ECLI:NL:RBZWB:2019:1910

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
BRE 16_2489
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering door UWV en beoordeling arbeidsongeschiktheid

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV, waarbij de eiseres beroep aantekende tegen de weigering van haar WIA-uitkering per 4 december 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres, die als assistent winkelmanager werkte, op 11 november 2013 uitviel vanwege gewrichtsklachten en op 10 september 2015 een aanvraag voor een WIA-uitkering indiende. Het UWV weigerde de uitkering, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 35% was. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages van verschillende deskundigen, waaronder verzekeringsartsen en een internist-infectioloog, zorgvuldig bestudeerd. De rechtbank concludeert dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 22 februari 2016 correct is en dat de beperkingen die daarin zijn opgenomen voldoende zijn om de belastbaarheid van de eiseres te beschrijven. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 16/2489 WIA

uitspraak van 19 april 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 maart 2016 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering haar een uitkering toe te kennen ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 7 november 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B.A. van Grinsven.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, omdat zij nog niet over alle informatie beschikte die nodig is om het onderzoek op de zitting te kunnen afronden.
Bij brief van 15 maart 2017 heeft eiseres informatie van internist [naam internist] van 6 maart 2017 ingestuurd.
Bij brief van 21 april 2017 heeft het UWV daarop gereageerd met een rapportage van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van 20 april 2017.
In reactie heeft eiseres bij brief van 24 mei 2017 de rechtbank verzocht een expertise door een onafhankelijk medisch deskundige te laten verrichten.
Op 12 september 2017 heeft de rechtbank internist-infectioloog [naam internist infectioloog] ( [naam internist infectioloog] ) als deskundige onderzoek laten instellen. [naam internist infectioloog] heeft van zijn onderzoek en de resultaten daarvan op 22 december 2017 een rapportage opgesteld en aan de rechtbank gestuurd.
Op de rapportage van [naam internist infectioloog] is door partijen over en weer meermalen gereageerd.
Op 25 juli 2018 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten omdat desgevraagd geen van de partijen had aangegeven prijs te stellen op een nader onderzoek ter zitting voordat de rechtbank tot een uitspraak in deze procedure zou komen.
Bij beslissing van 17 augustus 2018 heeft de rechtbank het onderzoek heropend omdat zij in raadkamer tot de conclusie was gekomen dat het onderzoek niet volledig was geweest.
Desgevraagd heeft [naam internist infectioloog] op 25 oktober 2018 een reactie gegeven op de naar aanleiding van zijn rapportage door de partijen gegeven reacties.
In zijn rapportage van 4 november 2018 heeft de verzekeringsarts b&b reagerend op de reactie van [naam internist infectioloog] gemotiveerd waarom wordt volhard in de eigen verzekeringsgeneeskundige conclusies.
Vervolgens hebben partijen aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting. De rechtbank heeft daarna het onderzoek op 25 januari 2019 gesloten. Nadien heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als assistent winkelmanager bij [naam bedrijf] . Voor dat werk is zij op 11 november 2013 uitgevallen vanwege gewrichtsklachten.
Eiseres heeft op 10 september 2015 een aanvraag voor een uitkering op grond van de WIA gedaan.
Bij besluit van 4 november 2015 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 4 december 2015 eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, nu de mate van arbeidsongeschiktheid met 29,87% minder dan 35% bedroeg.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Het arbeidsongeschiktheidspercentage heeft het UWV daarbij vastgesteld op 29,88%.
2. In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per
4 december 2015.
3. Eiseres voert in beroep samengevat aan dat het bestreden besluit op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en geen recht doet aan haar feitelijke medische beperkingen. Onder meer leiden cognitieve en psychische klachten tot beperkingen die niet of onvoldoende zijn aangenomen, zoals beperkingen ten aanzien van fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen. Er dient een afwisseling plaats te vinden tussen zitten, staan, lopen èn liggen. Daarnaast zijn ten onrechte in het geheel geen beperkingen aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren. Voorts voert eiseres aan dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen; 3 uur per week werken is het maximaal haalbare. Ten aanzien van energetische beperkingen verwijst eiseres naar de in bezwaar overgelegde stukken van bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] van 26 augustus en 31 augustus 2015 en van reumatoloog [naam reumatoloog] van 21 augustus 2015. Eiseres stelt dat niet of nauwelijks sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid en verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige onderzoek te laten verrichten. Tot slot verzoekt eiseres om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
4. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de WIA wordt de beoordeling of iemand volledig en duurzaam arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
5.1
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
5.2
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en het dossier bestudeerd. Er is sprake van arbeidsongeschiktheid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek zonder dat sprake is van geen duurzaam benutbare mogelijkheden (GDBM). Tussen de gestelde beschrijvende diagnose en de klachtenbeleving bestaat een duidelijke discrepantie en een interne inconsistentie. Een urenreductie uit preventief oogpunt is niet noodzakelijk, eiseres is beschikbaar voor werk en eventuele energetische beperkingen komen voldoende tot uitdrukking in de beperkingen van de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 28 oktober 2015.
