ECLI:NL:RBZWB:2019:2472

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
02-705040-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben en vervaardigen van kinderporno en het plegen van ontuchtige handelingen met eigen kind

Op 3 juni 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedendelicten. De verdachte is veroordeeld voor het in bezit hebben en vervaardigen van kinderporno, alsook voor het plegen van ontuchtige handelingen met zijn eigen kind, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 mei 2015 tot en met 20 augustus 2018 een groot aantal afbeeldingen en videobestanden heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, waarbij personen betrokken waren die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt. Daarnaast heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met zijn dochter, die op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 360 dagen, waarvan 327 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Tevens is er een maximale taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis. De verdachte is verplicht tot forensisch klinische behandeling voor maximaal 2 jaar en er is een proeftijd van 5 jaar vastgesteld. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd met het slachtoffer, dat in deze zaak zijn dochter is. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/705040-18
vonnis van de meervoudige kamer van 3 juni 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte] ,
geboren op [Geboortedag] 1966 te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres]
raadsman mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 mei 2019, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is ter terechtzitting mondeling aangevuld overeenkomstig artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering (cursief weergegeven).
Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2015 tot en met 20 augustus 2018 te
Rilland, gemeente Reimerswaal, in elk geval in Nederland, één of meermalen
een (groot aantal) (in ieder geval 2158 of daaromtrent) afbeelding(en) en/of
(een) gegevensdrager(s) (te weten harde schijven en een Iphone en een Time
Capsule), bevattende een of meer afbeeldingen en/of videobestanden van
seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeelding(en) en/of
videobestanden (telkens) een persoon of personen die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet had/hadden bereikt, was/waren betrokken of
schijnbaar was/waren betrokken, (telkens) heeft verspreid en/of vervaardigd
en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, welke voornoemde
seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het (laten) betasten van de vagina en/of borsten en/of billen en/of de
(stijve) penis van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren
nog niet heeft/hebben bereikt door een volwassen man/een persoon die
(eveneens) kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder
[Naam 1] en [Naam 2] en [Naam 3] en [Naam 4] en
[Naam 5] , en/of
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht/lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder meer
[Naam 6] en [Naam 7] , en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en)
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij
door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van
kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in
beeld gebracht worden (onder meer [Naam 8] en
[Naam 9] en [Naam 10] en
[Naam 11] en [Naam 12]
en [Naam 13] en [Naam 14] en [Naam 15] tot en
met [Naam 16] en [Naam 17] tot en met [Naam 18] ,
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016
tot en met 31 augustus 2017 te Rilland, gemeente Reimerswaal, in elk geval in
Nederland,
met zijn kind, [Slachtoffer] , geboren op [Geboortedag Slachtoffer] 2001, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt,
telkens buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten betasten en/of
knijpen in en/of het kussen van en/of het zuigen aan de tepel van die
[Slachtoffer] , althans het betasten van de borst(en) van die [Slachtoffer] en/of het
betasten van de blote buik van die [Slachtoffer] terwijl hij, verdachte, naakt
naast die [Slachtoffer] op bed lag en/of daarbij de woorden heeft toegevoegd
“kom ik wil je tieten zien.”;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2016 tot en met 30 september
2016 te Rilland, gemeente Reimerswaal, in elk geval in Nederland,
met zijn kind, [Slachtoffer] (geboren [Geboortedag Slachtoffer] 2001), van wie hij, verdachte,
wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of
lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van
haar geestvermogens leed dat die [Slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was
haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van
de vagina, althans de schaamstreek, van die [Slachtoffer] en/of het houden van
zijn, verdachtes, naakte penis bij/tegen de mond, althans het gezicht, van die
[Slachtoffer] ;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 september 2012
tot en met 20 augustus 2018 te Rilland, gemeente Reimerswaal, in elk geval in
Nederland,
gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op
duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, te weten een camera,
opzettelijk en wederrechtelijk
van personen, te weten [Slachtoffer] en [Naam 19] en [Naam 20]
en [Naam 21] en meerdere onbekend gebleven vrouwen, aanwezig in een
woning en/ of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te
weten de woning aan de [Adres] te Rilland, meerdere afbeeldingen heeft
vervaardigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Nu verdachte het aan hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met een overzicht van in beslag genomen goederen van 20 augustus 2018; [1]
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 5 november 2018 met als bijlage een collectiescan en een overzicht aantallen kinderpornografische foto’s en films/video’s; [2]
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 24 december 2018 met als bijlage een collectiescan en een overzicht aantallen kinderpornografische foto’s en films/video’s; [3]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 mei 2019. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder de processen-verbaal van bevindingen waarin een beschrijving wordt gegeven van een aantal kinderpornografische bestanden, die een representatieve afspiegeling vormen van alle kinderpornografische bestanden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en het in bezit hebben van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen en videobestanden die op verschillende gegevensdragers stonden en in de periode, zoals ten laste gelegd.
