ECLI:NL:RBZWB:2019:2071

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
02-700167-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en deelname aan criminele organisatie, maar veroordeling voor het voorhanden hebben van vervalst identiteitsbewijs

Op 9 mei 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensenhandel, deelname aan een criminele organisatie, en het voorhanden hebben van een vervalst identiteitsbewijs. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 5 april 2019, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het werven en uitbuiten van minderjarigen, diefstallen uit voertuigen, en het voorhanden hebben van een vervalst identiteitsbewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het uitbuiten van de minderjarigen of dat zij deel uitmaakte van een criminele organisatie. De verdachte werd vrijgesproken van deze feiten.

Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op 16 augustus 2018 in Domburg een vervalst identiteitsbewijs voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het identiteitsbewijs vervalst was, en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/700167-18
vonnis van de meervoudige kamer van 9 mei 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. J. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 april 2019, waarbij de officier van justitie mr. G. Oosterveld en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens op 25 april 2019 formeel gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018
tot en met 16 augustus 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen,
-een of meer ander(en), te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of
[naam 3] , (telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest
of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [naam 1] en/of
[naam 2] en/of [naam 3] ,
terwijl die [naam 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den)
bereikt, en/of die [naam 2] en/of [naam 3] de leeftijd van
zestien jaren nog niet had(den) bereikt en/of
-(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die/een
ander of anderen, te weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3]
, en/of
- ( telkens) onder een van de onder artikel 273f lid 1 sub 1 genoemde
omstandigheden (te weten: door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie) enige
handeling heeft ondernomen waarvan hij/zij wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3]
zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten, immers heeft/hebben verdachte(n)
- ( telkens) die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3]
ondergebracht en/of gehuisvest bij hem/haar verdachte en of zijn/haar
familieleden, en/of
- ( telkens) die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3]
heeft/hebben vervoerd en/of overgebracht naar een parkeerplaats in/bij
Zoutelande en/of Domburg en/of Serooskerke en/of Koudekerke en/of
Burgh-Haamstede, althans een of meer plaatsen in Nederland, en/of
- ( telkens) die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] aldaar
tezamen en in vereniging althans alleen laten inbreken in één of meer
personenauto's en/of kampeerauto's en/of caravans, en/of
- ( telkens) die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] aldaar
elektronische/pin betalingen en/of geldopnames laten doen met bankpassen van
diefstal afkomstig;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018
tot en met 16 augustus 2018 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [naam 4] en/of [verdachte]
en/of [naam 5] en/of [naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 6]
en/of een of meer (onbekende) ander(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het plegen van (gekwalificeerde) diefstal(len) en/of
- het plegen van opzetheling,
terwijl zij, verdachte, oprichter en/of leider van die organisatie was;
3.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2018
tot en met 16 augustus 2018 te Zoutelande en/of Domburg en/of Serooskerke
en/of Koudekerke en/of Burgh-Haamstede en/of Kamperland en/of Breskens en/of
Nieuwvliet, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
een of meer goed(eren)
geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan hem/haar verdachte en/of zijn/haar mededadersheeft/hebben weggenomen uit ongeveer 160 auto(s) en/of kampeerauto(s) waaronder de navolgende auto(s) en/of kampeerauto(s), in elk
geval voertuigen:
-(dossiernummer 2018180149, volgnummer 51) uit een personenauto (merk
Mercedes, kenteken [kenteken 1] ) diverse goederen waaronder een bankpas, in elk
geval een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam 7]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of
zijn mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018229160, volgnummer 125)
