ECLI:NL:RBZWB:2019:2394

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 mei 2019
Publicatiedatum
27 mei 2019
Zaaknummer
02-700245-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op pizzeria met geweld en bedreiging, en wapenbezit

Op 25 november 2018 heeft de verdachte, samen met een minderjarig meisje, geprobeerd een pizzeria in Sint-Maartensdijk te overvallen. De verdachte was gekleed in bivakmutsen en had een mes en een veerdrukwapen bij zich. Tijdens de overval heeft hij geweld en bedreiging met geweld gebruikt tegen de aanwezige slachtoffers. De rechtbank heeft de zaak op 27 mei 2019 behandeld en de verdachte is op 13 mei 2019 gehoord. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten een zwaardere straf rechtvaardigde. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een wapen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de strafverzwaring. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er benadeelde partijen die schadevergoeding hebben gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen voor een deel. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte aansprakelijk is voor de immateriële schade van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02/700245-18 en 02/665763-15 (ttz. gevoegd)
vonnis van de meervoudige kamer van 27 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te PI Middelburg - locatie Torentijd, 4337 PE Middelburg, Torentijdweg 1,
raadsman mr. A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 mei 2019, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging ten aanzien van parketnummer 02/665763-15 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
(parketnummer 02/700245-18)
1.
hij op of omstreeks 25 november 2018 te Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om één of meer
goed(eren) en/of enig geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen
volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam 1] en/of [naam 2]
en/of [naam 3] en/of [naam 4] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich, gekleed in onder andere (een) bivakmuts(en) en/of bewapend met één of
meer mes(sen), althans één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) ,
en/of een geweer, althans een op een geweer gelijkend voorwerp, naar
[naam 5] , gelegen aan de [straatnaam 1] , hebben/heeft begeven, en/of
- zich in deze [naam 5] hebben/heeft begeven, en/of
- bovenstaand(e) mes(sen), althans die/dat scherpe en/of puntig(e)
voorwerp(en), en/of bovenstaand geweer, althans dat op een geweer gelijkend
voorwerp, hebben/heeft getoond aan die [naam 1] en/of [naam 2] en/of
[naam 3] en/of [naam 4] , en/of
- ( hierbij) hebben/heeft geroepen ‘Overval!’, en/of
- die [naam 3] en/of [naam 4] , meermalen, althans eenmaal, hebben/heeft
geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of geduwd tegen het
hoofd en/of (het) overig(e) lichaam(sdelen), en/of
- één of meer stekende bewegingen met een mes, althans een scherp en/of
puntig voorwerp, in de richting van die [naam 3] , althans een persoon,
hebben/heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2018 te Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen,
een wapen van categorie I, onder 7o van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een
veerdrukwapen (Classic Army, model B&T MP5-A2) voorhanden heeft gehad;
(parketnummer 02/665763-15)
3.
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 19 mei 2015 te Sint-Maartensdijk, gemeente
Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straatnaam 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 474, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 19 mei 2015 te Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [straatnaam 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 474, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 11 april 2015 tot en met 19 mei 2015 te Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door voornoemd pand te huren en/of aan die onbekend gebleven personen/personen voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2015 tot en met 19 mei 2015 te Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een electriciteitswerk (meterkast) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (grote) hoeveelheid elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft de zaken in chronologische volgorde – van nieuw naar oud – gerangschikt en de feiten van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal hieronder bij de beoordeling van het bewijs van de feiten slechts deze nummering hanteren.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten (feit 3 in de primaire variant) heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij verzoekt verdachte vrij te spreken van het onder 3, in de primaire variant, ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het onder 3, in de subsidiaire variant, ten laste gelegde feit verzoekt de verdediging primair verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en subsidiair te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat de handelingen van verdachte niet als strafbare medeplichtigheid kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van feit 4 stelt de verdediging zich primair op het standpunt dat er geen sprake is van diefstal van stroom. Subsidiair wordt verzocht verdachte vrij te spreken wegens het ontbreken van voldoende bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Nu verdachte het aan hem onder 1 ten laste gelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- de aangifte van [naam 1] van 26 november 2018; [1]
- de verklaring van getuige [naam 2] van 27 november 2018; [2]
- de verklaring van getuige [naam 4] van 26 november 2018; [3]
- de verklaring van getuige [naam 3] van 26 november 2018; [4]
- het proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2018; [5]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 mei 2019. [6]
Ten aanzien van feit 2
Nu verdachte het aan hem onder 2 ten laste gelegde feit heeft bekend en hiervoor geen vrijspraak is bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
- het proces-verbaal onderzoek WWM van 29 november 2018; [7]
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 mei 2019. [8]
Ten aanzien van feit 3 en 4
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting vast dat er op 19 mei 2015 een hennepkwekerij is aangetroffen in een pand aan [straatnaam 2] te Sint-Maartensdijk. Ook blijkt uit het dossier dat op een blikje afkomstig uit een vuilniszak, aangetroffen in de hennepkwekerij, DNA is gevonden van een andere persoon dan verdachte. Door de fraude-inspecteur van [naam 6] . (nu [naam 6] werd voorts geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. In het dossier bevindt zich daarnaast een door verdachte ondertekend huurcontract, die ziet op voornoemd pand, lopende van 27 februari 2015 tot 27 augustus 2015. Verdachte heeft aanvankelijk verklaard dat de hennepkwekerij van hem is. Later is verdachte op deze verklaring teruggekomen.
