ECLI:NL:RBZWB:2019:2002

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
BRE 18_6076
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen

In deze zaak hebben de opposanten beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen op hun handhavingsverzoeken van 9 mei 2018 en 14 mei 2018. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft eerder, op 13 december 2018, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De opposanten hebben hiertegen verzet ingesteld, dat op 21 maart 2019 ter zitting in Breda is behandeld. Opposant [naam eiser 4] was aanwezig en trad op als gemachtigde voor de andere opposanten, die niet verschenen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het rechtsmiddel verzet enkel kan beoordelen of de rechtbank terecht tot een vereenvoudigde afdoening is overgegaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het college op 18 september 2018 een besluit heeft genomen op de handhavingsverzoeken, waarbij deze zijn afgewezen. De opposanten hebben aangevoerd dat zij belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun verzoeken, maar de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. De rechtbank heeft ook geen reden gezien om een voorlopige voorziening te treffen, ondanks het verzoek van de opposanten. De uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk en is openbaar uitgesproken op 18 april 2019. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/6076 GEMWT V

uitspraak van 18 april 2019 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam eiser 1] ,

[naam eiser 2] ,
[naam eiser 3] ,
[naam eiser 4]
allen te [woonplaats] , opposanten,
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Opposanten hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen op hun handhavingsverzoeken van 9 mei 2018 en 14 mei 2018.
Bij uitspraak van 13 december 2018 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het verzet is ter zitting behandeld in Breda op 21 maart 2019. Opposant [naam eiser 4] is verschenen. Hij heeft tevens opgetreden als gemachtigde voor opposanten [naam eiser 1] , [naam eiser 2] en [naam eiser 3] , die niet zijn verschenen. .

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat niet gebleken is dat eisers nog een belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het niet tijdig nemen van een besluit door het college, omdat het college op 18 september 2018 een besluit heeft genomen. Daarbij zijn de verzoeken om handhaving afgewezen.
2. Opposanten voeren tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat zij er belang bij hebben dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de handhavingsverzoeken alsnog gegrond wordt verklaard, zodat beslist wordt over de dwangsombeschikking van 26 november 2018, alsmede over de proceskostenvergoeding. Voorts verzoeken opposanten vast te stellen dat er een spoedeisend belang bestaat en dat een voorlopige voorziening wordt getroffen om aan de (illegale) bewoning door de arbeidsmigranten een einde te maken.
3. De rechtbank stelt voorop dat het rechtsmiddel verzet enkel de vraag aan de orde kan stellen of de rechtbank terecht tot een vereenvoudigde afdoening is overgegaan. In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of de rechtbank in de uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden kan de rechtbank in deze zaak alleen toekomen als het verzet gegrond is.
4. In wat opposanten hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 13 december 2018 is gedaan. Bij besluit van 18 september 2018 heeft het college beslist op de verzoeken om handhaving en is aan het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit tegemoet gekomen. Daarom is het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet is ongegrond. Ingevolge artikel 8:55, achtste lid van de Awb blijft de uitspraak waartegen verzet was gedaan, in stand. De rechtbank zal dus niet ingaan op het verzoek van opposanten om alsnog te beslissen over de dwangsombeschikking en ziet voorts geen reden om een voorlopige voorziening te treffen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Graumans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.