uit een kampeerauto ( kenteken [kenteken 2] ) diverse goederen waaronder een
telefoon Samsung S7, in elk geval een of meer goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam 8] en/of [naam 9] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018193181, volgnummer 160) uit een personenauto (merk Audi,
kenteken [kenteken 3] ) diverse goederen waaronder een creditcard, in elk geval
een of meer goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [naam 10] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018191365, volgnummer 113) uit een kampeerauto (merk Fiat,
kenteken [kenteken 4] ), diverse goederen waaronder een portemonnee met 30 euro
inhoud en/of Iphone 5 en/of creditcard, in elk geval een of meer goed(eren)
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 11] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018193186, volgnummer 126) uit een kampeerauto (merk Fiat,
kenteken [kenteken 5] ), diverse goederen waaronder een/meerdere bankpas(sen) en/of
een/meerdere creditcard(s) , in elk geval een of meer goed(eren) geheel of ten
dele toebehorende aan [naam 12] en/of [naam 13] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018192417, volgnummer 120) uit een (personen)auto, (merk
Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken 6] ), diverse goederen waaronder een mobiele
telefoon (merk Nokia) en/of een powerbank , in elk geval een of meer
goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [naam 14] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s)
en/of
-(dossiernummer 2018235801, volgnummer 155) uit een personenauto, (merk
Volkswagen Touran, kenteken [kenteken 7] ) diverse goederen waaronder een
portemonnee met inhoud o.a. een bankpas en/of autosleutel, in elk geval een of
meer goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [naam 15] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of
-(dossiernummer 2018180456, volgnummer 54) uit een kampeerauto (merk Fiat
Ducato Multijet, kenteken [kenteken 8] ), diverse goederen waaronder een
fotocamera en/of E-book, in elk geval een of meer goed(eren) geheel of ten
dele toebehorende aan [naam 16] en/of [naam 17] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
en zich daarbij de toegang tot die auto(s) en/of kampeerauto(s) te verschaffen
en/of die/dat diverse goed(eren) onder haar/hun bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Zoutelande, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, diverse goederen, waaronder
-(dossiernummer 2018180149) een bankpas en/of
-(dossiernummer 2018229160) een telefoon Samsung S7 en/of
-(dossiernummer 2018193181) een creditcard en/of
-(dossiernummer 2018191365) een portemonnee en/of een telefoon Iphone 5 en/of
-(dossiernummer 2018193186) een/meerder bankpas(sen) en/of creditcard(s) en/of
-(dossiernummer 2018192417) een telefoon Nokia en/of
-(dossiernummer 2018235801) een bankpas en/of autosleutel en/of
-(dossiernummer 2018180456) een fotocamera en/of E-book,
heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben
overgedragen, terwijl zij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans had(den)
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
4.
zij op of omstreeks 30 juli 2018 te Westkapelle en/of Domburg en/of
Serooskerke, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen
-(in totaal) 800,- euro, bestaande uit 2 maal een geldopname van 350 euro
en/of eenmaal 100 euro, bij een pinautomaat van Rabobank, gevestigd aan de
[adres 1] , en/of
-(in totaal) 950 euro, bestaande uit 3 maal een geldopname van 200 euro en/of
eenmaal 350 euro, bij een pin/betaalautomaat van Yourcash, gevestigd aan de
[adres 2] en/of
-(in totaal) 167,28 euro, zijnde (een) elektronische/pin betaling(en) aan
[naam 18] , gevestigd aan de [adres 2] , en/of
-(in totaal) 240,45 euro, zijnde (een) elektronische/pinbetaling(en) aan [naam 19]
, gevestigd aan de [adres 3] en/of
-(in totaal) 96,52 euro, zijnde (een) elektronische/pin betaling(en) aan [naam 20]
, gevestigd aan de [straatnaam] en/of
-(in totaal) 107,99 euro, zijnde (een) elektronische/pin betaling(en) aan
[naam 21] , gevestigd aan de [adres 4] te Domburg, en/of
-andere geldbedragen, te weten elektronische en pinbetalingen in/aan
[naam 22] en/of [naam 23] winkel,
in elk geval meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, een
hoeveelheid geld/enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 7] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of
zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten de bankpas van die [naam 7] en de bijbehorende pincode, tot het gebruik
waarvan verdachte en/of zijn mededaders niet gerechtigd, gemachtigd en/of
bevoegd waren;
5.