5.3
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en de beschikbare medische gegevens, waaronder de door eiseres ingebrachte informatie van bedrijfsarts [naam bedrijfsarts] , revalidatiearts [naam revalidatiearts] en fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat op basis van de aanwezige stoornissen (door ziekte en/of gebrek) niet gesteld kan worden dat eiseres op uitsluitend medische gronden, getoetst aan de criteria van het Schattingsbesluit, geen benutbare mogelijkheden ten aanzien van arbeid heeft. De verzekeringsarts b&b acht het begrijpelijk dat eiseres uitgaat van haar subjectieve beleving van de klachten, maar bij het medisch beoordelen van de arbeidsongeschiktheid dient rechtstreeks te worden uitgegaan van het objectiveerbare (vaststelbare) deel van de medische problematiek. Eiseres heeft een aangetoonde allergie voor diverse stoffen (allergenen), een huidaandoening (psoriasis) en enige mobiliteit van de gewrichten. Daarnaast is er voornamelijk sprake van gewrichtspijnen en van moeheidsklachten. Door de curatieve sector werden in feite geen duidelijke ziektebeelden of lichamelijke afwijkingen vastgesteld. Deze werden uitgesloten en er werd besloten tot het stellen van de diagnose chronisch vermoeidheidssyndroom. Eigen hieraan is de grote disproportie tussen de klachten en de vaststellingen. Ook bij eiseres is hiervan sprake. Op basis hiervan werden primair al functionele beperkingen gesteld, rechtstreeks passend bij het ziektebeeld.
De verzekeringsarts b&b vindt eiseres bijkomend niet opgewassen tegen stressoren in arbeid zoals werk met veelvuldige deadlines of productiepieken en werk waarin een hoog handelingstempo vereist is. De allergenen waarvoor eiseres allergisch is worden aangevuld met chloor en nikkel. Door avond- en nachtwerk te beperken is er voldoende tijd om te recupereren. Om eiseres tegen overbelasting te behoeden is het maximeren van de werktijd belangrijk en dienen de werktijden per dag en per week enigszins beperkt te worden tot maximaal 8 uur/dag en 40 uur/week. Naast deze al aangenomen beperkingen en de hierboven bijkomende beperkingen ziet de verzekeringsarts b&b geen medische grond om meer beperkingen te stellen op basis van het ziektebeeld (chronisch vermoeidheidssyndroom). De gewijzigde belastbaarheid en beperkingen zijn neergelegd in de FML van 22 februari 2016.
De verzekeringsarts b&b heeft in beroep gereageerd in de rapportage van 16 juni 2016. Uit de aanwezige brieven van behandelaars blijkt dat sprake is van een huid- en darmaandoening, en daarnaast van moeheidsklachten en pijnklachten die moeilijk medisch objectiveerbaar zijn en waarvoor de diagnoses fibromyalgie en chronisch vermoeidheidssyndroom werden gesteld. De verzekeringsarts b&b betwist niet dat eiseres energetische beperkingen heeft, maar deze zijn voldoende verdisconteerd in verschillende rubrieken van de FML: zie bij persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en ook werktijden. Eiseres geeft aan dat zij lopen, zitten en staan ook moet kunnen afwisselen met liggen. Echter in geen van de specialistenbrieven wordt dit geadviseerd of opgelegd. De beperkingen opgenomen in de FML van 22 februari 2016 geven een toereikend beeld van de belastbaarheid van eiseres op 4 december 2015, aldus de verzekeringsarts b&b.
