ECLI:NL:RBZWB:2019:2399

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
C/02/357874 / KG ZA 19-228
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Poerink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over erfdienstbaarheid en toegang tot perceel

In deze zaak, die op 27 mei 2019 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee partijen, waarbij eiser 1 en eiser 2, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.J.C. van der Ploeg, vorderden dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.J.J.M. Lagarde, hen zou verbieden de uitoefening van hun recht van erfdienstbaarheid te belemmeren. De eisers stellen dat zij recht hebben op toegang tot hun perceel via een weg die over het perceel van gedaagde loopt, en dat gedaagde deze toegang heeft belemmerd door een container en andere obstakels te plaatsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een erfdienstbaarheid is gevestigd ten behoeve van de eisers, en dat de afsluiting van de weg door gedaagde in strijd is met deze erfdienstbaarheid. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eisers een spoedeisend belang hebben bij hun vordering, omdat de afsluiting van de weg hen in hun gebruik van het perceel belemmert. De rechtbank heeft de vordering van eisers toegewezen, met uitzondering van de vordering tot herstel van de oorspronkelijke weg en de vordering tot het opleggen van een dwangsom. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Locatie Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/357874 / KG ZA 19-228
Vonnis in kort geding van 27 mei 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. E.J.C. van der Ploeg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.J.J.M. Lagarde.
Eisers worden hierna afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 1] en gezamenlijk, in enkelvoud [eiser 1] c.s. genoemd. Gedaagde zal hierna [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 mei 2019, met producties genummerd 1 tot en met 13,
  • de aanvulling van eis, ter griffie ingekomen op 9 mei 2019, met producties genummerd 14 tot en met 17,
  • de akte overlegging producties van de zijde van [gedaagde] , ter griffie ingekomen op 13 mei 2019, met producties genummerd 1 tot en met 14,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 13 mei 2019,
  • de pleitaantekeningen van [eiser 1] c.s.,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser 1] c.s. vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te bevelen hem per direct te verbieden de uitoefening van het verkregen recht van [eiser 1] uit hoofde van de erfdienstbaarheid op enigerlei wijze te belemmeren of te beperken, althans dat door [eiser 1] per direct volledige toegang tot de oorspronkelijke weg wordt verkregen en/of enige belemmering gestaakt te houden, zodat deze weg ook in de toekomst voor [eiser 1] toegankelijk blijft en goed onderhouden wordt, mits in een bodemprocedure wordt vastgesteld dat een verlegging van de oorspronkelijke weg niet tot een vermindering van het genot leidt, althans een voorziening te treffen door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen;
II. [gedaagde] beveelt de oorspronkelijke weg te herstellen in die zin dat de verharding van de weg de draagkracht heeft waarover de weg beschikte en de weg toegankelijk is voor alle type voertuigen waaronder vrachtwagens, hulpdiensten en zwaar materieel;
III. [gedaagde] veroordeelt om in geval van overtreding van het bevel onder I. en/of II. aan [eiser 1] een onmiddellijk opeisbare dwangsom te betalen van € 5.000,00 per overtreding te vermeerderen met een dwangsom van € 1.000,00 per dag of per dagdeel dat de overtreding voortduurt, zulks met een maximum van € 100.000,00;
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf de bedoelde termijn voor voldoening.
2.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser 1] c.s. in haar vorderingen wegens een gebrek aan spoedeisend belang, dan wel afwijzing van haar vorderingen wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag.