zij op of omstreeks 16 augustus 2018 te Domburg en/of Serooskerke en/of
Zoutelande, gemeente Veere, in elk geval in Nederland
een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht, te weten een Italiaans identiteitskaart,
documentnummer [documentnummer] , op naam gesteld van [verdachte] ,
waarvan zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of
vervalst was,
heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan haar onder feit 1, 2, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Zij gaat met betrekking tot de feiten 1, 3 primair en feit 4 gedachtestreepje 2, 3, 6 en 7 ervan uit dat sprake is van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5. Het dossier bevat geen bewijs dat de kinderen gedwongen werden om handelingen te verrichten, waaruit verdachte voordeel trok en ook zijn er geen elementen die kunnen wijzen op een zekere mate van georganiseerdheid binnen het gezin. Ten aanzien van feit 3 primair is er wat verdachte betreft geen enkele wetenschap of daderschap. Ook de subsidiair tenlastegelegde heling kan verdachte niet verweten worden. Ten aanzien van feit 5 kan het proces-verbaal van documentenonderzoek niet als basis dienen voor de opzet en de (kwade) wetenschap van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal in haar bewijsoverwegingen eerst ingaan op de feiten 3 en 4 op de tenlastelegging, waarna zij achtereenvolgens op de feiten 1, 2 en 5 op de tenlastelegging zal ingaan.
feit 3
Onder feit 3 is aan verdachte primair ten laste gelegd het (mede)plegen van een voltooide diefstal door middel van braak in de periode van 1 juni 2018 tot en met 16 augustus 2018 uit ongeveer 160 auto’s en/of kampeerauto’s.
De rechtbank stelt allereerst vast dat het dossier in totaal 157 aangiftes bevat, waarvan één ongenummerd. Van deze 157 aangiftes omvat het dossier in totaal 26 aangiftes die zien op een poging tot diefstal uit een auto of kampeerauto. Voorts zijn er in totaal 7 aangiftes die zien op het wegnemen van één of beide kentekenplaten van een auto. Ook omvat het dossier 1 aangifte die ziet op diefstal van een op de bagagedrager van een auto bevestigde fiets. Verder maakt van het dossier deel uit 1 aangifte die ziet op diefstal van een rugtas die op de bagagedrager van een gehuurde fiets zat. Aangezien de rechtbank is gebonden aan de tenlastelegging en deze pogingen tot diefstal, diefstal van kentekenplaten, diefstal van een fiets van de bagagedrager en de diefstal van een rugtas van een gehuurde fiets niet aan verdachte ten laste zijn gelegd - ook niet nadat op de terechtzitting een en ander met betrekking tot de pogingen nadrukkelijk aan de orde is geweest - kan zij, alleen al gelet hierop, niet anders dan verdachte vrijspreken van deze in totaal in 35 aangiftes vermelde feiten. Dit betreft ten aanzien van de pogingen de aangiftes onder de zaaknummers 6, 12, 22, 23, 35, 36, 37, 50, 57, 59, 60, 61, 63, 67, 80, 92, 98, 110, 114, 132, 136, 139, 140, 142, 143 en 146. Ten aanzien van de diefstal van kentekenplaten betreft dit de aangiftes onder de zaaknummers 21, 25, 42, 52, 68, 75 en 77. Ten aanzien van de diefstal van een fiets van de bagagedrager betreft dit de aangifte onder zaaknummer 101 en ten aanzien van de diefstal van een rugtas van een gehuurde fiets betreft dit de aangifte onder zaaknummer 129.
- medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Dat brengt mee dat, indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, op de rechtbank de taak rust dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van haar oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Verdachte is op 16 augustus 2018 in Domburg samen met de medeverdachten aangetroffen en aangehouden in een camper. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de camper afgeladen vol was met 20 koffers, 36 tassen, speelgoed, elektrische apparatuur, laptops, telefoons, sieraden, geld etc. en dat verdachte en de medeverdachten letterlijk en figuurlijk op de gestolen buit sliepen en zaten. De rechtbank stelt vast dat er geen lijst van aangetroffen en inbeslaggenomen goederen is overgelegd. Ook ontbreken foto’s van het interieur van de camper. Hierdoor is voor de rechtbank onduidelijk gebleven welke (aantallen) goederen er in de camper zijn aangetroffen en op welke plekken in de camper goederen zijn aangetroffen.
Medeverdachte [naam 4] heeft ten aanzien van een deel van de tenlastegelegde diefstallen verklaard dat hij hier alleen voor verantwoordelijk is. Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de diefstallen. Er zijn geen getuigen die de diefstallen hebben waargenomen. Ook de medeverdachten hebben geen verklaringen afgelegd, waaruit enige betrokkenheid van verdachte bij de diefstallen valt af te leiden. Onduidelijk is gebleven vanaf wanneer en op welk moment verdachte in de camper zat. Er is geen technisch bewijs dat in de richting van verdachte wijst.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van diefstal door middel van braak zoals onder 3 primair is tenlastegelegd. De enkele stelling van de officier van justitie dat het medeplegen bewijsbaar is nu voor het plegen van deze grote hoeveelheid specifieke diefstallen, met deze modus operandi, een nauwe en bewuste samenwerking is vereist en medeverdachte [naam 4] dit niet alleen kan hebben gedaan, maakt dit niet anders. Voor die stelling heeft de rechtbank geen bewijs aangetroffen. Verdachte moet dan ook van feit 3 primair worden vrijgesproken.
Subsidiair is aan verdachte het (mede)plegen van heling van diverse goederen ten laste gelegd. Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd.
Ten aanzien van de bankpas die wordt vermeld onder het eerste gedachtestreepje merkt de rechtbank op dat uit het dossier niet is gebleken dat deze in dit onderzoek is aangetroffen. Hoewel medeverdachten [naam 4] en [naam 5] op beelden te zien zijn, terwijl zij aan het pinnen zijn met de pas van aangever [naam 7] , levert dat geen wettig en overtuigend bewijs op voor het (mede)plegen van het verwerven of voorhanden hebben door verdachte van die bankpas. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus ook niet worden vastgesteld dat verdachte dit weggenomen goed heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de telefoon die wordt vermeld onder het tweede gedachtestreepje van de tenlastelegging, stelt de rechtbank vast dat deze is aangetroffen bij de doorzoeking in de camper waarin verdachten rondtrokken en zijn aangehouden. Uit het dossier blijkt echter niet op welke plek in de camper deze telefoon is aangetroffen. De rechtbank zal verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de telefoon heeft verworven of voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de creditcard die wordt vermeld onder het derde gedachtestreepje, stelt de rechtbank vast dat uit het dossier niet is gebleken dat deze in dit onderzoek is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus ook niet worden vastgesteld dat verdachte dit weggenomen goed heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de portemonnee en de iPhone 5 die worden vermeld onder het vierde gedachtestreepje merkt de rechtbank op dat deze goederen niet worden vermeld in de aangifte onder dossiernummer 2018191365 en uit het dossier ook niet is gebleken dat deze in dit onderzoek zijn aangetroffen. Hoewel medeverdachten [naam 4] en [naam 5] hebben verklaard dat zij de personen zijn die op de beelden te zien zijn, terwijl zij aan het pinnen zijn met de pas van aangever [naam 11] , levert dat geen wettig en overtuigend bewijs op voor het (mede)plegen van het verwerven of voorhanden hebben van een portemonnee en een iPhone door verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus ook niet worden vastgesteld dat verdachte deze goederen heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ook ten aanzien van de bankpassen en creditcards die worden vermeld onder het vijfde gedachtestreepje merkt de rechtbank op dat uit het dossier niet is gebleken dat deze in dit onderzoek zijn aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus ook niet worden vastgesteld dat verdachte deze weggenomen goederen heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de telefoon die wordt vermeld onder het zesde gedachtestreepje van de tenlastelegging, stelt de rechtbank vast dat deze is aangetroffen bij [naam 1] . De rechtbank zal verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de telefoon heeft verworven of voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de bankpas en autosleutel die worden vermeld onder het zevende gedachtestreepje merkt de rechtbank op dat uit het dossier niet is gebleken dat deze in dit onderzoek zijn aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus ook niet worden vastgesteld dat verdachte deze weggenomen goederen heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de fotocamera en E-book die worden vermeld onder het achtste gedachtestreepje, stelt de rechtbank vast dat uit het dossier niet is gebleken dat deze in dit onderzoek zijn aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank kan dus ook niet worden vastgesteld dat verdachte deze weggenomen goederen heeft verworven of voorhanden heeft gehad. Verdachte zal van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De conclusie is dat verdachte van feit 3 subsidiair zal worden vrijgesproken.