6.1
[naam internist infectioloog] heeft in opdracht van de rechtbank als deskundige op 22 december 2017 een rapport uitgebracht. De conclusie van [naam internist infectioloog] is dat de beperkingen die voor eiseres zijn opgenomen in de FML niet ver genoeg gaan. Zo lijkt hij een beperking voor tocht te overwegen en heeft hij twijfels bij een aantal van de in hoofdstuk 4 van de FML opgenomen beperkingen. Verder acht hij eiseres in staat langer dan één uur te zitten, maar acht hij een beperking van het aantal uren per dag dat eiseres kan werken, op zijn plaats. Een beperking tot vier, hooguit zes uren per dag is volgens [naam internist infectioloog] voor eiseres geboden.
6.2
In zijn rapportage van 23 januari 2018 heeft de verzekeringsarts b&b de voorgestelde correcties van [naam internist infectioloog] gemotiveerd weerlegd.
Eiseres heeft in haar reactie van 13 februari 2018 gesteld het grotendeels eens te zijn met [naam internist infectioloog] , maar een beperking voor persoonlijk functioneren op items 1.1 en 1.2 node te missen. In de nadere reactie van eiseres van 20 maart 2018 wijst zij op een advies van de Gezondheidsraad van 19 maart 2018 dat volgens haar relevant is en alsnog in de afwegingen dient te worden betrokken. Voorts wijst zij er op dat volgens rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep op grond van het MAOC (medisch en arbeidsongeschiktheidscriterium) ook klachten zonder duidelijk oorzaak kunnen en moeten leiden tot beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Daarbij is volgens eiseres inmiddels wel een oorzaak aan te wijzen aangezien een positieve IgG borrelia bij haar is geconstateerd. Dit betekent volgens eiseres, zoals internist [naam internist] heeft gesteld, dat zij als gevolg van de ziekte van Lyme langdurig klachten kan hebben en houden van ernstige vermoeidheid en beperkte inspanningstolerantie, chronische pijnsyndromen en neurocogniteve klachten.
6.3
In de reactie van 6 april 2018 geeft de verzekeringsarts b&b aan dat het advies van de Gezondheidsraad gelet op de datum (maart 2018) en de datum hier in geding in 2015 niet van toepassing kan zijn. Voorts stelt hij dat het slechts een advies is en dat nog steeds in de verzekeringsgeneeskundige context het CVS-verzekeringsgeneeskundig protocol van april 2007 geldend is.
6.4
Het UWV stelt op 30 mei 2018 dat volgens de Nederlandse Vereniging voor Geneeskundigen (NVVG) de huidige verzekeringsgeneeskundige Richtlijn nog steeds vigerend is en dat interne e-mails van het UWV daaraan ondergeschikt zijn.
6.5
In de nadere rapportage van 25 oktober 2018 heeft [naam internist infectioloog] in vijf punten gereageerd op wat partijen eerder op zijn rapporten hadden gezegd.
1. Het is juist dat hij niet alle rapportages van verzekeringsartsen in zijn rapport heeft genoemd, maar hij wijst er op wel van alle rapportages te hebben kennisgenomen.
2 Terecht is geconstateerd dat hij geen lichamelijk onderzoek heeft verricht, maar het was dan ook niet zijn taak een lichamelijke afwijking te vinden die jarenlang door collegae over het hoofd is gezien, maar te onderzoeken of de klachten/beperkingen van eiseres een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg zijn van ziekte of gebreken.
3. Niet is vast komen te staan dat er geen medisch substraat is voor de klachten van eiseres. Er zijn heel veel voorbeelden van klachten die tot ernstige problemen in het functioneren leiden zonder dat een medisch substraat aantoonbaar is. Dat lukt soms pas na het overlijden of na nieuwe ontwikkelingen in de beeldvorming of laboratoriumdiagnostiek.
4. Bij eiseres zijn er naar de huidige wetenschappelijke stand van zaken geen aanwijzingen voor chronische Lymeziekte. Wel staat volgens hem vast dat eiseres geïnfecteerd is geweest met de verwekker van Lymeziekte. Aanhoudende klachten na zo’n contact zonder bewijs van chronische infectie, worden benoemd als post-Lyme syndroom waar een behandeling met antibiotica geen effect op heeft.
