de beoordeling van de zaak
1. [X] huurt met ingang van 30 maart 2000 van [eiser] de woning aan de [Y] te Middelburg (verder: de woning).
2. Bij beschikking van de kantonrechter van 5 november 2015 zijn de goederen van [X] onder bewind gesteld. Bij beschikking van de kantonrechter van 4 mei 2018 is de [gedaagde] tot (opvolgend) bewindvoerder benoemd.
3. Enige jaren geleden bleek de woning ernstig vervuild. Er heerste stank. Tijdens huisbezoeken werden verschillende dieren aangetroffen, zowel dood als levend. [X] werd opgenomen bij Emergis Ouderenzorg en de woning werd schoongemaakt, waarbij nog meer dode dieren werden aangetroffen. [X] is na enige tijd teruggekeerd in de woning.
4. Na nieuwe meldingen van omwonenden is tijdens een huisbezoek op 10 augustus 2018 opnieuw geconstateerd dat de woning ernstig is vervuild en stinkt. [X] slaapt in de woonkamer. De badkamer, slaapkamer en keuken staan zodanig vol met diverse goederen dat zij niet kunnen worden gebruikt. Er zijn diverse katten aanwezig die een verwaarloosde indruk maken en die hun behoefte in huis doen.
5. [eiser] is bezig met de uitvoering van energiebesparende werkzaamheden aan diverse woningen, waaronder de door [X] gehuurde woning. 70 % van de bewoners heeft met deze werkzaamheden ingestemd. Op 21 januari 2019 was de woning van [X] aan de beurt. De werkzaamheden konden niet plaatsvinden, omdat [X] haar medewerking niet wilde verlenen. Gegeven de vervuilde staat van de woning kan de aannemer de werkzaamheden ook niet uitvoeren.
6. Tijdens een huisbezoek op 18 februari 2019 bleek dat de woning nog steeds ernstig was vervuild en stonk. In een gesprek met [X] bleek dat zij wist van de geplande werkzaamheden en de mogelijke aansprakelijkstelling. Zij stelde dat zij geen tijd had de woning op te ruimen. Hulpverleners komen niet verder met [X] . Bij brief van 22 februari 2019 heeft [eiser] aan [X] en haar bewindvoerder aangekondigd dat als zij geen hulpverlening aanvaardt en de woning niet opruimt/schoonmaakt en tijdelijk verlaat voor de geplande werkzaamheden, een kort geding aanhangig zal worden gemaakt. [X] heeft hierop niet gereageerd.
7. [eiser] vordert nu – samengevat – :
-de bewindvoerder, althans [X] , te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de woning tijdelijk/gedeeltelijk te ontruimen en ter beschikking te stellen van [eiser] en de aannemer ter uitvoering van de hiervoor genoemde werkzaamheden;
- [eiser] te machtigen tot het verrichten van de noodzakelijke opruim- en schoonmaakwerkzaamheden, zodat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en omwonenden geen overlast meert ondervinden;
-de bewindvoerder, althans [X] , te veroordelen tot verwijdering en verwijderd houden van alle dieren uit de woning;
-de bewindvoerder, althans [X] , te veroordelen in de proceskosten.
8. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2019 is [eiser] verschenen. [X] en haar bewindvoerder zijn niet verschenen. Van het verhandelende ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
9. [eiser] heeft het spoedeisend belang bij haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt.
10. De kantonrechter stelt voorop dat van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen moet worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) gronden zijn, die de toepassing van de door [eiser] gevorderde maatregelen rechtvaardigen.
11. Mede gelet op het besprokene tijdens de mondelinge behandeling stelt de kantonrechter met [eiser] vast dat [X] zich niet gedraagt als een goed huurder door de woning zo te laten vervuilen. Zij weigert hulpverlening. Ze handelt in strijd met diverse bepalingen uit de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene bepalingen. Daarbij komt dat [eiser] belang heeft bij een goed onderhoud van haar bezit en bij een woonomgeving voor de omwonenden zonder overlast door stank. [X] heeft dat door het niet verschijnen ter zitting niet weersproken.
Verder heeft [eiser] er een gerechtvaardigd belang bij dat deze weken de energiebesparende werkzaamheden ook aan de woning van [X] kunnen worden uitgevoerd. Het nu overslaan van die woning en op een later tijdstip moeten uitvoeren van die werkzaamheden brengt extra kosten met zich.
Na uitvoering van de werkzaamheden kan [X] terugkeren in de woning, zij het dat haar niet meer kan worden toegestaan in die woning dieren te houden. Zij blijkt niet in staat te zijn tot een goede verzorging van de dieren. Dat op zichzelf en in combinatie met haar gebleken onvermogen de woning schoon en leefbaar te houden, maakt dat de kantonrechter haar zal verbieden nog langer dieren in haar woning te hebben.
12. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat zij contact heeft met hulpverlenende instanties over de opvang van [X] . Bovendien is er, in geval van nood, een rustwoning beschikbaar waar [X] tijdelijk kan verblijven, zodat opvang is gegarandeerd. [eiser] gaat ervan uit dat met het gereedmaken van de woning voor de werkzaamheden, het opruimen en schoonmaken, en de uitvoering van de werkzaamheden een maand tijd is gemoeid.
13. De vorderingen van [eiser] worden toegewezen als volgt. [X] wordt op grond van art. 1:441 lid 1 BW in deze procedure vertegenwoordigd door de bewindvoerder. De vorderingen zullen dan ook jegens de bewindvoerder worden toegewezen. De gevorderde machtiging om de ontruiming van het gehuurde zelf te doen bewerkstelligen wordt niet uitgesproken. De bevoegdheid daartoe volgt reeds uit de wet.
14. De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.