ECLI:NL:RBZWB:2019:2511

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
4 juni 2019
Zaaknummer
BRE 18_8542
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering naturalisatieverzoek wegens gebrek aan bewijsstukken

In deze zaak heeft eiseres, samen met haar minderjarig kind, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar verzoek om naturalisatie op 23 november 2018 is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 april 2019 in Breda, waar eiseres aanwezig was met haar gemachtigde, mr. H. Uzumcu. De staatssecretaris was niet vertegenwoordigd. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen paspoort en geboorteakte kan overleggen, waardoor haar beroep op bewijsnood niet slaagt. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft afgezien van het horen van eiseres, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers op 28 mei 2019, en is openbaar uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/8542 RWNL

uitspraak van 28 mei 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] (en minderjarig kind), [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. H. Uzumcu,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 november 2018 (bestreden besluit) van de staatssecretaris. Dit besluit gaat over haar verzoek om naturalisatie.
De zaak is behandeld in Breda op 17 april 2019. Eiseres was daarbij aanwezig, samen met haar gemachtigde. Namens de staatssecretaris is, met voorafgaand bericht, niemand verschenen.

Wat is in het kort het oordeel van de rechtbank?

De rechtbank vindt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij geen paspoort en geboorteakte kan overleggen. Haar beroep op bewijsnood slaagt daarom niet. Ook haar beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Er is geen sprake van gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden. Het beroep is ongegrond.