Gelet op:
  • De verklaring van verdachte dat de camera’s waarmee hij de videobestanden heeft vervaardigd altijd in werking waren;
  • Op de periode van ruim drie jaar waarin verdachte telkens kinderpornografische bestanden vervaardigde, in bezit had en had opgeslagen op verschillende gegevensdragers;
  • Dat verdachte het bezit van die bestanden en gegevensdragers in de loop van die periode heeft uitgebreid en aangevuld tot een verzameling van een groot aantal kinderpornografische bestanden;
is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het vervaardigen en in het bezit hebben van die kinderpornografische bestanden een gewoonte in de zin van artikel 240b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, heeft gemaakt.
Ten aanzien van feit 2
Aangeefster [Slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat haar vader een paar weken na 16 januari 2016 haar shirt naar boven trok en met zijn mond rond haar tepel ging en daaraan zoog. [5] Dit gebeurde in de woning van haar vader. Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij een kus op de tepel van aangeefster heeft gegeven. [6] Blijkens de geboorteakte van [Slachtoffer] is zij op [Geboortedag Slachtoffer] 2001 geboren. [7]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen met zijn dochter, die toen nog niet de leeftijd van zestien jaren had, heeft gepleegd. Deze handelingen bestonden uit het kussen van en/of het zuigen aan de tepel van aangeefster.
In haar aangifte van 6 april 2018 heeft [Slachtoffer] verklaard dat haar vader rond juni 2017 geheel naakt haar kamer binnenkwam en op haar bed ging zitten. Hij probeerde toen met zijn hand onder haar shirt te gaan en kwam met zijn hand net onder haar borsten. Hij raakte haar blote buik aan. Toen hij het nog een keer probeerde zei hij: “
kom op ik wil je tieten zien”.
De rechtbank stelt op basis van de geboorteakte van [Slachtoffer] vast dat zij ten tijde van voornoemde handelingen de leeftijd van zestien jaren al had bereikt.
Ten aanzien van deze handelingen die aan verdachte ten laste worden gelegd, zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Nu verdachte het aan hem onder 3 ten laste gelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- de aangifte van [Slachtoffer] van 12 februari 2019; [8]
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 24 december 2018; [9]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 mei 2019; [10]
- de geboorteakte van [Slachtoffer] . [11]
Ten aanzien van feit 4
Nu verdachte het aan hem onder 4 ten laste gelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- de aangifte van [Slachtoffer] van 6 april 2018; [12]
- de aangifte van [Slachtoffer] van 12 februari 2019; [13]
- de aangifte van [Naam 20] , namens [Naam 19] , van 18 februari 2019; [14]
- de aangifte van [Naam 22] , namens [Naam 21] , van 22 februari 2019; [15]
- de verklaring van getuige [Naam 20] van 13 februari 2019; [16]
- het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2018; [17]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 mei 2019. [18]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 14 mei 2015 tot en met 20 augustus 2018 te
Rilland, gemeente Reimerswaal, een groot aantal afbeeldingen en
gegevensdragers (te weten harde schijven en een Iphone en een Time
Capsule), bevattende meer afbeeldingen en videobestanden van
seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen en
videobestanden (telkens) personen die kennelijk de leeftijd
van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken of
schijnbaar waren betrokken, (telkens) heeft vervaardigd
en in bezit heeft gehad, welke voornoemde
seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer):
- het betasten van de vagina van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder
meer [Naam 3] en [Naam 4] en
[Naam 5] , en
- het houden van een (stijve) penis naast het gezicht van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt (onder meer
[Naam 6] en [Naam 7] en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van personen
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij
door het camerastandpunt en de pose van die personen nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer [Naam 8] en
[Naam 9] en [Naam 10] en
[Naam 11] en
[Naam 12]
en [Naam 13] en [Naam 14] en [Naam 15] tot en
met [Naam 16] en [Naam 17] tot en met [Naam 18]
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
2.