Hij ontkent betrokken te zijn geweest bij de hennepkwekerij en heeft verklaard dat hij op de dag dat hij zich bij de politie ging melden, het huurcontract heeft ondertekend. Hiervoor zou hij geld krijgen. Dit was na het ontdekken van de hennepkwekerij. Ook de informatie met betrekking tot de hennepkwekerij heeft verdachte op de dag dat hij zich ging melden, gekregen. Hij heeft voorts verklaard dat hij nooit in het pand is geweest. Ook de diefstal van de stroom wordt door verdachte ontkend. Hij weet ook niet of het energiecontract op zijn naam stond.
Gelet op voorgaande, in het bijzonder gelet op de omstandigheid dat de latere lezing die verdachte geeft niet is uit te sluiten vanwege het aangetroffen DNA van een andere persoon in de hennepkwekerij, is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 3 primair ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Ook zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit, omdat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van medeplichtigheid als bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht. Uitgaande van de lezing van verdachte dat hij eerst het contract heeft ondertekend na ontdekking van de hennepkwekerij, is de rechtbank van oordeel dat dit niet als strafbare medeplichtigheid kan worden aangemerkt. Dit is namelijk een handeling gepleegd na het gepleegde strafbare feit. Daarnaast kan, op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, een voorafgaande en gelijktijdige betrokkenheid van verdachte bij de hennepkwekerij niet worden vastgesteld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en nu op basis van het dossier ook overigens de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal van stroom onvoldoende kan worden vastgesteld, zal hij eveneens worden vrijgesproken van feit 4.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(parketnummer 02/700245-18)
1.
op 25 november 2018 te Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig geld, dat toebehoorde aan [naam 1] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen
volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 1] en [naam 2]
en [naam 3] en [naam 4] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en
andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
- zich, gekleed in onder andere bivakmutsen en bewapend met één mes
en een op een geweer gelijkend voorwerp, naar
[naam 5] , gelegen aan de [straatnaam 1] , hebben begeven, en
- zich in deze [naam 5] hebben begeven, en
- bovenstaand mes en dat op een geweer gelijkend
voorwerp, hebben getoond aan die [naam 1] en [naam 2] en
[naam 3] of [naam 4] , en
- ( hierbij) hebben/heeft geroepen ‘Overval!’, en
- die [naam 3] , meermalen, heeft
geslagen tegen het lichaam, en
- stekende bewegingen met een mes in de richting van die [naam 3] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 25 november 2018 te Sint-Maartensdijk, gemeente Tholen,
een wapen van categorie I, onder 7o van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een
veerdrukwapen (Classic Army, model B&T MP5-A2) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt verzocht bij een op te leggen straf rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte inziet dat het onder 1 ten laste gelegde feit een enorme impact heeft op de betrokken personen. Ook heeft zijn handelen impact op verdachte zelf. Voorts is duidelijk dat het een impulsieve daad van verdachte is geweest. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij het feit erkend. Hij is naar de politie gegaan en heeft zich gemeld, omdat hij zo snel mogelijk zijn verhaal wilde doen bij de politie. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen, hij heeft spijt betuigd en hij wilde na het incident zijn excuses aanbieden. Hoewel verdachte niet heeft meegewerkt aan het persoonlijkheidsonderzoek, zijn er wel aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek. Verzocht wordt ook hiermee rekening te houden.