feit 4
Op 1 augustus 2018 deed [naam 7] aangifte van diefstal uit zijn auto. Uit zijn auto was onder andere een portemonnee met daarin een bankpas weggenomen. Met de gestolen bankpas werd op diverse locaties gepind. Van een aantal van deze pintransacties zijn beelden beschikbaar. Op de beelden van de pintransactie bij de [naam 18] in Westkapelle is verdachte te zien, terwijl zij op enige afstand van het plaatsvinden van de pinbetaling boodschappen aan het inpakken is. Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd.
De rechtbank stelt vast dat het proces-verbaal van bevindingen waarin de pintransacties met de gestolen bankpas zijn gerelateerd, niet wordt ondersteund door bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte één van de (mede)daders is. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte bij de pinbetaling bij de [naam 18] in Westkapelle aanwezig was. Zij is echter niet degene die de pinbetaling verrichtte en ook is niet te zien dat zij op enig moment de bankpas in handen heeft gehad. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 4 aan verdachte ten laste is gelegd, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
feit 1
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan - kort gezegd - het (mede)plegen van mensenhandel zoals omschreven in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Een wezenlijk bestanddeel van diverse varianten van het delict mensenhandel is dat sprake is van uitbuiting en/of dat het oogmerk van verdachte daarop is gericht. De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van ‘uitbuiting’ in de zin van deze bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. Voorts brengt (het oogmerk van) uitbuiting met zich mee dat sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank acht niet bewezen dat de kinderen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] zijn uitgebuit dan wel ten opzichte van hen is gehandeld met het oogmerk van uitbuiting. Zoals hiervoor reeds is overwogen bevat het dossier geen bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van (mede)plegen van de diverse diefstallen uit (kampeer)auto’s. Alleen medeverdachte [naam 4] kan worden aangemerkt als dader van een aantal van die diefstallen. Ten aanzien van het pinnen met een gestolen bankpas merkt de rechtbank medeverdachte [naam 4] aan als dader, met medeverdachte [naam 5] deels als mededader. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen bewijs dat de kinderen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] zijn vervoerd naar parkeerplaatsen in Nederland en aldaar zijn ingezet voor diefstallen uit (kampeer)auto’s dan wel dat zij zijn ingezet voor het doen van betalingen en/of het verrichten van geldopnames met bankpassen die van diefstal afkomstig zijn.
Gelet op het voorgaande zal verdachte worden vrijgesproken van het haar onder 1 ten laste gelegde.
feit 2
Aan verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie, terwijl zij oprichter/leider van deze organisatie was.