op één tijdstip in de periode van 1 januari 2016
tot en met 31 augustus 2017 te Rilland, gemeente Reimerswaal,
met zijn kind, [Slachtoffer] , geboren op [Geboortedag Slachtoffer] 2001, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, te weten het kussen van en/of het zuigen aan de tepel van die [Slachtoffer] ;
3.
in de periode van 01 september 2016 tot en met 30 september
2016 te Rilland, gemeente Reimerswaal, met zijn kind, [Slachtoffer] (geboren [Geboortedag Slachtoffer] 2001), van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de schaamstreek, van die [Slachtoffer] en het houden van zijn, verdachtes, naakte penis bij de mond van die
[Slachtoffer] ;
4.
in de periode van 6 september 2012 tot en met 20 augustus 2018 te Rilland, gemeente Reimerswaal, gebruik makende van een technisch hulpmiddel, waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, te weten een camera,
opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten [Slachtoffer] en [Naam 19] en [Naam 20] en [Naam 21] en meerdere onbekend gebleven vrouwen, aanwezig in een woning, te weten de woning aan de [Adres] te Rilland, meerdere afbeeldingen heeft vervaardigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in haar advies geadviseerd, onder meer het reclasseringstoezicht conform het plan van aanpak en een contactverbod met [Slachtoffer] . Daarnaast vordert hij dat als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen een forensisch-klinische behandeling voor maximaal 2 jaar, of zoveel korter als de behandelend arts wenselijk zou vinden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt verzocht bij een op te leggen straf rekening te houden met de serieuze stoornissen die bij verdachte zijn vastgesteld en met de in het NIFP-rapport vermelde verminderde toerekenbaarheid. In het kader van de recidive wijst de verdediging op het feit dat de eerdere veroordeling van verdachte feiten betreft van 15 jaar geleden. Bij het bepalen van de strafmaat dient dan ook geen rekening te worden gehouden met de recidive, maar deze feiten moeten wel worden meegewogen in het kader van de preventie. Voorts loopt verdachte niet weg voor zijn problemen en heeft hij zichzelf herpakt. Hij staat daarnaast open voor klinische behandeling. De verdediging is van mening dat de eis van de officier van justitie niet passend is en niet in lijn is met de behandeling en aanpak die door de psycholoog wordt geadviseerd. Het is dan ook niet wenselijk als verdachte moet terugkeren naar de gevangenis. Na detentie is er voor hem geen enkele zekerheid voor wat betreft wonen, financiën en werk.
Gelet op de ten laste gelegde feiten en de verminderde toerekenbaarheid is de verdediging van mening dat het passend is om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast de maximale werkstraf van 240 uur, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een langere proeftijd van bijvoorbeeld 5 jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het dossier komt een ontluisterend beeld naar voren van hetgeen zich gedurende een lange periode in de woning van verdachte heeft afgespeeld. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het gewoonte maken van het vervaardigen en het in bezit hebben van een grote hoeveelheid kinderporno en aan het heimelijk filmen van meerdere personen. Dit heeft gedurende een langere periode plaatsgehad. Verdachte had op meerdere plekken in zijn woning, waaronder zijn eigen slaapkamer, de slaapkamer van zijn dochter en de badkamer camera’s opgehangen die continu in werking waren. Daarmee heeft hij heimelijk opnamen gemaakt van zijn dochter, stiefdochter en de vriendin van zijn stiefdochter tijdens het douchen, maar ook van zijn dochter in zijn slaapkamer. Bovendien heeft hij met zijn telefoon heimelijk foto’s gemaakt toen zij in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde. Ook heeft hij zijn partner en tientallen andere onbekend gebleven personen heimelijk gefilmd, niet alleen gekleed, maar ook ontkleed en tijdens seksuele handelingen met verdachte zelf. De beelden werden opgeslagen op verschillende gegevensdragers. De beelden van zijn dochter, stiefdochter en de vriendin van zijn stiefdochter tijdens het douchen, van zijn dochter in zijn slaapkamer en van zijn dochter toen zij verkeerde in een toestand van verminderd bewustzijn, zijn kinderpornografisch van aard. Verdachte heeft hiermee op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn dochter en de andere betrokken personen, juist waar zijn woning voor zijn dochter, maar ook voor die andere betrokken personen een vertrouwde en veilige omgeving zou moeten zijn. Hij heeft daarmee het vertrouwen van zijn dochter en de andere personen ernstig geschaad.