Overwegingen

1. Eiseres heeft in juli 2017 een verzoek om naturalisatie ingediend. Om Nederlander
te worden, is het belangrijk dat bekend is wat de nationaliteit en identiteit is van de aanvrager. Daarom is aan eiseres gevraagd om dit aan te tonen door middel van een geboorteakte en een geldig buitenlands reisdocument (paspoort).
Eiseres heeft aangegeven dat zij deze documenten niet kan aanleveren. Zij heeft daarbij een brief van de Iraakse ambassade overgelegd, waarin staat dat zij haar niet kunnen helpen. Dit omdat zij geen Iraakse documenten heeft om aan te tonen dat zij de Iraakse nationaliteit heeft. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij niet naar Irak kan reizen om die gegevens te verkrijgen. Dit in verband met haar vreemdelingenstatus en het feit dat in haar vreemdelingenpaspoort staat dat deze niet geldig is voor Irak.
Besluiten staatssecretaris
2. Op 24 juli 2018 heeft de staatssecretaris het verzoek om naturalisatie afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Waar gaat het in deze zaak om?
3. Partijen zijn het erover eens dat eiseres niet de documenten heeft ingeleverd die nodig zijn voor naturalisatie. Partijen verschillen wel van mening over de vraag of er sprake is van ‘bewijsnood’. Eiseres vindt dat zij er alles aan gedaan heeft om aan een paspoort en geboorteakte te komen. Nu dit niet is gelukt, is er sprake van bewijsnood. De staatssecretaris is het daar niet mee eens.
Partijen verschillen verder van mening over de vraag of er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Bewijsnood
4. Er wordt niet snel aangenomen dat er sprake is van bewijsnood. Zo wordt er van eiseres verwacht dat zij echt moeite doet om aan een paspoort en geboorteakte te komen. Zij moet ook zoveel mogelijk aantonen wat zij heeft gedaan om die documenten te verkrijgen. Zij moet hiervoor dus objectieve en controleerbare bewijsstukken aanleveren.
5. Wat heeft eiseres gedaan om aan een paspoort en geboorteakte te komen?
Eiseres heeft in eerste instantie (vóór het besluit van 24 juli 2018) alleen een verklaring van de Iraakse ambassade overgelegd. Daaruit blijkt dat ze haar niet kunnen helpen, omdat ze niet kan aantonen dat ze de Iraakse nationaliteit heeft. In bezwaar heeft eiseres alleen nog aangevoerd dat ze ‘er alles aan gedaan heeft om een paspoort en geboorteakte te verkrijgen’. Zo heeft ze gezegd dat ze familie, de lokale gemeente, de ambassade en advocaten in het land van herkomst heeft geraadpleegd. Eiseres heeft haar stelling echter niet onderbouwd met objectieve en controleerbare gegevens. Ook heeft zij niet uitgelegd wát zij precies heeft gedaan om aan de gevraagde documenten te komen. Dit terwijl in het besluit van 24 juli 2018 is uitgelegd hoe eiseres zou kunnen aantonen dat er sprake is van bewijsnood.
De rechtbank vindt daarom dat de staatssecretaris zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond in bewijsnood te verkeren met betrekking tot het overleggen van een paspoort en geboorteakte. De staatssecretaris heeft daarbij uitgebreid stilgestaan bij de inspanningen die eiseres nog zou kunnen verrichten, voordat zij een geslaagd beroep op bewijsnood zou kunnen doen.
6. In beroep heeft eiseres nog een verklaring overgelegd van een advocaat uit Irak. In deze verklaring staat dat eiseres een aanvraag heeft ingediend om haar identiteitskaart te verlengen. Volgens de advocaat kan de identiteitskaart alleen verlengd worden als eiseres in persoon verschijnt en vingerafdrukken laat afnemen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze verklaring dat deze is ingediend na het nemen van het bestreden besluit, zodat de staatssecretaris hiermee geen rekening heeft kunnen houden. Bovendien is dit – gelet op wat er in het bestreden besluit is overwogen – nog steeds onvoldoende om bewijsnood aan te nemen.
Gelijkheidsbeginsel
7. Eiseres heeft een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij heeft daarbij verwezen naar de afhandeling van een naturalisatieverzoek van een andere Irakees en gezegd dat die zaak identiek is aan die van haar.
De rechtbank vindt dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit toegelicht dat de persoon waar eiseres naar verwijst een Fayli-Koerd is. Volgens de staatssecretaris is van Fayli-Koerden bekend dat zij niet altijd in staat zijn om de benodigde documenten te verkrijgen. De rechtbank vindt die uitleg voldoende. Nu eiseres geen Fayli-Koerd is, is er geen sprake van gelijke gevallen die ongelijk behandeld worden.
Eiseres heeft in beroep nog aangevoerd dat het niet aannemelijk is dat Fayli-Koerden problemen ondervinden ‘gezien de huidige situatie in Irak’. De rechtbank ziet niet in hoe dit argument in het voordeel van eiseres zou kunnen uitpakken. Eiseres betoogt daarmee dat voor Fayli-Koerden ook strengere eisen zouden moeten gelden ten aanzien van de bewijsnood, en niet dat eiseres niet in staat zou zijn om de benodigde documenten te verkrijgen.
Hoorplicht
8. Tot slot heeft eiseres in beroep nog gesteld dat zij ten onrechte niet is gehoord op haar bezwaarschrift.
9. Het uitgangspunt is dat de staatssecretaris iemand in de gelegenheid stelt om te worden gehoord in bezwaar. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als het bezwaar kennelijk ongegrond is.
De rechtbank stelt vast dat in het besluit van 24 juli 2018 aan eiseres is uitgelegd dat zij ofwel een paspoort en geboorteakte moet overleggen, dan wel met objectieve en controleerbare documenten moet aantonen dat zij niet aan een paspoort en geboorteakte kan komen. Eiseres heeft in bezwaar de gevraagde documenten niet overgelegd, maar heeft alleen volstaan met de niet onderbouwde stelling dat zij er alles aan heeft gedaan om een paspoort en geboorteakte te verkrijgen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris terecht van horen heeft afgezien.
Conclusie
10. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2019. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap:
Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
Artikel 23, eerste lid, van de RWN:
Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.
Artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b en e, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (Besluit):
Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voorzoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
e. nationaliteit of nationaliteiten.
Artikel 31, vijfde lid, van het Besluit:
De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. Hij kan tevens verlangen dat die aanvullende gegevens worden verstrekt indien dit naar zijn oordeel nodig is voor de beoordeling van het geval.
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Paragraaf 3.5.5. Bewijsnood of inwilliging met toepassing van art. 4:84 Awb: geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en of geboorteakte
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit moet hij doen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte alsmede met een geldig buitenlands paspoort. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood dan wel als het in het individuele geval het onevenredig zou zijn om vast te houden aan de hoofdregel.
Bewijsnood akten van de burgerlijke stand
Inzake buitenlandse akten van de burgerlijke stand wordt bewijsnood aangenomen als:
  • Het bewuste document nooit is opgemaakt omdat in het desbetreffende land nimmer geboorteakten worden/werden opgemaakt;
  • Het bewuste document wel is opgemaakt, maar het register waarin het was opgenomen, is verloren gegaan;
  • Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat in dat land akten (of andere bewijsstukken) worden overgelegd.
Bewijsnood geldig buitenlands paspoort
Inzake een buitenlands paspoort wordt bewijsnood aangenomen als:
  • Betrokkene staatloos is;
  • Op basis van een ambtsbericht van BZ is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat van dat land een geldig reisdocument wordt overgelegd.
De verzoeker, niet zijnde houder van een verblijfsvergunning asiel, die zich erop beroept dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont dat op volgende wijze aan. De verzoeker legt een schriftelijke verklaring over van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en/of geboorteakte.
Als er geen verklaring is van de buitenlandse autoriteiten waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont hij met andere, objectieve en verifieerbare bewijsstukken aan wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Deze bewijsstukken worden in het naturalisatiedossier gevoegd. De IND beslist vervolgens of voldoende is aangetoond dat de verzoeker niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van het gevraagde document. De bewijsstukken mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie in principe niet ouder zijn dan zes maanden.
Artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht:
Voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, stelt het belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht:
Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.