ECLI:NL:RBZWB:2019:2473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
BRE 19_387
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, waarin zijn Ziektewet (ZW)-uitkering per 31 mei 2018 werd beëindigd. Eiser was eerder ongeschikt tot werken na een bedrijfsongeval in 2014, maar na een periode van herstel en werkloosheid meldde hij zich opnieuw ziek per 1 mei 2017. Het UWV baseerde de beëindiging van de uitkering op de vaststelling dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat hij geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV getoetst en vastgesteld dat deze zorgvuldig was uitgevoerd. Eiser had aangevoerd dat zijn beperkingen waren onderschat en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn sociale omstandigheden. De rechtbank oordeelde echter dat de artsen van het UWV voldoende gegevens hadden verzameld en dat de vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) adequaat waren. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering, omdat hij niet voldeed aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/387 ZW

uitspraak van 23 mei 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. R.M.H.G. Ritzen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda) verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 december 2018 (bestreden besluit) van het UWV over zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 25 april 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV is, na voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser was vanwege een bedrijfsongeval vanaf 21 januari 2014 ongeschikt tot werken. Het UWV heeft in een besluit van 22 december 2014 het recht op uitkering met ingang van 21 februari 2015 beëindigd. In een besluit op bezwaar van 5 augustus 2015 heeft het UWV eisers bezwaar daartegen ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Nadat eiser weer was gaan werken, is hem op 26 mei 2015 opnieuw een arbeidsongeval overkomen. Hij heeft zich vervolgens ziek gemeld. Het dienstverband met de werkgever is op 2 november 2016 geëindigd. In een besluit van 15 november 2016 heeft het UWV eiser met ingang van 3 november 2016 een ZW-uitkering toegekend. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
In een besluit van 14 februari 2017 heeft het UWV de ZW-uitkering met ingang van 30 januari 2017 beëindigd omdat eiser volledig hersteld was. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
Eiser heeft vervolgens tot 24 april 2017 gewerkt. Het UWV heeft hem in een besluit van 3 mei 2017 per 24 april 2017 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend.
Eiser heeft zich per 1 mei 2017 ziek gemeld vanuit een situatie van werkloosheid. Het UWV heeft hem in een besluit van 2 augustus 2017 met ingang van 31 juli 2017 (13 weken na 1 mei 2017) een ZW-uitkering toegekend. Eiser heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
In een besluit van 23 april 2018 (primaire besluit) heeft het UWV na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 31 mei 2018. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd per 31 mei 2018. Het UWV is daarbij uitgegaan van 1 mei 2017 als eerste ziektedag.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Volgens vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).
4.
Eerste ziektedag
Eiser heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat hij het niet eens is met de door het UWV vastgestelde eerste ziektedag 1 mei 2017. Volgens eiser was hij al veel eerder ziek omdat hij na het bedrijfsongeval in 2015 nooit volledig is hersteld. Daarom had er een beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen moeten plaats vinden.
Naar het oordeel van de rechtbank valt de vaststelling van de eerste ziektedag buiten de omvang van het onderhavige geding. Eiser heeft zich vanuit een situatie van werkloosheid ziekgemeld per 1 mei 2017. Op geen enkel moment heeft hij aangegeven dat de periode van ziekte al eerder zou zijn begonnen. De rechtbank verwijst naar het procedureverloop dat is weergegeven in overweging 1. van deze uitspraak. De besluiten van 15 november 2016, 14 februari 2017 en 2 augustus 2017 staan in rechte vast. Als eiser het niet eens is met de door het UWV vastgestelde eerste ziektedag 1 mei 2017, kan hij het UWV vragen om herziening daarvan. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5.
Toetsingskader
De rechtbank gaat er, gelet op wat in overweging 4. is overwogen, vanuit dat eiser 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht heeft beoordeeld of eiser per 31 mei 2018 (datum in geding) in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
6.