Bovendien heeft verdachte met zijn dochter in de woning ontuchtige handelingen gepleegd, zelfs op een moment dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Uit het door haar ter zitting uitgeoefende spreekrecht blijkt dat dit alles ingrijpende gevolgen voor haar heeft.
Het gaat om ernstige feiten, waarbij verdachte zijn eigen belangen voorop heeft gesteld en zich niet heeft bekommerd om de gevolgen voor zijn dochter en de andere slachtoffers van zijn handelen.
Wat betreft de feiten 1 en 4 is er sprake van eendaadse samenloop.
De rechtbank houdt er, bij het bepalen van de strafmaat, verder rekening mee dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook betrekt de rechtbank bij de straftoemeting het over verdachte opgemaakte rapport van een psycholoog van 25 april 2019. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een voyeuristische stoornis, hyperseksualiteit en een stoornis in het alcoholgebruik.
Daarnaast is sprake van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en overige persoonlijkheidsproblematiek (een vermijdende hechtingsstijl, een beperkte gewetensfunctie, een beperkt empathisch vermogen, een neiging tot impulsiviteit en ontwijkende trekken). Ten aanzien van de strafbaarheid wordt door de deskundige geadviseerd dit verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Behandeling wordt zowel in een ambulante als in een klinische setting overwogen, waarbij door de deskundige de voorkeur wordt uitgesproken voor een dagklinische behandeling.
Een ambulante behandeling heeft als voordeel dat verdachte zijn nieuwe baan kan behouden, mogelijk niet in de financiële problemen komt, waardoor het risico op recidive verder zou worden vergroot. Anderzijds is de kans dat een ambulante behandeling tot resultaat zal leiden geringer dan bij een dagklinische behandeling gezien de uitgebreidheid van de problematiek. Dit tegen elkaar afwegend bestaat voor de deskundige de voorkeur voor een dagklinische behandeling. Hierbij kan dan ook aandacht worden besteed aan het begeleiden van het weer opbouwen van een leven met betaald werk en een gezonde financiële situatie.
Er is sprake van een matig tot hoog risico op een recidief.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de deskundige met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte en neemt deze conclusie over. Dit betekent dat in het voordeel van verdachte de rechtbank er rekening mee zal houden dat de feiten aan verdachte in verminderde mate zijn toe te rekenen.
Tot slot slaat de rechtbank acht op het advies van de reclassering van 8 mei 2019, waarin wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden, zoals in haar advies vermeld.
Doorgaans worden voor dergelijke feiten lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte er baat bij heeft dat hij zo snel mogelijk wordt behandeld en dat het daarom niet wenselijk is dat verdachte wordt teruggestuurd naar de gevangenis.
Een stevige stok achter de deur is wel noodzakelijk. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 360 dagen waarvan 327 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. De rechtbank is verder van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, en in het bijzonder gelet op de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, de maximale werkstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis passend en geboden is. De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie.
Daarnaast ziet de rechtbank gelet op de adviezen van de deskundige en de reclassering aanleiding aan verdachte de voorwaarden op te leggen, zoals beschreven in het advies van de reclassering. Daarbij zal de rechtbank ten aanzien van de behandeling aan verdachte opleggen de forensisch klinische behandeling voor maximaal 2 jaar, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Verder wordt het contactverbod beperkt tot een contactverbod met
[Slachtoffer] .
In hetgeen hiervoor is overwogen en mede gelet op het belang van de maatschappij, in het bijzonder ter voorkoming van recidive, en gelet op de behandeling die een langere tijd in beslag zal nemen, ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd voor een langere duur op te leggen dan de hoogste wettelijke standaardtermijn van 3 jaar. Naar het oordeel van de rechtbank moet er namelijk ernstig rekening worden gehouden met het feit dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit is een grond om van voornoemde termijn af te kunnen wijken. Zij zal dan ook een proeftijd van 5 jaar opleggen.
