ECLI:NL:RBZWB:2019:188

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
BRE 18_1221
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweigerde omgevingsvergunning voor het kappen van een beschermde zomereik in Goirle

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de geweigerde omgevingsvergunning voor het kappen van een zomereik op het perceel dr. Keijzerlaan 3 te Goirle. De eiser, die de boom wilde kappen om een overdekt terras te realiseren, had de boom al illegaal gekapt, maar had nog steeds procesbelang. De rechtbank oordeelde dat, indien de kapvergunning ten onrechte was geweigerd, herplant op een andere locatie mogelijk zou zijn. De zomereik had een beschermde status en was vitaal, met een stamomtrek van ongeveer 216 cm. De rechtbank overwoog dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Goirle, bij de afweging van belangen terecht doorslaggevend gewicht had toegekend aan het behoud van de zomereik boven het belang van de eiser bij het bouwen van het terras. De rechtbank concludeerde dat de vergunning terecht was geweigerd, omdat de boom waarde had voor natuur, landschap en leefbaarheid. Eiser had ook geen geslaagd beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel, omdat er geen concrete toezeggingen waren gedaan door het bestuursorgaan. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/1221 WABO

uitspraak van 17 januari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 februari 2018 (bestreden besluit) inzake de geweigerde omgevingsvergunning voor het kappen van een zomereik op het perceel dr. Keijzerlaan 3 te Goirle.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 29 november 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. J.J.J. de Rooij. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M. van der Meer.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 22 december 2016 het perceel dr. Keijzerlaan 3 te Goirle gekocht. Het perceel heeft een bouwvlak waar op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Boschkens Oost” een vrijstaande woning gebouwd mag worden. Voor het bouwplan dat eiser wil realiseren moet een aantal bomen gekapt worden.
De daartoe strekkende aanvraag omgevingsvergunning is bij het primaire besluit van 30 mei 2017 grotendeels ingewilligd. De vergunning is, voor zover hier van belang, geweigerd voor het kappen van een zomereik met een stamomtrek van ongeveer 216 cm. Deze boom staat op een plek waar eiser, aansluitend aan zijn woning, een overdekt terras heeft geprojecteerd. Verweerder heeft de vergunning voor deze boom geweigerd omdat de boom een redelijk tot goede conditie heeft en het perceel op de zogeheten Groene kaart is aangeduid als “waardevol particulier groen”. De boom kan volgens verweerder worden ingepast in het ontwerp van de woning en het terras. Daarnaast heeft verweerder aangegeven dat het onderhavige perceel, evenals de rest van Boschkens, ingevolge de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart waarde voor historisch groen en historische stedenbouw heeft.
Tegen deze weigering heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder – voor zover hier van belang – de bezwaren ongegrond verklaard.
Op 16 oktober 2018 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank gemeld dat de zomereik begin mei 2018 per ongeluk illegaal is gekapt en dat dit, naast aangifte bij de politie, heeft geleid tot het opleggen van een plicht tot herplant van een zomereik met een stamomtrek van 40-45 cm op dezelfde locatie.
2. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser, ondanks dat de boom al gekapt is, nog steeds belang heeft bij het oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De rechtbank kan eiser volgen in zijn stelling dat, indien in rechte komt vast te staan dat de kapvergunning voor de zomereik niet geweigerd had mogen worden, herplant van een zomereik op een andere locatie kan plaatsvinden dan waar de boom stond.
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het weigeren van de vergunning voor het kappen van de zomereik in strijd is met de gemeentelijke ‘Nota kapbeleid’. Volgens eiser is er geen weigeringsgrond en had de vergunning daarom niet geweigerd mogen worden. Daarnaast heeft eiser met een beroep op het gelijkheidsbeginsel betoogd dat verweerder de afgelopen jaren vergunningen heeft verleend voor het kappen van veel waardevollere bomen zonder zwaarwegende redenen. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat door verweerder het vertrouwen is gewekt dat de vergunning verleend zou gaan worden.