Medische beoordeling
6.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op het rapport van een arts bezwaar en beroep dat is geaccordeerd door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Voordat het primaire besluit is genomen heeft een arts, geaccordeerd door een verzekeringsarts, eisers medische situatie beoordeeld.
De arts heeft eiser op 1 maart 2018 gezien op het spreekuur. Ook is het dossier bestudeerd.
De arts heeft op 9 maart 2018 gerapporteerd dat eiser geschikt is voor passend werk waarbij rekening wordt gehouden met de somatoforme pijnstoornis: geen piekbelasting, wel gematigd actief zijn. Vanwege de PTSS en de emotieregulatieproblemen zijn er beperkingen: niet hoeven omgaan met conflicten/emoties, niet met hulpbehoevenden of klanten omgaan, anders dan oppervlakkig, geen leidinggeven. Vanwege de diabetes is eiser beperkt voor werken in gevaarlijke situaties of beroepsmatig chaufferen. Als het werk voldoende passend is, is er geen medische reden voor een urenbeperking. Er is geen medische grondslag voor de door eiser geclaimde rustbehoefte.
De arts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 maart 2018.
De arts bezwaar en beroep heeft eiser op 8 oktober 2018 gezien op het spreekuur. Ook is het dossier bestudeerd, waaronder de informatie die eiser heeft ingeleverd (namelijk van de fysiotherapeute, van de medisch adviseur van de Inspectie SZW en van de revalidatiearts) en de informatie die de arts bezwaar en beroep heeft opgevraagd (namelijk van de fysiotherapeute en de oogarts).
De arts bezwaar en beroep heeft op 19 november 2018 gerapporteerd dat niet gebleken is van nieuwe medische feiten of van achteruitgang van de al bekende medische feiten op grond waarvan het aannemelijk is dat eiser niet arbeidsgeschikt was voor de maatgevende arbeid in de periode voordat zijn dienstverband in april 2017 werd beëindigd, met uitzondering van de periode van november 2016 tot januari 2017 waarin de galblaasverwijdering plaats vond.
In verband met het letsel aan de rechterwijsvinger wordt eiser aanvullend beperkt geacht in het maken van een krachtige pincet- en de pengreep. Ook wordt hij aanvullend beperkt geacht in het gebruik van toetsenbord- en muis: eiser kan deze bedienen met de overige 9 vingers. Voor verdere beperkingen is er geen aanleiding. Eiser geeft blijk van een goede hand-vingerfunctie. De arts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding voor een hand-chirurgische expertise. Er zijn voldoende gegevens om het functioneren van hand en vingers op de datum in geding vast te stellen.
Ten aanzien van de rug-/bekkenklachten wordt met de FML van 9 maart 2018 voorzien in fysiek lichte en rugsparende arbeid. Er is op medische grond geen reden om eiser ten aanzien van rug en bekken meer beperkt te achten.
De arts bezwaar en beroep neemt in verband met de diabetes geen aanvullende beperkingen aan. Met de noodzaak van regelmaat is voldoende rekening gehouden door de beperking voor avond- en nachtwerk. Met mogelijke acute schommelingen in de suikerspiegel is rekening gehouden door de beperking voor werken met verhoogd persoonlijk risico.
Er is geen aanleiding om aanvullende beperkingen aan te nemen in verband met de ogen. Uit de informatie van de oogarts blijkt dat de visus met correctie voldoende is. Eisers activiteiten in het dagelijks leven geven geen blijk van een evidente beperking in het zien. Tijdens de hoorzitting geeft eiser blijk van een goede hand-oog-coördinatie.
Ten aanzien van de psyche worden geen aanvullende beperkingen aangenomen. De beperkingen sluiten aan bij de ervaren klachten en belemmeringen. De FML voorziet in stressarm werk waarbij onder andere rekening is gehouden met regelmaat en met eisers klachten van boosheid en irritatie. Het psychisch onderzoek door de primaire arts en door de arts bezwaar en beroep geeft ook geen aanleiding tot meer beperkingen. Eiser gebruikt geen psychofarmaca en is gestopt met de behandelingen bij de psycholoog.