5. Tegenstrijdig is dat de verzekeringsarts soelaas verwacht van behandeling, terwijl diezelfde verzekeringsarts wijst op het ontbreken van een medisch substraat. [naam internist infectioloog] acht de vraag van belang of de klachten van eiseres leiden tot functionele beperkingen, los van een eventuele oorzaak. Hij stelt daarbij dat eiseres al jaren consistente klachten heeft en een reële indruk maakt bij onderzoek. Dat is gebaseerd op de klachten en het niet kunnen weerleggen van ernstige beperkingen in het functioneren. Volgens [naam internist infectioloog] gaat ook de verzekeringsarts b&b daarin mee gelet op de aangenomen beperkingen. Dat die zouden zijn gebaseerd op een huidaandoening en allergie acht [naam internist infectioloog] medisch onvoldoende onderbouwd.
6.6
In zijn rapportage van 13 november 2018 heeft de verzekeringsarts b&b aangegeven dat er geen reden is het medisch standpunt van het UWV te wijzigen. Hij heeft daartoe in reactie op de rapportage van 25 oktober 2018 van [naam internist infectioloog] gerapporteerd op punt 1 geen commentaar te hebben en zich bij punt 2 te kunnen aansluiten, maar dat van belang blijft dat de klachten/beperkingen een rechtstreeks en objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken moeten zijn. Bij punt 3 wijst hij er op dat een onderliggend medisch substraat zou kunnen bestaan, maar dat dit niet vast staat. In overeenstemming met de energetische toestand van eiseres zijn daarvoor toch beperkingen aangenomen. Met betrekking tot punt 4 heeft de verzekeringsarts b&b niet een van [naam internist infectioloog] afwijkende mening. Met betrekking tot punt 5 stelt de verzekeringsarts b&b dat functionele beperkingen stellen op basis van interne en externe consistentie mogelijk is. De hier aangenomen functionele beperkingen zijn vooral van energetische aard. Daarnaast werden beperkingen in verband met de huidaandoening en de allergie aangenomen.
6.7
Tot slot heeft eiseres nog gereageerd bij brief van 4 december 2018 en gemeld recent nog een telefonisch consult met haar behandelaar te hebben gehad. Daarbij is vastgesteld dat intensieve behandeling met antibiotica niet heeft geholpen en dat verdere behandelopties er (nog) niet zijn. Slechts het topje van de ijsberg is over Lyme bekend, aldus haar behandelaar.
6.8
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier grotendeels voor.
De motivering van [naam internist infectioloog] is, mede gezien de nadere reactie in vijf punten, over het algemeen overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De door eiseres tegen dit rapport aangevoerde bezwaren vormen geen aanleiding de conclusie van [naam internist infectioloog] niet te volgen. Daarbij wijst de rechtbank er op dat zowel [naam internist infectioloog] als de verzekeringsarts b&b er blijk van geven ondanks het ontbreken van een medisch substraat niet te twijfelen aan de problemen die eiseres als gevolg van het CVS heeft en dat die problemen aanleiding zijn tot het vaststellen van beperkingen in een FML.
Naar aanleiding van de expertise van [naam internist infectioloog] van 22 december 2017 heeft zich een correspondentie ontsponnen waarbij er door de verzekeringsarts b&b op- en aanmerkingen zijn gemaakt en door [naam internist infectioloog] is gereageerd.
Uitgaande van de reactie van [naam internist infectioloog] van 25 oktober 2018 en de reactie van de verzekeringsarts b&b van 13 november 2018 daarop, constateert de rechtbank dat tussen hen niet meer in geschil is dat [naam internist infectioloog] alle medische informatie uit het dossier bij zijn onderzoek heeft betrokken. Voorts hebben zij geen verschil van mening over het feit dat de klachten/beperkingen in principe een rechtstreeks gevolg van ziekte/gebrek moeten zijn. Daarbij is voor beiden duidelijk dat een veelheid van functionele beperkingen in de FML voor eiseres is opgenomen waarbij vooral met haar afgenomen energetische toestand rekening is gehouden. Verder is verbetering volgens geen van beiden te verwachten. Ten slotte zijn naast de op energetische basis gestoelde beperkingen door de verzekeringsartsen ook nog beperkingen aangenomen in verband met een huidaandoening en allergie.
6.9
De rechtbank concludeert dat de visie van de verzekeringsarts b&b en [naam internist infectioloog] weliswaar niet in alles parallel loopt, maar dat de daaruit volgende beperkingen voor eiseres in het format van de FML eigenlijk pas wezenlijk verschillen in hun opinie over de omvang van de beperking van de arbeidsduur.
