In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een verzoeker en een stichting. De verzoeker, wonende te Vlissingen, heeft een verzoek ingediend om voor recht te verklaren dat hij recht heeft op een vergoeding van € 30,00 per uur voor de zorg die zijn partner verleent in verband met zijn stoma. De partner van de verzoeker heeft deze zorg verleend, omdat de wijkverpleging niet in staat was om adequate zorg te bieden. De verzoeker ontvangt een persoonsgebonden budget (PGB) voor zorg, maar stelt dat het uurtarief van € 23,00 dat hij daarvoor vergoed krijgt, niet toereikend is voor de zorg die hij nodig heeft. De stichting, als verweerster, heeft het verzoek betwist en stelt dat het uurtarief van € 23,00 voor informele zorg moet worden aangehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorg die de partner verleent, niet alleen in een sociale context wordt gegeven, maar ook een beroepsmatig karakter heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat een vergoeding van € 30,00 per uur voor de zorgverlening door de partner redelijk is, gezien de omstandigheden en de noodzaak van de zorg. Daarnaast heeft de rechtbank de kosten van de procedure begroot op € 2.362,50 exclusief btw en € 79,00 aan griffierecht. Het meer of anders verzochte is afgewezen.