Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de belanghebbende een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten met de Belastingdienst, maar stelt hij dat deze overeenkomst vernietigbaar is. Hij voelt zich onder druk gezet door de dreiging van verdere beslagleggingen en een mogelijk faillissement. Daarnaast beweert hij dat de inspecteur bij het opstellen van de VSO is uitgegaan van onjuiste gegevens, wat volgens hem dwaling oplevert. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een wilsgebrek. De druk die de belanghebbende voelde, was niet het gevolg van het handelen van de inspecteur, maar van de omstandigheden waarin hij zich bevond door een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende voldoende tijd en ondersteuning had om de VSO te overwegen en dat hij niet gedwongen was om deze te accepteren. Bovendien kan een beroep op dwaling alleen slagen als de partij die heeft gedwaald het beroep doet. Aangezien de belanghebbende stelt dat de inspecteur heeft gedwaald, kan zijn beroep op dwaling niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de VSO en de bijbehorende aanslag in stand blijven.