ECLI:NL:RBZWB:2019:2813

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
AWB- 19_2298 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een woonvoorziening op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. T.H.M.M. Kusters, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, dat op 26 maart 2019 een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) had geweigerd. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat het college zou worden veroordeeld om de noodzakelijke woningaanpassingen te realiseren, zoals geadviseerd door een ergonomisch adviseur in een rapport van 21 januari 2019.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 17 juni 2019 in Middelburg, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde. Het college werd vertegenwoordigd door G.A.A.M. de Kort en M. van Damme-van ‘t Westeinde. De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht een voorlopige voorziening kan worden getroffen wanneer onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de gevraagde woningaanpassingen aanzienlijke kosten met zich meebrachten en dat het treffen van dergelijke voorzieningen niet als voorlopig kon worden beschouwd.

De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel het noodzakelijk was om woningaanpassingen te doen, verzoekster nog in staat was om haar woning te betreden met hulp van anderen. De situatie van verzoekster was moeilijk, maar dit leidde niet tot een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier mr. R.J. Tolner, en is openbaar uitgesproken op 25 juni 2019. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2298 WMO15 VV

uitspraak van 25 juni 2019 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoeker], verzoekster,

gemachtigde: mr. T.H.M.M. Kusters,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 maart 2019 (bestreden besluit) van het college over de weigering om een woonvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) te verstrekken. Zij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 17 juni 2019. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door G.A.A.M. de Kort en M. van Damme-van ‘t Westeinde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen wanneer onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster met haar verzoek nastreeft dat het college wordt veroordeeld om de woningaanpassingen aan te brengen die de ergonomisch adviseur van [naam stichting] in het rapport van 21 januari 2019 heeft geadviseerd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze woningaanpassingen bouwkundige voorzieningen betreffen waarvoor aanzienlijke kosten moeten worden gemaakt. Als deze voorzieningen eenmaal getroffen zijn, kunnen ze niet gemakkelijk weer ongedaan worden gemaakt. Het treffen van dergelijke voorzieningen heeft dan geen voorlopig karakter en is in beginsel daarom te verstrekkend om als voorlopige voorziening te treffen in afwachting van een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hier in dit geval anders over te oordelen.
Aan het voorgaande doet niet af dat wel vast staat dat het noodzakelijk is om woningaanpassingen te doen, omdat verzoekster is aangewezen op een rolstoeltoe- en doorgankelijke woning. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook dit onvoldoende reden is om te oordelen dat sprake is van een spoedeisend belang dat het treffen van enige voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure vereist. Verzoekster is immers nog in staat om de bovenverdieping, waar haar slaapkamer en de natte cel zich bevinden, te bereiken, zij het dat zij daarbij hulp van anderen nodig heeft. Dat geldt ook voor het verlaten van de woning. Deze hulp is feitelijk ook voor haar beschikbaar. Bovendien is verzoekster nog in staat om de transfers te maken die nodig zijn om het toilet op de begane grond te bereiken.
De voorzieningenrechter begrijpt dat de situatie van verzoekster zeer lastig voor haar is en dat de procedure al lang duurt, maar ook dat kan in het licht van wat hiervoor is overwogen niet tot een ander oordeel leiden.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.