Gelet op de rapportages en op het strafblad schat de rechtbank het recidiverisico hoog in. De rechtbank is daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan.
Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [Slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 5.134,02 bestaande uit een bedrag van € 134,02 ter zake van materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De materiële schade is door verdachte niet betwist. De vordering ter zake zal daarom worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade voldoende aannemelijk is gemaakt en voldoende is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtsreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.000,00 een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het overige deel van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
De vordering van de benadeelde partij zal daarom tot een bedrag van € 3.000,00 worden toegewezen. Voor het overige deel zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering eventueel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 30 mei 2015.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 139f, 240b en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Eendaadse samenloop tussen
feit 1: een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt, meermalen gepleegd;
en
feit 4: gebruikmakende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd;
feit 2: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
feit 3: met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeer ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 360 (driehonderdzestig) dagen;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 327 (driehonderdzevenentwintig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van 5 (vijf) jaarna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, Peter Vineloolaan 4, 4611 AN Bergen op Zoom, of elders indien de woonsituatie van verdachte verandert. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
* dat verdachte zich laat opnemen in een forensische polikliniek met behandelmogelijkheden voor zedendelinquenten of een soortgelijke zorginstelling voor de duur van 2 jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [Slachtoffer] , geboren op [Geboortedag Slachtoffer] 2001 te [Geboorteplaats van Slachtoffer] en wonende te [Adres van Slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte, indien dit tijdens het toezicht nodig blijkt, meewerkt aan controles op het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen;
* dat verdachte zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
  • het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
  • gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
  • gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van € 3.134,02, waarvan € 134,02 ter zake van materiële schade en € 3.000,00 ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Slachtoffer] , € 3.134,02 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 41 dagen hechtenis, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 mei 2015, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Zuijdweg, voorzitter, mr. J.A. van Voorthuizen en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 juni 2019.
Mrs. Van Voorthuizen en Mullers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2000-2018066437-3 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, dienst regionale recherche (ZB), afdeling thematische opsporing (ZB), team zeden (ZB), opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 444.
2.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 5 november 2018, pagina 199 tot en met 205, met als bijlage I een collectiescan, pagina 207 tot en met 209, en als bijlage II een overzicht aantallen kinderpornografische foto’s en films/video’s, pagina 211, van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 24 december 2018, pagina 221 tot en met 227, met als bijlage I een collectiescan, pagina 229 tot en met 231, en als bijlage II een overzicht aantallen kinderpornografische foto’s en films/video’s, pagina 233, van voornoemd eindproces-verbaal.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 mei 2019.
5.Het proces-verbaal aangifte van [Slachtoffer] van 6 april 2018, pagina 21, vierde alinea, en pagina 22, vierde tot en met zesde alinea, van voornoemd eindproces-verbaal.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 mei 2019.
7.Het geschrift, te weten de geboorteakte van [Slachtoffer] , pagina 30, van voornoemd eindproces-verbaal.
8.Het proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer] van 12 februari 2019, pagina 353 tot en met 359, van voornoemd eindproces-verbaal.
9.Het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 24 december 2018, pagina 221 tot en met 227.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 mei 2019.
11.Het geschrift, te weten de geboorteakte van [Slachtoffer] , pagina 30, van voornoemd eindproces-verbaal.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer] van 6 april 2018, pagina 20 tot en met 27, van voornoemd eindproces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van verhoor aangever [Slachtoffer] van 12 februari 2019, pagina 353 tot en met 359, van voornoemd eindproces-verbaal.
14.Het proces-verbaal aangifte van [Naam 20] , namens [Naam 19] , van 18 februari 2019, pagina 383 en 384, van voornoemd eindproces-verbaal.
15.Het proces-verbaal aangifte van [Naam 22] , namens [Naam 21] , van 22 februari 2019, pagina 418 en 419, van voornoemd eindproces-verbaal.
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 20] van 13 februari 2019, pagina 361 tot en met 367, van voornoemd eindproces-verbaal.
17.Het proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2018, pagina 308 tot en met 315, van voornoemd eindproces-verbaal.
18.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 20 mei 2019.