4. Ingevolge artikel 4:10, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening van Goirle (APV) wordt verstaan onder bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een boom, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.
Artikel 4:10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV definieert Groene kaart als topografische kaart met bijhorend register, met daarop beschermde waardevolle houtopstanden in de vorm van lijnvormige beplanting (boomstructuren), vlakvormige gebieden met houtopstanden die een functionele eenheid vormen (boomzones) en solitaire bomen of boomgroepen;
Artikel 4:11, eerste lid, van de APV bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van het bevoegd gezag een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen.
Krachtens artikel 4:11, tweede lid, van de APV is een houtopstand beschermd wanneer:
a. deze staat vermeld op de dan geldende Groene kaart die is vastgesteld door het college;
b. deze een stamomtrek heeft van ≥100 centimeter, gemeten op 130 centimeter vanaf maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dikste stam; of
c. deze bestaat uit meerdere bomen, die tezamen een grondoppervlak hebben van ≥ 100m².
Ingevolge artikel 4:11, vierde lid, van de APV, kan een vergunning worden geweigerd op grond van onder andere:
a. alternatieven waarbij de houtopstand, vermeld op de Groene kaart, kan worden gespaard;
b. natuurwaarde van de houtopstand;
c. landschappelijke waarde van de houtopstand;
d. waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
e. beeldbepalende waarde van de houtopstand;
f. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
g. waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;
h. concreetheid en haalbaarheid project.
5.1
Niet in geding is dat de boom een beschermde status heeft omdat hij vermeld staat op de Groene kaart en omdat hij een stamomtrek heeft van (ruimschoots) meer dan 100 cm. Voorts staat vast dat het onderhavige perceel in de bebouwde kom ligt.
5.2
In hoofdstuk 3 van de ‘Nota kapbeleid’ is bepaald dat voor de waardevolle houtopstanden die zijn benoemd op de Groene kaart een zware bescherming geldt. In de ‘Nota kapbeleid’ is verder het perceel waar het in deze zaak om gaat aangeduid als particulier groen. Dit betekent dat het waardevolle houtopstanden in de directe woonomgeving en bij bedrijven betreft. Hieronder vallen bijvoorbeeld bosrijke wijken, waarbinnen voormalig bos in tuinen en openbaar groen nog steeds duidelijk zichtbaar is
.
Paragraaf 4.4 van de ‘Nota kapbeleid’ geeft het uitgangspunt bij het beslissen op een aanvraag omgevingsvergunning voor het kappen van een boom die vermeld is op de Groene kaart is: de vergunning wordt geweigerd tenzij het belang van het kappen groter is dan de waarde van de opstand/de boom.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewoordingen van artikel 4:11, vierde lid, van de APV volgt, dat het al dan niet verlenen van een omgevings-vergunning voor het vellen van een houtopstand een discretionaire bevoegdheid van verweerder is. De aanwending van die bevoegdheid wordt door de rechtbank terughoudend getoetst. Ter beoordeling staat of verweerder na afweging van de relevante belangen in redelijkheid het belang bij het behouden van de zomereik groter heeft kunnen achten dan het belang van eiser bij het vellen daarvan.
6.2
Verweerder heeft, naar aanleiding van het advies van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie, de aanvraag van de vergunning nader beoordeeld en een onderzoek ingesteld naar het belang van het behoud van de zomereik. Door twee boomdeskundigen van R&B is in een interne memo van 29 november 2017 vastgesteld dat de zomereik vitaal is, geen concurrentie van andere bomen ervaart en nog vele jaren (minimaal 15 jaren, zijnde de maximale toekenning) mee kan. Verder hebben zij gemotiveerd dat de zomereik waarde heeft voor natuur, landschap, dorpsschoon, cultuur, leefbaarheid en, in iets mindere mate, voor het beeld.
6.3
Eiser heeft gewezen op het rapport van boomdeskundige N. Bruggenwert van 5 april 2017 waarin is aangegeven dat de levensverwachting van de zomereik beperkt is omdat de bewortelbare ruimte structurele ondergrondse problemen zal geven.
