ECLI:NL:RBZWB:2019:1876

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
7595210/vv19-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke ontruiming van een woning voor schoonmaakwerkzaamheden en uitvoering van energiemaatregelen wegens overlast door dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting [eiser] en de stichting [gedaagde], vertegenwoordigd door de bewindvoerder van [X]. De eiser vorderde een tijdelijke ontruiming van de woning van [X] aan de [Y] te Middelburg, vanwege ernstige vervuiling en overlast door dieren. De huurovereenkomst tussen [eiser] en [X] dateert van 30 maart 2000. Door de jaren heen is de woning in een deplorabele staat geraakt, met stankoverlast en verwaarloosde dieren. Ondanks eerdere waarschuwingen en hulpverlening heeft [X] geen medewerking verleend aan het schoonmaken van de woning of de uitvoering van noodzakelijke energiebesparende werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [X] zich niet gedraagt als een goed huurder en dat er voldoende gronden zijn voor de gevorderde maatregelen. De rechter heeft de bewindvoerder van [X] veroordeeld om binnen 24 uur de woning tijdelijk te ontruimen en heeft [eiser] gemachtigd om de noodzakelijke opruim- en schoonmaakwerkzaamheden uit te voeren. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk kunnen worden uitgevoerd, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 7595210 / VV 19-19

vonnis in kort geding d.d. 19 maart 2019

in de zaak van

de stichting [eiser] ,

gevestigd te Middelburg,
eisende partij,
verder te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. F. Wubbena,
t e g e n :

de stichting [gedaagde] ,

gevestigd te Middelburg,
in de hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van
[X] ,
wonende te Middelburg,
gedaagde partij,
verder te noemen: de bewindvoerder dan wel [X] ,
niet verschenen.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 14 maart 2019,
- mondelinge behandeling van 19 maart 2019.