Onder een criminele organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen meerdere personen met een zekere duurzaamheid en structuur, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij hoeft het plegen van misdrijven niet de enige of voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn. Een zekere bestendigheid is vereist, maar het gaat niet zover dat vereist is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband telkens dezelfde is. Het oogmerk van de criminele organisatie dient gericht te zijn op het plegen van misdrijven. Als bewijs voor het bestaan van het oogmerk van de organisatie kunnen (mede) dienen de misdrijven die zijn gepleegd en het duurzaam en/of gestructureerde karakter van de samenwerking.
Volgens bestendige rechtspraak is van deelneming aan een criminele organisatie sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunende gedragingen heeft verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelname aan de criminele organisatie is niet vereist dat een betrokkene deelneemt aan de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie is gericht. Evenmin is vereist dat een betrokkene samenwerkt of bekend is met alle personen die deel uitmaken van een organisatie. Ten aanzien van de rol van een betrokkene geldt voorts dat een betrokkene in zijn algemeenheid moet weten, in de zin van voorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Een betrokkene hoeft echter niet enige vorm van opzet te hebben gehad op concrete door de criminele organisatie beoogde misdrijven.
Voor een familieverband geldt in het algemeen dat de sociale structuur en de verhoudingen tussen de leden onderling, op een aantal punten overeenkomsten vertonen met de hierboven genoemde, in eerdere rechtspraak strafrechtelijk relevant beoordeelde, aspecten van een organisatie. Dit betekent echter niet dat om die reden reeds sprake is van een criminele organisatie indien meerdere leden van een familie tezamen misdrijven plegen.
Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de haar onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten en het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de vermeende criminele organisatie, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde.
feit 5
Op 16 augustus 2018 werd in Domburg de camper met daarin verdachte staande gehouden. Van alle inzittenden werd een legitimatiebewijs ter inzage gevorderd. [1]
De identiteitskaarten van Italië werden onderzocht. Bij de Italiaanse identiteitskaart op naam van [verdachte] , voorzien van documentnummer [documentnummer] , werden als kenmerken van valsheid aangetroffen een onjuiste c.q. afwijkende wijze van de (machinaal) aangebrachte document/persoonsgegevens en het ontbreken van het originele droogstempel in het papier. De identiteitskaart bleek vanaf 30 juli 2012 als gestolen gesignaleerd te staan.
De Italiaanse identiteitskaart betreft een origineel dan wel authentiek document, dat nu door het valselijk aanbrengen van de persoons- en autorisatiegegevens is vervalst. [2]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij een identiteitsbewijs heeft overgelegd. [3] Dit is volgens haar echter geen vals document, maar uitgegeven door de Italiaanse instanties.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 16 augustus 2018 in Domburg is aangehouden, terwijl zij in het bezit was van een vervalste Italiaanse identiteitskaart. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat het door haar overgelegde document door de officiële Italiaanse autoriteiten aan haar is afgegeven niet aannemelijk, nu de rechtbank als uitgangspunt neemt dat door de officiële Italiaanse autoriteiten geen valse of vervalste identiteitskaarten worden afgegeven.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een Italiaanse identiteitskaart voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze vervalst was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
5.
zijop
of omstreeks16 augustus 2018 te Domburg
en/of Serooskerke en/of
Zoutelande, gemeente Veere, in elk geval in Nederland
een
reisdocument en/ofidentiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht, te weten een
Italiaanseidentiteitskaart,
documentnummer [documentnummer] , op naam gesteld van [verdachte] ,
waarvan zij, verdachte, wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze
vals of
vervalst was,
heeft afgeleverd en/ofvoorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte een eventueel op te leggen straf reeds ruimschoots heeft uitgezeten, nu zij meer dan zeven maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een identiteitsbewijs, waarvan zij wist dat het vervalst was. Daarmee heeft zij het vertrouwen dat burgers en overheid in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van dit soort documenten moeten kunnen stellen, beschaamd.
Uit verdachtes strafblad van 6 maart 2019 blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten in Nederland. Zij is onbekend in de Justitiële documentatie van Italië, Duitsland, België en Frankrijk.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van twee maanden, met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
In dit strafproces hebben na te noemen personen zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot schadevergoeding voor feit 3.