Er bestaat gelet op de Standaard duurbelastbaarheid geen medische reden om een urenbeperking toe te kennen. Wanneer rekening wordt gehouden met de reeds gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid, wordt voorzien in een voldoende lage energetische belasting.
De arts bezwaar en beroep schat in dat verder uitstellen van het hervatten op de arbeidsmarkt in passende arbeid de klachten eerder zal onderhouden dan verminderen.
De arts bezwaar en beroep heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser neergelegd in de FML van 20 november 2018.
6.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat zijn beperkingen zijn onderschat. Hij is meer beperkt dan de arts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Hij heeft problemen met lopen en traplopen, slaapt slecht en heeft veel rust nodig. Hij heeft ook psychische problemen. Er is bovendien onvoldoende rekening gehouden met zijn sociale omstandigheden. Eiser verkeert om financiële redenen in bewijsnood en vindt daarom specialistisch onderzoek noodzakelijk.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden
.Beide artsen van het UWV hebben eisers dossier, waaronder gegevens van behandelaars, bestudeerd. De arts bezwaar en beroep beschikte daarbij over meer gegevens van behandelaars dan de arts die het eerste onderzoek gedaan heeft. Ook hebben beide artsen eiser gezien en psychisch en lichamelijk onderzocht. Het lichamelijk onderzoek door de arts bezwaar en beroep was daarbij uitgebreider dan dat van de arts.
Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de arts bezwaar en beroep bij eiser niet te geringe medische beperkingen heeft vastgesteld. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de subjectieve beleving van een betrokkene van zijn klachten niet beslissend is bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij hem zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de objectief vast te stellen beperkingen voor arbeid.
Uit het rapport van de arts bezwaar en beroep blijkt dat deze op de hoogte was van de door eiser gestelde klachten, waaronder de problemen met lopen, traplopen, het slechte slapen, zijn behoefte aan rust, en zijn psychische problemen. De arts bezwaar en beroep was ook op de hoogte van eisers sociale omstandigheden, zoals de dakloosheid en onderbewindstelling. De rechtbank is niet gebleken dat de arts bezwaar en beroep bij de beoordeling medische feiten heeft gemist. Bij het opstellen van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. Er zijn beperkingen aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen zoals lopen tijdens het werk en traplopen, statische houdingen en werktijden. Eiser heeft in beroep geen medische gegevens ingeleverd.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in bewijsnood verkeert omdat hij geen geld heeft voor een specialistisch onderzoek door een deskundige. De rechtbank vat deze beroepsgrond op als een beroep op het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 oktober 2015 inzake Korošec tegen Slovenië (ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212).
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 30 juni 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2226) naar aanleiding van het Korošec-arrest uitgangspunten voor de bestuursrechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige. Daaraan toetsend overweegt de rechtbank dat het rapport van de arts bezwaar en beroep blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek en toereikend is gemotiveerd. Bovendien heeft eiser voldoende gelegenheid gehad om in bezwaar en beroep medische gegevens in te brengen. Hij heeft daar in bezwaar gebruik van gemaakt. Van een schending van het beginsel van ‘equality of arms’ is daarom geen sprake. Er is ook geen reden om te oordelen dat de arts bezwaar en beroep geen juist of een onvolledig beeld heeft gehad van eisers medische situatie. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Omdat er ook overigens niet gebleken is dat in de FML van 20 november 2018 de beperkingen van eiser zijn onderschat per 31 mei 2018 (datum in geding), gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
7.
Arbeidskundige beoordeling
7.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 20 november 2018 de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), samensteller elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267050) en wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053).
7.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de functies die voor eiser geselecteerd zijn in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 11 december 2018 en het resultaat functiebeoordeling van dezelfde datum
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geselecteerde functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 6.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
8.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geselecteerde functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen beroepsgronden heeft aangevoerd, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 31 mei 2018.
9.
Conclusie
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
10.
Proceskosten
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.M. van Lanen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.