De verdediging heeft voorts verzocht aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Zij acht het dan ook redelijk dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 tot 3 jaar wordt opgelegd voor feit 1. Ten aanzien van feit 2 acht zij het redelijk dat een geldboete wordt opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 25 november 2018 geprobeerd om samen met een minderjarig meisje een pizzeria in Sint-Maartensdijk te overvallen.
Dit is een ernstig feit, waarbij meerdere personen slachtoffer zijn geworden. Naar het oordeel van de rechtbank was er geen sprake van een impulsieve daad. Integendeel, er was sprake van een zekere voorbereiding. Verdachte en de medeverdachte hebben zich vermomd met bivakmutsen, zij hadden handschoenen aan en zijn met een mes en met een veerdrukwapen naar de pizzeria gegaan.
Met het veerdrukwapen is gericht en met het mes zijn stekende bewegingen gemaakt. Het veerdrukwapen leek op een echt vuurwapen. Dit alles heeft bij de slachtoffers angst doen ontstaan en hen een onveilig gevoel gegeven, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die zich in het dossier bevinden.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen. Ook dit is een ernstig feit. Het voorhanden hebben van een wapen is maatschappelijk volstrekt onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat. Hiertegen moet dan ook streng worden opgetreden.
Bij haar oordeel over de op te leggen straf houdt de rechtbank er verder rekening mee dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Ook heeft hij recentelijk, en wel in 2018, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen voor verboden wapenbezit. Uit het strafblad volgt voorts dat verdachte onder meer (deels voorwaardelijke) werkstraffen, (deels voorwaardelijke) jeugddetentie, en behalve voornoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, in 2016 ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Ook volgt uit het strafblad dat de voorwaardelijke invrijheidstelling van verdachte in 2017 is herroepen.
Dit alles heeft verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Verdachte heeft geen medewerking verleend aan het opstellen van een reclasseringsadvies en aan een psychiatrisch- en psychologisch onderzoek. Gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting, waaruit volgt dat verdachte een Wajong-uitkering had, geen woning en geen werk heeft en na detentie ook geen concrete toekomstplannen heeft, kan er een kans op recidive worden aangenomen. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om een begeleiding door de reclassering concreet handen en voeten te geven in de vorm van bijzondere voorwaarden.
Tot slot betrekt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij is het vertrekpunt van denken een gevangenisstraf van 36 maanden dat als oriëntatiepunt geldt voor een overval op een winkel met toepassing van ander dan licht geweld of een bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, meewegend dat sprake is van een poging overval en in het bijzonder gelet op de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest noodzakelijk en passend is. De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
In dit strafproces hebben na te noemen (rechts)personen zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade die zij als gevolg van het door verdachte gepleegde strafbare feit hebben geleden.
(feit 1)
  • [naam 5] : € 257,50 in verband met materiële schade;
  • [naam 1] : € 5.546,00 (€ 4.000,00 + € 1.475,00 exclusief BTW + € 7,90 + € 13,41 + € 49,69) in verband met materiële schade en € 2.000,00 in verband met immateriële schade;
  • [naam 2] : € 1.980,40 (€ 1.811,31 + € 119,40 + € 49,69) in verband met materiële schade en € 2.000,00 in verband met immateriële schade;
  • [naam 3] : € 2.119,39 (€ 1.652,89 exclusief BTW + € 31,50 + € 385,00 + € 50,00) in verband met materiële schade en € 2.000,00 in verband met immateriële schade;
  • [naam 4] : € 1.500,00 in verband met immateriële schade.
De benadeelde partijen hebben verzocht hun vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid op te leggen.
(feit 4)
- [naam 6] : € 2.516,76 in verband met materiële schade.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
(feit 1)
[naam 5]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade (€ 257,50) voldoende aannemelijk is gemaakt en voldoende is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering, die overigens door de verdediging ook niet is betwist, zal dan ook worden toegewezen.