3.De beoordeling

3.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de onbetwiste inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast:
  • [eiser 1] c.s. woont op het perceel gelegen aan de [adres] [eiser 1] exploiteert op dit adres een [bedrijf] .
  • Op 1 september 2017 heeft [gedaagde] het perceel gelegen aan de [adres] geleverd gekregen. [gedaagde] heeft het perceel aangekocht om daarop een nieuwbouwwoning te plaatsen en heeft het bestaande woonhuis reeds gesloopt.
  • Het perceel van [eiser 1] c.s. is vanaf de openbare weg uitsluitend te bereiken via een weg die over het erf van het perceel van [gedaagde] loopt.
  • Op 4 april 1995 is de erfdienstbaarheid ten behoeve van het perceel van [eiser 1] c.s. (heersende erf) op het perceel van [gedaagde] (dienende erf), vastgelegd in een akte van erfdienstbaarheid. De afspraken uit deze erfdienstbaarheid zijn ook in de leveringsakte d.d. 1 september 2017 van het perceel aan de [adres] opgenomen:
“de erfdienstbaarheid betreft de in- en uitrit om te komen van en te gaan naar de [adres] over het thans bestaande pad gelegen op het lijdend erf en uit te oefenen op de thans bestaande wijze”
en
“dat de percelen gemeente [gemeente] , sectie B nummer 544, 987 en 1760 reeds meer dan vijftig jaar gebruik maken van de uitrit naar de [adres] gelegen op de percelen, kadastraal bekend als gemeente [gemeente] Sectie B nummers 1758 en 1759. Dat zij zijn overeengekomen de huidige toestand te legaliseren en derhalve de navolgende erfdienstbaarheid vestigen.”
- Elberfeld – Bureau voor landschap en stedenbouw heeft, op verzoek van
[eiser 1] c.s., op 5 april 2018 een rapport uitgebracht, waarover omtrent het nieuwe pad o.a. het volgende is vermeld:
“Inmiddels is dus een nieuw pad aangelegd. Dit pad ligt op kleine afstand van het huidige pad en is aangelegd op de plek waar voorheen bos was. Anders dan het huidige pad is dat het nieuwe pad slingerend door het bos gaat. De helderheid en de overzichtelijkheid van het oude pad ontbreekt. Rijdend over het pad is niet te zien of er tegenliggers zijn. (…) Omdat verlichting van het pad niet is toestaan is ’s avonds het pad slecht te zien. Door de bochten zijn de lichtpunten aan het eind van de weg niet meer te zien. (…) Doordat er in het nieuwe pad een aantal haakse bochten zitten en overhangende takken is nummer [cijfer] niet bereikbaar voor voertuigen groter dan personen auto’s. Bezorging van pakketjes, groot onderhoud van huis, [bedrijf] en tuin kunnen over het nieuwe pad niet meer bij nummer [cijfer] komen. Nood- en hulpdiensten als brandweer en ambulance kunnen nummer [cijfer] niet bereiken via het nieuwe pad. De doorrijhoogte van het pad is te laag, bochtstralen zijn te krap waardoor bochten door grotere voertuigen niet te maken zijn. (…)”.
- Bij emailbericht d.d. 12 december 2018 heeft [bedrijfsnaam] bestratingen.nl B.V. het volgende aan [gedaagde] bericht:

Hierbij de bonnen. De asdruk van de auto of zwaardere bussen moet het pad makkelijk aan kunnen. Alles is goed verdicht. En wij zijn er al met totaal 40 ton overheen gereden. Zie bonnen.
Dit pad moet goed verdicht zijn zodat er zwaardere vrachtwagens overheen kunnen en dat is gebeurd.. Het pad licht net iets onder afschot zodat het water er goed af kan lopen.
Het materiaal dat we gebruiken komt van en erkend Puinrecycling af. Dit materiaal bestaat uit gebroken baksteen, beton, zand afkomstig uit de sloop of uitbreken van straatwerk. Als dit is gebroken wordt de menggranulaat gekeurd.
Voor het gebruik van personen auto’s houden wij meestal 20cm dik aan dit moet zeker voldoende zijn. 30cm houden wij aan als er zwaarder verkeer over heen gaat. Dus de dikte van het pad moet goed zijn voor het verkeer dat er over gaat rijden.
Ik zou wel zeggen om ieder jaar even het pad een nieuwe laagje puin erover te doen en afte trillen. Zodat dit netjes blijft. Maar dit is ook bij het oude pad nodig en moet je blijven herhalen. En dat het nieuwe pad kwetsbaar is in de bocht dat valt wel mee. Want de bocht is heel flauw aangelegd.
De gebroken puin is gewoon gekeurd. Je hebt altijd kan dat er iets van glas in zit maar dit is bijna niks. (…).”
  • Op 29 maart 2019 is [gedaagde] overgegaan tot een fysieke afsluiting van het pad; hij plaatste een container op het pad om doorgang te beletten als mede een kruiwagen en een afzetlint; hierdoor was [eiser 1] c.s. genoodzaakt om voortaan gebruik te maken van de nieuwe weg. Pal vóór de terechtzitting heeft [gedaagde] de belemmeringen weggenomen.
  • AGEL Adviseurs heeft op 10 april 2019, op verzoek van [eiser 1] c.s. een verkeersanalyse uitgebracht, waarin o.a. het volgende is vermeld:
3 VERKEERSBEWEGINGEN(…)3.2 Hulpdiensten(…) Voor zowel de oorspronkelijke als de gerealiseerde situatie geldt dat de ontsluitingsweg voldoet aan de minimale doorgangsbreedte van 3,50m. De gerealiseerde ontsluitingsweg voldoet niet aan de criteria van de minimale binnen- en buitenbochtstralen. (…)
4 MANOEUVREERRUIMTE 4.1. Hulpdiensten(…) Bij de gerealiseerde ontsluitingsweg kan het ontwerpvoertuig niet tussen de huidige bomen manoeuvreren en dient het voertuig gebruik te maken van de (slappe) bermen. Voor een Brandweerwagen (lengte 12,00m) is het moeilijk om het [bedrijf] snel te bereiken. In geval van calamiteiten kan dit voor levensbedreigende situaties zorgen.”
3.2.
[eiser 1] c.s. legt aan haar vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.
Ten behoeve van [eiser 1] c.s. als eigenaar van het heersende erf is een erfdienstbaarheid gevestigd op het dienende erf van [gedaagde] , waardoor [eiser 1] c.s. de bevoegdheid heeft gekregen een stuk grond van het perceel van [gedaagde] te gebruiken. Met het vestigen van een erfdienstbaarheid in 1995 werd de toen reeds bestaande feitelijke toestand van de weg gelegaliseerd Deze volledig uitgeharde weg bood een eenvoudige directe toegang tot het perceel van [eiser 1] c.s. voor alle type voertuigen, hetgeen noodzakelijk is voor [eiser 1] c.s. voor de exploitatie van het [bedrijf] en het onderhoud van het perceel. [gedaagde] is als eigenaar van het dienende erf gehouden de eisen uit de akte van de erfdienstbaarheid na te leven. [gedaagde] heeft deze weg afgesloten en een nieuwe weg gelegd. [eiser 1] c.s. stelt dat de, zonder aanlegvergunning, door [gedaagde] aangelegde nieuwe weg een ernstige afname van het genot vormt. Zo is deze verlegde weg, in tegenstelling tot de oorspronkelijke weg, slecht tot niet-bereikbaar voor o.a. vrachtwagens, bestelbussen en hulpdiensten en daarbij is het zicht op tegenliggers flink afgenomen. [eiser 1] c.s. stelt zich dan ook op het standpunt dat [gedaagde] niet bevoegd is om over te gaan tot de verlegging van de weg; door de oorspronkelijke weg af te sluiten handelt hij in strijd met het gevestigde recht van erfdienstbaarheid.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Op dat verweer en op hetgeen partijen verder ter ondersteuning van hun standpunten hebben aangevoerd, zal in het hiernavolgende – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
3.4.
Vooropgesteld wordt dat [eiser 1] c.s. een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering nu deze is gegrond op een inbreuk op een zakelijk recht.
3.5.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat tussen partijen niet in geschil is dat blijkens de transportakte van 4 april 1995 ten behoeve van het perceel van [eiser 1] c.s. (heersende erf) op het perceel van [gedaagde] (dienende erf), een erfdienstbaarheid is gevestigd betreffende de in- en uitrit om te komen van en te gaan naar de [adres] over het thans bestaande pad en op de thans bestaande wijze. De afsluiting van deze weg door [gedaagde] is in strijd met de erfdienstbaarheid. Het afsluiten van de weg is dus te kwalificeren als eigenrichting en onrechtmatig.
3.6.
De voorzieningenrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat hij zich op het standpunt stelt dat [eiser 1] c.s. geen belang meer heeft bij het ongedaan maken van de eigenrichting en het voortgezet gebruik van de oorspronkelijke weg, nu hij [eiser 1] c.s. een gelijkwaardig alternatief heeft geboden door een nieuwe weg aan te leggen. Artikel 5:73 lid 2 BW geeft [gedaagde] als eigenaar van het dienende erf een verleggingsrecht, mits deze verplaatsing zonder vermindering van genot voor [eiser 1] c.s., als eigenaar van het heersende erf, mogelijk is. Het bewijs daarvan ligt bij de eigenaar van het dienende erf, in dit geval dus bij [gedaagde] .
3.7.
[gedaagde] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat er geen sprake is van genotsvermindering, foto’s van de actuele situatie, inmeetgegevens van Geo Service, het productcertificaat van gebruik menggranulaat voor de nieuwe weg en een verklaring van [bedrijfsnaam] bestratingen.nl B.V. overgelegd, waarin wordt geconcludeerd dat de nieuwe weg dezelfde draagkracht heeft als de oorspronkelijke weg en er enkel sprake is van een (flauwe) bocht rechts aan het begin en links aan het einde. [eiser 1] c.s. heeft, ter onderbouwing van haar standpunt dat de nieuwe weg wel zorgt voor een afname van het genot, twee rapporten in het geding gebracht waarin wordt geconcludeerd dat, in tegenstelling tot de oorspronkelijke weg, bij de nieuwe door [gedaagde] aangelegde weg sprake is van een slechter zicht op tegenliggers en dat daarnaast zware voertuigen, waaronder hulpdiensten zoals de brandweer, niet (zonder problemen) over de nieuwe weg kunnen rijden.
3.8.
Op grond van hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht heeft [gedaagde] naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de nieuwe weg een volwaardig alternatief is voor de oorspronkelijke weg, zodat zijn verweer dat [eiser 1] c.s. geen belang heeft bij haar vordering wordt verworpen. Met name acht de voorzieningenrechter het niet onaannemelijk, dat de bereikbaarheid voor de brandweer om de opstallen van [eiser 1] c.s. te bereiken in de situatie van de nieuwe weg fors vermindert. Het feit dat [gedaagde] ten tijde van de terechtzitting de oorspronkelijke weg niet meer heeft geblokkeerd maakt dit niet anders. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] zijn bouwplannen, en dus ook de verlegging van de weg, niet heeft gewijzigd. Dit in samenhang bezien met het feit dat hij de nieuwe weg reeds heeft laten aanleggen, maakt dat [eiser 1] c.s. op dit moment nog steeds belang heeft bij haar vorderingen.
3.9.
De voorzieningenrechter begrijpt dat het gevorderde verbod om de uitoefening van het verkregen recht van [eiser 1] c.s. uit hoofde van de erfdienstbaarheid op enigerlei wijze te belemmeren of te beperken ziet op de periode tot het moment dat deze erfdienstbaarheid wordt gewijzigd na een rechterlijke uitspraak of tot het moment dat partijen in gezamenlijk overleg tot wijziging van de erfdienstbaarheid komen. De vordering zal dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
3.10.
Het gevorderde bevel om de oorspronkelijke weg te herstellen zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser 1] c.s. onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de oorspronkelijke weg niet over de draagkracht (meer) zou beschikken waarover zij eerst beschikte, waardoor de weg niet meer op dezelfde wijze als voorheen toegankelijk zou zijn voor vrachtwagens, hulpdiensten en zwaar materieel.
3.11.
De vordering tot het opleggen van een dwangsom zal worden afgewezen. Er bestaat, mede gelet op de mededeling ter zitting dat de oorspronkelijke weg weer toegankelijk is gemaakt, voorshands onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat dit vonnis niet door [gedaagde] zal worden nagekomen. Mocht [gedaagde] er toch blijk van geven niet aan de veroordeling te (zullen) voldoen, dan staat voor [eiser 1] c.s. de weg naar de voorzieningenrechter open.
3.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 109,24
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.386,24
3.13.
De nakosten, waarvan [eiser 1] c.s. betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal – vanwege het verschil in het moment van intreden van verzuim ten aanzien van de in het dictum vermelde onderdelen van de nakosten – als weergegeven in het dictum worden toegewezen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verbiedt [gedaagde] per direct om de uitoefening van het verkregen recht van [eiser 1] c.s. uit hoofde van de erfdienstbaarheid op enigerlei wijze te belemmeren of te beperken en enige belemmering gestaakt te houden, zodat deze weg ook in de toekomst voor [eiser 1] c.s. toegankelijk blijft en goed onderhouden wordt totdat in een rechterlijke uitspraak of na gezamenlijk overleg deze erfdienstbaarheid wordt gewijzigd,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.386,24, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na voormelde aanschrijving tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2019. [1]

Voetnoten

1.type: EB