6.4
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat aan het advies van R&B naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken kleven dat verweerder dit niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. De rechtbank merkt daarbij op dat het rapport van Bruggenwert niet afdoet aan de conclusies van R&B omdat het een bomen effect analyse betreft. Dat wil zeggen dat de levensverwachting van de zomereik door Bruggenwert beperkt wordt geacht als de voorgenomen bouwplannen, waaronder het overdekte terras, worden uitgevoerd. Inmiddels is het bouwvlak van het onderhavige perceel 2,5 meter naar het westen verplaatst. Daardoor is het bouwvlak tot op 6 meter van de boom komen te liggen en ondervindt de bouw van de woning geen belemmering meer van de boom. Dit betekent dat de zomereik behouden kan blijven als eiser de omvang en/of de locatie van het overdekt terras aanpast. Verweerder heeft in dit verband benadrukt dat de bouw van een overdekt terras overal op het perceel vergunningvrij gerealiseerd kan worden.
Gelet hierop heeft verweerder bij afweging van de betrokken belangen doorslaggevend gewicht mogen toekennen aan behoud van de zomereik boven het belang van eiser bij het bouwen van een overdekt terras op de door hem gewenste locatie bij de woning.
7.1
Eiser heeft betoogd dat in vergelijkbare gevallen wel vergunningen zijn verleend en heeft daarbij gewezen op de vergunning voor het kappen van een beschermde zomereik op een nader aangeduid perceel aan de Dorenweg en op de vergunning voor het kappen van vier bomen op een nader aangeduid perceel aan de dr. Keijzerlaan.
7.2
De rechtbank overweegt dat de vergunning voor het kappen van de zomereik aan de Dorenweg is verleend na afweging van belangen, waarbij doorslaggevend gewicht is toegekend aan het feit dat deze boom in de toekomst overmatige schade aan de nieuwbouw gaat geven en alternatieven om de boom te sparen niet mogelijk zijn. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit twee onderscheidende factoren waardoor deze situatie niet op één lijn gesteld kan worden met de situatie op het perceel van eiser.
Voorts overweegt de rechtbank dat de vergunning voor het kappen van de vier bomen aan de dr. Keijzerlaan is verleend omdat:
- de berk en de beuk binnen de nieuwe gebouwcontouren staan, de berk geen bijzondere waarde heeft en de beuk een ingerotte snoeiwond heeft;
- de eik heeft een slechte conditie en geen toekomstverwachting en de Amerikaanse vogelkers heeft een sterk verminderde conditie door afstervende takdelen en aangetroffen houtboorders.
De rechtbank acht ook hiermee toereikend gemotiveerd dat geen sprake is van vergelijkbare gevallen en daarom al geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
8.1
Ten slotte overweegt de rechtbank dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat er aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Hiervan kan ook sprake zijn indien deze toezeggingen zijn gedaan door een persoon waarvan de betrokkene op goede gronden mocht veronderstellen dat deze de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte.
8.2
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting kan niet gezegd worden dat de rechtens te honoreren verwachting is gewekt dat de kapvergunning voor de zomereik verleend zou worden. Er zijn besprekingen geweest met ambtenaren van de gemeente Goirle over de verplaatsing van het bouwvlak, maar ook die besprekingen waren gericht op het behoud van de zomereik. Uit de brief van 29 mei 2017 blijkt reeds het standpunt van verweerder dat de kap van de boom niet opweegt tegen het behoud daarvan.
Verweerder heeft ontkend dat door één of meerdere ambtenaren is toegezegd dat de vergunning zeker verleend zou gaan worden als de verplaatsing van het bouwvlak gerealiseerd zou zijn en eiser heeft zijn stelling dat een dergelijke toezegging wel gedaan is niet onderbouwd.
9. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiser ongegrond is. Gegeven deze uitkomst bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2019.
P.H.M. Verdonschot, griffier M.Z.B. Sterk, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.