Zaaknummer 3: [naam 24] ; € 186,00;
Zaaknummer 4: [naam 25] ; € 1.918,25;
Zaaknummer 9: [naam 26] ; € 1.165,00;
Zaaknummer 11: [naam 27] ; € 1.050,00;
Zaaknummer 15: [naam 28] ; € 1.407,18;
Zaaknummer 17: [naam 29] ; € 600,00;
Zaaknummer 18: [naam 30] ; € 2.439,34;
Zaaknummer 28: [naam 31] ; € 3.560,00;
Zaaknummer 36: [naam 32] ; € 672,20;
Zaaknummer 38: [naam 33] ; € 681,90;
Zaaknummer 39: [naam 34] ; € 687,58;
Zaaknummer 40: [naam 35] ; € 295,90;
Zaaknummer 45: [naam 36] ; € 102.220,00;
Zaaknummer 46: [naam 37] ; € 1.279,50;
Zaaknummer 53: [naam 38] ; € 900,00;
Zaaknummer 61: [naam 39] ; € 247,95;
Zaaknummer 68: [naam 40] ; € 91,70;
Zaaknummer 71: [naam 41] ; € 378,11;
Zaaknummer 80: [naam 42] ; € 150,00;
Zaaknummer 81: [naam 43] ; € 1.150,00;
Zaaknummer 83: [naam 44] ; € 434,00;
Zaaknummer 85: [naam 45] ; € 1.195,00;
Zaaknummer 89: [naam 46] ; € 1.690,00;
Zaaknummer 91: [naam 47] ; € 429,44;
Zaaknummer 100: [naam 48] ; € 1.874,00;
Zaaknummer 108: [naam 49] ; € 3.378,47;
Zaaknummer 118: [naam 50] ; € 140,00;
Zaaknummer 120: [naam 14] ; € 309,00;
Zaaknummer 121: [naam 51] ; € 2.561,18;
Zaaknummer 126: [naam 12] ; € 11.365,00;
Zaaknummer 127: [naam 52] ; € 1.091,99;
Zaaknummer 131: [naam 53] ; € 4.617,00;
Zaaknummer 133: [naam 54] ; € 75,00;
Zaaknummer 134: [naam 55] ; € 50,00;
Zaaknummer 135: [naam 56] ; € 185,00;
Zaaknummer 138: [naam 57] ; € 371,18;
Zaaknummer 154: [naam 58] ; € 859,30;
Zaaknummer 156: [naam 59] ; € 992,55.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27 en 231 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde onder feit 5 bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 5:een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan zij weet dat het vervalst is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [naam 24] , [naam 25] , [naam 26] , [naam 27] , [naam 28] , [naam 29] ,
[naam 30] , [naam 31] , [naam 32] , [naam 33] , [naam 34] , [naam 35] , [naam 36] , [naam 37] , [naam 38] , [naam 39] , [naam 40] , [naam 41] , [naam 42] , [naam 43] , [naam 44] , [naam 45] , [naam 46] , [naam 47] , [naam 48] , [naam 49] , [naam 50] , [naam 14] , [naam 51] , [naam 12] , [naam 52] , [naam 53] , [naam 54] , [naam 55] , [naam 56] , [naam 57] , [naam 58] en [naam 59] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
- veroordeelt voornoemde benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- stelt vast dat het bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven bij afzonderlijke beschikking van 10 april 2019.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Josten, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. J.A. van Voorthuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 mei 2019.
mr. Van Voorthuizen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met proces-verbaalnummer 2018249451 van de politie eenheid Zeeland - West-Brabant, district Zeeland, teamrecherche Walcheren, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina (ordner 1.) 1 tot en met (ordner 3.) 404.
2.Het proces-verbaal van documentonderzoek van 17 augustus 2018, pagina 1.74 en 1.75.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 5 april 2019.