ECLI:NL:RBZWB:2019:2921

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
C/02/359032 / HA RK 19-128
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. de Jager
  • A. Kool
  • J. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in asielprocedure met betrekking tot bewijspositie en getuigenverzoek

In deze zaak gaat het om een wrakingsverzoek dat is ingediend door verzoekers in een asielprocedure tegen de rechter die hun zaak behandelde. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 23 mei 2019, naar aanleiding van een mondelinge behandeling waarin verzoekers een getuige wilden laten horen om de authenticiteit van documenten te bewijzen die aan hun asielaanvraag ten grondslag lagen. De rechter had eerder een verzoek om deze getuige te horen afgewezen, met het argument dat het rapport van Bureau Documenten als deskundigenadvies gold dat alleen met een contra-expertise kon worden bestreden. Verzoekers voerden aan dat de afwijzing van het getuigenverzoek hen in een nadelige bewijspositie plaatste en dat de rechter de schijn van vooringenomenheid had getoond door te twijfelen aan de objectiviteit van de getuige, die in het verleden hun advocaat was geweest.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekers en de reactie van de rechter op het wrakingsverzoek zorgvuldig gewogen. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid had opgewekt, omdat de afwijzing van het getuigenverzoek niet voldoende was gemotiveerd en de rechter niet was ingegaan op de relevante argumenten van verzoekers. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheden in deze zaak de conclusie rechtvaardigden dat de rechter niet onpartijdig kon zijn in de verdere behandeling van de zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek toegewezen en bepaald dat de procedure verder zal worden behandeld door een andere rechter. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 juni 2019.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Wrakingskamer
Procedurenummer: C/02/359032 / HA RK 19-128
Beslissing van 19 juni 2019 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker 1]en
[verzoeker 2] ,
hierna te noemen verzoekers,
gemachtigde mr. J.W. de Haan te Rotterdam.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
- het ter zitting van 23 mei 2019 gedane wrakingsverzoek van verzoekers gericht tegen
[rechter] , in haar hoedanigheid van rechter in deze rechtbank en belast met de behandeling van de hierna te noemen zaak
  • het proces-verbaal van die zitting, met de daaraan gehechte pleitnota van mr. De Haan
  • de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer op 11 juni 2019, waarbij is verschenen mr. De Haan.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van [rechter] , voornoemd, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van het door verzoekers ingestelde beroep in de asielprocedure met procedurenummers [procedurenummers] .
2.2.
De rechter berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.3. De feiten en de gronden van wraking

