In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Hoogendonk, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 22 mei 2018, waarin haar aanvraag voor een Ziektewet-uitkering werd afgewezen. De rechtbank moest beoordelen of eiseres als artiest kon worden aangemerkt in de zin van het Rariteitenbesluit, wat zou betekenen dat zij recht had op een uitkering.
Eiseres voerde aan dat zij tijdens haar werkzaamheden op een vakantiepark een artistieke rol vervulde, waarbij zij zich moest verkleden en deelnemen aan verschillende activiteiten, zoals het geven van shows en het begeleiden van spellen. De rechtbank onderzocht de aard van haar werkzaamheden en concludeerde dat deze voornamelijk bestonden uit activiteitenbegeleiding en niet voldeden aan de criteria voor artistieke prestaties zoals gedefinieerd in de relevante wetgeving.
De rechtbank oordeelde dat de artistieke elementen in haar werk te gering waren om haar als artiest te kwalificeren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekende dat het UWV terecht had geweigerd om eiseres een ZW-uitkering toe te kennen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier R.V. van Vliet en is openbaar uitgesproken. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.