de beoordeling van de zaak

1. [X] huurt met ingang van 30 maart 2000 van [eiser] de woning aan de [Y] te Middelburg (verder: de woning).
2. Bij beschikking van de kantonrechter van 5 november 2015 zijn de goederen van [X] onder bewind gesteld. Bij beschikking van de kantonrechter van 4 mei 2018 is de [gedaagde] tot (opvolgend) bewindvoerder benoemd.
3. Enige jaren geleden bleek de woning ernstig vervuild. Er heerste stank. Tijdens huisbezoeken werden verschillende dieren aangetroffen, zowel dood als levend. [X] werd opgenomen bij Emergis Ouderenzorg en de woning werd schoongemaakt, waarbij nog meer dode dieren werden aangetroffen. [X] is na enige tijd teruggekeerd in de woning.
4. Na nieuwe meldingen van omwonenden is tijdens een huisbezoek op 10 augustus 2018 opnieuw geconstateerd dat de woning ernstig is vervuild en stinkt. [X] slaapt in de woonkamer. De badkamer, slaapkamer en keuken staan zodanig vol met diverse goederen dat zij niet kunnen worden gebruikt. Er zijn diverse katten aanwezig die een verwaarloosde indruk maken en die hun behoefte in huis doen.
5. [eiser] is bezig met de uitvoering van energiebesparende werkzaamheden aan diverse woningen, waaronder de door [X] gehuurde woning. 70 % van de bewoners heeft met deze werkzaamheden ingestemd. Op 21 januari 2019 was de woning van [X] aan de beurt. De werkzaamheden konden niet plaatsvinden, omdat [X] haar medewerking niet wilde verlenen. Gegeven de vervuilde staat van de woning kan de aannemer de werkzaamheden ook niet uitvoeren.
6. Tijdens een huisbezoek op 18 februari 2019 bleek dat de woning nog steeds ernstig was vervuild en stonk. In een gesprek met [X] bleek dat zij wist van de geplande werkzaamheden en de mogelijke aansprakelijkstelling. Zij stelde dat zij geen tijd had de woning op te ruimen. Hulpverleners komen niet verder met [X] . Bij brief van 22 februari 2019 heeft [eiser] aan [X] en haar bewindvoerder aangekondigd dat als zij geen hulpverlening aanvaardt en de woning niet opruimt/schoonmaakt en tijdelijk verlaat voor de geplande werkzaamheden, een kort geding aanhangig zal worden gemaakt. [X] heeft hierop niet gereageerd.
7. [eiser] vordert nu – samengevat – :
-de bewindvoerder, althans [X] , te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de woning tijdelijk/gedeeltelijk te ontruimen en ter beschikking te stellen van [eiser] en de aannemer ter uitvoering van de hiervoor genoemde werkzaamheden;
- [eiser] te machtigen tot het verrichten van de noodzakelijke opruim- en schoonmaakwerkzaamheden, zodat de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en omwonenden geen overlast meert ondervinden;
-de bewindvoerder, althans [X] , te veroordelen tot verwijdering en verwijderd houden van alle dieren uit de woning;
-de bewindvoerder, althans [X] , te veroordelen in de proceskosten.
8. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 maart 2019 is [eiser] verschenen. [X] en haar bewindvoerder zijn niet verschenen. Van het verhandelende ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
9. [eiser] heeft het spoedeisend belang bij haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt.
10. De kantonrechter stelt voorop dat van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen moet worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) gronden zijn, die de toepassing van de door [eiser] gevorderde maatregelen rechtvaardigen.
11. Mede gelet op het besprokene tijdens de mondelinge behandeling stelt de kantonrechter met [eiser] vast dat [X] zich niet gedraagt als een goed huurder door de woning zo te laten vervuilen. Zij weigert hulpverlening. Ze handelt in strijd met diverse bepalingen uit de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene bepalingen. Daarbij komt dat [eiser] belang heeft bij een goed onderhoud van haar bezit en bij een woonomgeving voor de omwonenden zonder overlast door stank. [X] heeft dat door het niet verschijnen ter zitting niet weersproken.
Verder heeft [eiser] er een gerechtvaardigd belang bij dat deze weken de energiebesparende werkzaamheden ook aan de woning van [X] kunnen worden uitgevoerd. Het nu overslaan van die woning en op een later tijdstip moeten uitvoeren van die werkzaamheden brengt extra kosten met zich.
Na uitvoering van de werkzaamheden kan [X] terugkeren in de woning, zij het dat haar niet meer kan worden toegestaan in die woning dieren te houden. Zij blijkt niet in staat te zijn tot een goede verzorging van de dieren. Dat op zichzelf en in combinatie met haar gebleken onvermogen de woning schoon en leefbaar te houden, maakt dat de kantonrechter haar zal verbieden nog langer dieren in haar woning te hebben.
12. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling meegedeeld dat zij contact heeft met hulpverlenende instanties over de opvang van [X] . Bovendien is er, in geval van nood, een rustwoning beschikbaar waar [X] tijdelijk kan verblijven, zodat opvang is gegarandeerd. [eiser] gaat ervan uit dat met het gereedmaken van de woning voor de werkzaamheden, het opruimen en schoonmaken, en de uitvoering van de werkzaamheden een maand tijd is gemoeid.
13. De vorderingen van [eiser] worden toegewezen als volgt. [X] wordt op grond van art. 1:441 lid 1 BW in deze procedure vertegenwoordigd door de bewindvoerder. De vorderingen zullen dan ook jegens de bewindvoerder worden toegewezen. De gevorderde machtiging om de ontruiming van het gehuurde zelf te doen bewerkstelligen wordt niet uitgesproken. De bevoegdheid daartoe volgt reeds uit de wet.
14. De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

de beslissing

De kantonrechter:
rechtdoende als voorzieningenrechter:
veroordeelt de bewindvoerder in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [X] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de woning gelegen aan de [Y] te Middelburg tijdelijk/gedeeltelijk te ontruimen en ter beschikking te stellen van [eiser] , waaronder de door [eiser] met de uitvoering van de werkzaamheden belaste personen op een zodanige wijze dat de werkzaamheden als genoemd in de aan dit vonnis ten grondslag liggende dagvaarding kunnen worden uitgevoerd zolang de werkzaamheden duren;
machtigt [eiser] tot het verrichten van de noodzakelijke opruim- en schoonmaakwerkzaamheden aan de woning gelegen aan de [Y] te Middelburg, zodanig dat genoemde werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd en omwonenden van de staat van de woning geen overlast meer ondervinden, een en ander ter uitsluitende beoordeling van [eiser] en de door haar ingeschakelde bedrijven ter uitvoering van de werkzaamheden, zulks voor rekening en ten laste van de bewindvoerder in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [X] en veroordeelt de bewindvoerder in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [X] tot betaling van de hieraan verbonden kosten binnen 4 weken na factuurdatum;
veroordeelt de bewindvoerder van [X] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiser] tot vandaag worden begroot op € 700,01 waaronder begrepen een bedrag van € 480,00 wegens salaris van de gemachtigde van [eiser] ;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.