Op 1 juli 2019 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker. Het verzoek was gericht tegen [naam rechter] in een lopende zaak met nummer C/02/358062 / JE RK 189-768, waarin eerder op 14 juni 2019 een mondelinge uitspraak was gedaan. Tijdens deze zitting heeft de verzoeker, na de uitspraak, aangegeven de rechter te willen wraken door te zeggen: “Ik wraak u”.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat de gronden van het wrakingsverzoek niet gericht zijn tegen de gewraakte rechter, maar tegen een andere rechter die eerder in de procedure beslissingen had genomen. De verzoeker had bezwaren tegen beslissingen die door een andere rechter waren genomen op 21 juni 2018, en deze bezwaren kunnen niet worden aangemerkt als wrakingsgronden tegen [naam rechter].
De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat wraking alleen mogelijk is zolang de zaak door de gewraakte rechter wordt behandeld. Aangezien de bezwaren van de verzoeker zich richtten op een andere rechter, heeft de wrakingskamer besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te houden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard in zijn wrakingsverzoek.