ECLI:NL:RBZWB:2019:2232
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van gebiedsverboden opgelegd aan exploitanten van camping Fort Oranje in verband met openbare orde en veiligheidsrisico's
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil over gebiedsverboden die zijn opgelegd aan de exploitanten van camping Fort Oranje. De exploitante had aangekondigd de exploitatie van de camping te staken, wat leidde tot zorgen over de herhuisvesting van een groot aantal hulpbehoevende bewoners. De voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft, uit vrees voor een crisis, besloten om op te schalen naar fase 4 van de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) en heeft gebiedsverboden opgelegd op basis van artikel 172 van de Gemeentewet en artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's.
Eisers, de exploitanten van de camping, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de eisers zich niet schuldig hebben gemaakt aan opruiend gedrag, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de vrees van verweerder voor verstoring van de openbare orde niet onterecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorzitter van de Veiligheidsregio bevoegd was om de gebiedsverboden op te leggen, gezien de acute situatie en de dreiging van een crisis. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers ongegrond verklaard en het bestreden besluit bevestigd.
De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de voorzitter van de Veiligheidsregio om in te grijpen bij dreigende rampen of crises en de noodzaak van snel en daadkrachtig optreden in situaties waarin de openbare orde in gevaar is. De rechtbank heeft de argumenten van eisers verworpen en geconcludeerd dat de opgelegde gebiedsverboden gerechtvaardigd waren.