[naam 1]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 71,00 voldoende aannemelijk is gemaakt en voldoende is onderbouwd. Dit betreft de schadeposten “medicatie” en “nota huisarts”. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot dat bedrag een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag ook niet betwist en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat de behandeling en beoordeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Beoordeling van de overige schadeposten vergt nader onderzoek naar onder andere de causaliteit tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade en daarvoor zou de strafzaak moeten worden aangehouden. De benadeelde partij zal daarom voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
[naam 2]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade voldoende aannemelijk is gemaakt en voldoende is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtsreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Voor wat betreft de gevorderde schade aan de auto merkt de rechtbank in dat verband op dat uit het dossier naar voren komt dat als gevolg van het feit schade is ontstaan aan de rechterkant van de auto. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
[naam 3]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 466,50 voldoende aannemelijk is gemaakt en voldoende is onderbouwd. Dit betreft de schadeposten “medicatie”, “eigen risico” en “schade aan trui”. De rechtbank is van oordeel dat de schade tot dit bedrag een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag ook niet betwist en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Voor het overige deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat de behandeling en beoordeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Beoordeling van het overige deel vergt nader onderzoek naar onder andere de causaliteit tussen het bewezenverklaarde en de gestelde schade en daarvoor zou de strafzaak moeten worden aangehouden. De benadeelde partij zal daarom voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden door het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
[naam 4]
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt en door de verdediging niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel, hoofdelijke veroordeling
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Daarnaast zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over de toegewezen bedragen vanaf het tijdstip waarop verdachte het feit heeft gepleegd, te weten 25 november 2018. De vorderingen zullen hoofdelijk worden toegewezen, nu sprake is van medeplegen.
(feit 4)
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het voorwerp bij het onderzoek naar de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Voorts is het voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 27, 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 3 primair en subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: poging diefstal, voorafgegaan, vergezeld, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
(feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de hierna te noemen benadeelde partijen ter zake van materiële en immateriële schade tot de achter hun naam vermelde bedragen, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 november 2018 (feit 1) tot aan de dag der algehele voldoening;
- legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 25 november 2018 (feit 1) tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • [naam 5] : € 257,50 (tweehonderdzevenenvijftig euro en vijftig eurocent) ter zake van materiële schade, te vervangen door 5 dagen hechtenis;
  • [naam 1] : € 2.071,00 (tweeduizendeenenzeventig euro), waarvan € 71,00 (eenenzeventig euro) ter zake van materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vervangen door 30 dagen hechtenis;
  • [naam 2] : € 3.980,40 (negenendertighonderdtachtig euro en veertig eurocent), waarvan € 1.980,40 (negentienhonderdtachtig euro en veertig eurocent) ter zake van materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vervangen door 49 dagen hechtenis;
  • [naam 3] : € 2.466,50 (vierentwintighonderdzesenzestig euro en vijftig eurocent), waarvan € 466,50 (vierhonderdzesenzestig euro en vijftig eurocent) ter zake van materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schade, te vervangen door 34 dagen hechtenis;
  • [naam 4] : € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) ter zake van immateriële schade, te vervangen door 25 dagen hechtenis;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat indien en voor zover de mededader van verdachte voormelde bedragen heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen of aan de Staat;
- verklaart de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 3] niet-ontvankelijk in het overige deel van hun vordering. Zij kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
(feit 4)
- verklaart de benadeelde partij [naam 6] (feit 4) niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1.00 stuks munitie; G1961888.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Goedegebuur, voorzitter, mr. I.M. Josten en
mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 mei 2019.
Mr. Kempen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer PL2000-2018278303-18 van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Markiezaten, districtsrecherche De Markiezaten, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 215.
2.Het proces-verbaal bevindingen getuigenverhoor van [naam 2] van 27 november 2018, pagina 74 en 75, van voornoemd eindproces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] van 26 november 2018, pagina 76 tot en met 78, van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] van 26 november 2018, pagina 79 tot en met 82, van voornoemd eindproces-verbaal.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 27 november 2018, pagina 84 tot en met 86, van voornoemd eindproces-verbaal.
6.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 mei 2019.
7.Het proces-verbaal onderzoek WWM van 29 november 2018, pagina 107 tot en met 110, van voornoemd eindproces-verbaal.
8.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 13 mei 2019.