3.1.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit waarbij hun herhaalde asielaanvraag is afgewezen.
3.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 23 mei 2019 betreffende voornoemd beroep is namens verzoekers een verzoek tot wraking van de rechter ingediend. Dit verzoek vermeldt, kort samengevat, de navolgende gronden:
- Het door de rechter gehanteerde uitgangspunt dat in casu sprake is van een deskundigenrapport van Bureau Documenten dat alleen met een contra-expertise kan worden weerlegd is onjuist. Het Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat de authenticiteit van de betreffende 3 documenten niet kan worden vastgesteld wegens gebrek aan betrouwbaar referentiemateriaal. Er is geen sprake van een inhoudelijk advies.
- Er is sprake van een ongelijke (bewijs)positie waarbij enige bewijscompensatie wordt geboden dankzij de vrije bewijsleer in het bestuursrecht. Het beginsel van “equality of arms” brengt met zich dat er tussen partijen evenwicht moet bestaan in de mogelijkheid om bewijs aan te dragen. Om aan hun bewijsopdracht te kunnen voldoen hebben verzoekers verzocht de Oekraïense advocaat [naam advocaat] (oud-gemachtigde van verzoekers in Oekraïne) als getuige te horen. Hij kan verklaren over de wijze (waar, hoe, wanneer) waarop hij de betreffende documenten heeft verkregen. Met deze verklaring wordt aan een essentieel onderdeel van de bewijsopdracht voldaan. De rechtbank dient in dit geval in te gaan op het bewijsaanbod om een eerstehands getuige te horen. Daarbij speelt een rol dat verweerder in de asielprocedure nooit heeft gereageerd op het verzoek van verzoekers om hen in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren over de authenticiteit van de documenten door deze te laten legaliseren.
- Nadat mr. De Haan de rechtbank bij brief van 15 mei 2019 had verzocht zich op voorhand uit te laten over het voorgenomen verzoek [naam advocaat] als getuige te horen, heeft de rechtbank mr. De Haan voorafgaand aan de behandeling op 21 mei 2019 telefonisch en op 22 mei 2019 schriftelijk meegedeeld het verzoek af te wijzen, omdat het horen van deze getuige redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De omstandigheid dat de getuige voorheen de advocaat was van verzoekers maakt hem niet bij voorbaat ongeschikt om te getuigen; aan de verklaring van een getuige kan desgewenst minder waarde worden gehecht vanwege de relatie met verzoekers, maar er kan niet op voorhand worden gesteld dat diens verklaringen niets wezenlijks aan de zaak bijdragen.
- De getuige kan wel degelijk bijdragen aan de beoordeling van de zaak omdat hij in het bezit is van een 4e gelegaliseerd document.
Verzoekers menen dat de rechter door op voorhand te kennen te geven te twijfelen aan de objectiviteit van de getuige, enkel en alleen vanwege diens relatie tot en werkzaamheden voor verzoekers in het verleden, op zijn minst de schijn van vooringenomenheid heeft getoond, nu duidelijk was dat een andere wijze om de authenticiteit van de documenten nader te onderbouwen niet openstond.
3.3.
De rechter heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt dat het getuigenverzoek door de rechtbank is afgewezen omdat een rapport van Bureau Documenten volgens vaste jurisprudentie een deskundigenadvies is dat - indien het zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is - uitsluitend met een contra-expertise kan worden bestreden. Het horen van een getuige die als advocaat de belangen van verzoekers heeft behartigd, met wie verzoekers bevriend waren en die bovendien geen documentenexpert is, kan redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak (als bedoeld in artikel 8:63 Awb). Gelet op de vaste jurisprudentie staat buiten iedere twijfel dat het horen van deze getuige overbodig is, zodat daarvan kan worden afgezien.
De beslissing op het getuigenverzoek is een procedurele beslissing. Een wrakingsverzoek is niet bedoeld om op te komen tegen een dergelijke procedurele (onwelgevallige) beslissing. Zelfs als die beslissing onjuist zou zijn, dan nog is die omstandigheid geen grond om gerechtvaardigd te twijfelen aan de onpartijdigheid. Processuele beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien sprake is van een flagrante schending van eisen van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk en onafhankelijk proces waarborgen en die schending aanleiding geeft voor een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de betrokken rechter. Daarvan is in dit geval geen sprake. In dit geval is een voorlopige beslissing op het getuigenverzoek desgevraagd voorafgaand aan de zitting zowel telefonisch als schriftelijk aan de gemachtigde van verzoekers meegedeeld en is het getuigenverzoek ter zitting – na schorsing voor beraad – gemotiveerd afgewezen. Een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren ontbreekt dan ook.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Daarbij moet voorop worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt geldt, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
Gesteld noch gebleken is dat de rechter een vooringenomenheid koestert. In casu dient derhalve te worden beoordeeld of de vrees voor de vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 23 mei 2019, waarvan de inhoud door verzoekers niet is weersproken, alsmede uit de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek, volgt dat de afwijzing van het getuigenverzoek door de rechter onder meer is gegrond op het uitgangpunt dat er in onderhavige zaak een oordeel van Bureau Documenten ligt van de documenten die aan de asielaanvraag ten grondslag liggen. Dit oordeel geldt als een deskundigenadvies dat door verzoekers met een deskundigenadvies
- contra-expertise - dient te worden weerlegd. Naar het de wrakingskamer voorkomt, is dit uitgangspunt van de rechter onjuist. Er is geen sprake van een inhoudelijk advies van Bureau Documenten, omdat dit slechts heeft geconcludeerd dat de authenticiteit van de betreffende documenten niet kan worden vastgesteld wegens gebrek aan referentiemateriaal. Daarmee heeft geen inhoudelijke beoordeling van de betreffende documenten plaatsgevonden.
4.4.
Het beginsel van equality of arms, zoals gegarandeerd in artikel 6 EVRM, vereist dat iedere partij een redelijke mogelijkheid heeft zijn zaak naar voren te brengen onder omstandigheden die haar niet in een substantieel nadeligere positie doen verkeren dan de wederpartij.
Omdat de authenticiteit van de betreffende documenten niet met officiële bewijsstukken kan worden aangetoond, dienen verzoekers het bewijs van authenticiteit op een andere manier te leveren. Daartoe hebben zij aangeboden een getuige te (doen) horen. Deze getuige was ten tijde van de mondelinge behandeling op 23 mei 2019 aanwezig, evenals een tolk. Het toestaan van het getuigenverzoek zou geen vertraging van de asielprocedure hebben opgeleverd.
4.5.
De afwijzing van het getuigenverzoek is voorts gebaseerd op het oordeel dat de getuige, gelet op diens relatie met verzoekers, redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Verzoekers stellen dat voorafgaand aan de mondelinge behandeling reeds telefonisch aan de gemachtigde van verzoekers is meegedeeld dat de rechtbank twijfelde aan de objectiviteit van de getuige omdat deze in het verleden werkzaam was als advocaat van verzoekers.
De wrakingskamer overweegt dat de enkele omstandigheid dat de getuige een belangenhartiger/vriend van verzoekers is, niet voorafgaand aan het getuigenverhoor de conclusie kan rechtvaardigen dat deze getuige redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De getuige was nog niet gehoord; er mag bij de beoordeling van een getuigenverzoek niet worden vooruitgelopen op de inhoudelijke verklaring van de getuige.
4.6.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 23 mei 2019 is door de gemachtigde van verzoekers het belang bij het toestaan van het getuigenverzoek uitgebreid onderbouwd, onder verwijzing naar relevante jurisprudentie. Blijkens het proces-verbaal van de behandeling is daar door de rechter niet op ingegaan.
4.7.
Gelet op voornoemde omstandigheden, in samenhang bezien en tegen de achtergrond van de reeds vooraf gedane mededeling door de griffier dat het getuigenverzoek zal worden afgewezen, komt de wrakingskamer tot het oordeel dat deze omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat de rechter een objectief gerechtvaardigde vrees heeft opgewekt dat zij jegens verzoekers een vooringenomenheid koestert.
4.8.
Dit alles betekent dat het wrakingsverzoek zal worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van [rechter] toe;
5.2.
bepaalt dat de procedure verder zal worden behandeld door een andere rechter en beveelt dat het onderzoek ter zitting wordt voortgezet op een nader te bepalen tijdstip.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Jager, mr. Kool en mr. Van Noort en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2019. [1]

Voetnoten

1.FM