zowel telefonisch als schriftelijk aan de gemachtigde van verzoekers meegedeeld en is het getuigenverzoek ter zitting – na schorsing voor beraad – gemotiveerd afgewezen. Een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren ontbreekt dan ook.
4.De beoordeling
Uit het proces-verbaal van de zitting van 23 mei 2019, waarvan de inhoud door verzoekers niet is weersproken, alsmede uit de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek, volgt dat de afwijzing van het getuigenverzoek door de rechter onder meer is gegrond op het uitgangpunt dat er in onderhavige zaak een oordeel van Bureau Documenten ligt van de documenten die aan de asielaanvraag ten grondslag liggen. Dit oordeel geldt als een deskundigenadvies dat door verzoekers met een deskundigenadvies
- contra-expertise - dient te worden weerlegd. Naar het de wrakingskamer voorkomt, is dit uitgangspunt van de rechter onjuist. Er is geen sprake van een inhoudelijk advies van Bureau Documenten, omdat dit slechts heeft geconcludeerd dat de authenticiteit van de betreffende documenten niet kan worden vastgesteld wegens gebrek aan referentiemateriaal. Daarmee heeft geen inhoudelijke beoordeling van de betreffende documenten plaatsgevonden.
Omdat de authenticiteit van de betreffende documenten niet met officiële bewijsstukken kan worden aangetoond, dienen verzoekers het bewijs van authenticiteit op een andere manier te leveren. Daartoe hebben zij aangeboden een getuige te (doen) horen. Deze getuige was ten tijde van de mondelinge behandeling op 23 mei 2019 aanwezig, evenals een tolk. Het toestaan van het getuigenverzoek zou geen vertraging van de asielprocedure hebben opgeleverd.
De wrakingskamer overweegt dat de enkele omstandigheid dat de getuige een belangenhartiger/vriend van verzoekers is, niet voorafgaand aan het getuigenverhoor de conclusie kan rechtvaardigen dat deze getuige redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De getuige was nog niet gehoord; er mag bij de beoordeling van een getuigenverzoek niet worden vooruitgelopen op de inhoudelijke verklaring van de getuige.