Bij de voor de schatting gebruikte functies, waarover de rechtbank verwijst naar de overwegingen onder 7.1 en 7.2, is in geen van de functies sprake van een belasting ten aanzien van tocht. Verder hebben ook de voorgestelde aanscherping van de beperkingen in hoofdstuk 4 van de FML niet direct tot een wezenlijk probleem bij de matching van die functies met de belastbaarheid van eiseres geleid, mogelijk met uitzondering van aspect 4.9.
Op dat aspect staat [naam internist infectioloog] een beperking tot minder dan 100 maal voor waar in de FML 600 maal per uur als haalbaar wordt aangegeven. In de derde geduide functie (Sbc-code 516160) heeft de arbeidsdeskundige naar aanleiding van een signalering duidelijk uiteen gezet dat voor reiken normaal 70 cm. reach wordt aangehouden, maar dat de aanmerkelijk kleinere actieradius maakt dat ondanks de beperking, hierin voor eiseres geen probleem is gelegen. Gelet op deze gefundeerde motivering kan de rechtbank zich daar in vinden. In de beide overige voor de schatting gebruikte functies doet zich mutatis mutandis eenzelfde situatie voor. Gelet daarop loopt de mening van [naam internist infectioloog] en de verzekeringsarts b&b op dit punt onvoldoende uiteen om op die grond het beroep gegrond te verklaren.
Het is ten slotte op het punt van de urenbeperking dat de rechtbank [naam internist infectioloog] niet zal volgen. Dit deel van zijn motivering komt de rechtbank niet overtuigend voor. Daartoe overweegt de rechtbank dat in de FML voor eiseres is opgenomen dat zij absoluut niet meer dan 8 uur per dag en 40 uur per week kan werken (met welke beperking iedere vorm van overwerk wordt vermeden) en dat de argumentatie van [naam internist infectioloog] zoals die in zijn reactie van 25 oktober 2018 is opgenomen onder 3. de rechtbank niet kan overtuigen binnen het kader van de WIA. Hier erkent [naam internist infectioloog] namelijk nogmaals expliciet dat het medisch substraat ontbreekt, maar wijst hij er op dat er andere voorbeelden zijn van klachten waarvoor geen medisch substraat aantoonbaar is, zowel als situaties waarin wel een medisch substraat aantoonbaar is, maar mensen daar geen beperking voor nodig hebben. Wat er van die vergelijkingen ook zij, daarmee heeft [naam internist infectioloog] niet aangetoond dat bij eiseres een medisch te objectiveren noodzaak valt aan te wijzen die gebiedt dat een verdere beperking (met de door hem voorgestelde verdere restrictie van 2 uren per dag) van de arbeidsomvang in de FML zou moeten worden opgenomen.
Gelet op deze conclusie van de rechtbank, moet het er voor worden gehouden dat de FML van 22 februari 2016 in het kader van de WIA voor gebruik bij het schatten van de arbeidsongeschiktheid van eiseres correct moet worden geacht.
7.1
Het arbeidskundig onderzoek is verricht door een arbeidsdeskundige en een arbeidskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV.
Rekening houdend met de FML van 22 februari 2016 heeft de arbeidsdeskundige een arbeidsmogelijkhedenlijst opgesteld met voor eiseres geschikte functies.
De arbeidsdeskundige b&b heeft eiseres in ieder geval geschikt geacht voor de functies archiefmedewerker (Sbc-code 315132), magazijn, expeditiemedewerker (Sbc-code 111220) en vertegenwoordiger (Sbc-code 516160).
7.2
De rechtbank heeft de belasting van de geduide functies vergeleken met de FML en heeft daarbij de toelichting betrokken die de arbeidsdeskundigen hebben gegeven bij de mogelijke overschrijdingen van de belastbaarheid. De rechtbank is er voldoende van overtuigd dat de belastbaarheid van eiseres in deze functies niet wordt overschreden. Daarom zal de rechtbank ervan uitgaan dat de hiervoor genoemde functies aan de schatting ten grondslag mochten worden gelegd.
7.3
Op basis van de inkomsten die eiseres hiermee zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Nu eiseres tegen deze berekening geen onderbouwde gronden naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om die conclusie onjuist te achten.
8. Uit het voorgaande volgt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 4 december 2015 heeft vastgesteld op minder dan 35%. Nu pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, volgt hieruit dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 4 december 2015. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Het verzoek tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.