Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier van de hierna te noemen zaak;
- de zitting in het kort geding op 13 maart 2019;
- het wrakingsverzoek, gedateerd op 15 maart 2019 en diezelfde dag door de rechtbank ontvangen;
- de door verzoekster overgelegde pleitnota op 25 maart 2019;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van de kantonrechter, ontvangen op 25 maart 2019;
- de mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer op
2.Het verzoek
3.De feiten en de gronden voor wraking
4.Het standpunt van de kantonrechter
Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.” De kantonrechter merkt op dat het wrakingsverzoek pas na de zitting is ingediend. Dit had namelijk direct tijdens de zitting kunnen gebeuren, zeker nu verzoekster wordt bijgestaan door een professionele gemachtigde.
5.Het standpunt van [naam 1]
6.De beoordeling en de gronden daarvoor
Ik neem het u kwalijk dat u de werknemer niet terug hebt genomen. Je kunt je afvragen wat dat in deze procedure voor consequenties moet hebben.(...)”.Vervolgens heeft de kantonrechter gevraagd of verzoekster zich niet verantwoordelijk voelt voor deze werknemer en gevraagd of verzoekster bereid is te betalen voor één jaar. Nadat verzoekster hem erop wijst dat de kantonrechter daarmee volledig voorbij gaat aan de stelplicht, antwoordt de kantonrechter:
“dit kan ik zelfs ambtshalve doen” (pagina 13 van de zittingsaantekeningen).Later tijdens de zitting heeft de kantonrechter gezegd
“(…) het aspect dat u meneer niet terug nam, maakt u min of meer verantwoordelijk voor de situatie waar meneer nu in zit. In dat geval is een vergoeding geïndiceerd, omstandigheden neem ik mee” (pagina 15 van de zittingsaantekeningen).
(pagina 16 van de zittingsaantekeningen):“
Dat mag u door het Hof laten toetsen, mocht u het niet met mijn beslissing eens zijn.
”Volgens verzoekster is daar nog aan toegevoegd:
“Dan bent u drie jaar verder”. Weliswaar komt deze laatste zin niet in de zittingsaantekeningen voor, maar de wrakingskamer gaat ervan uit dat dit wel zo door de kantonrechter is gezegd nu dit door de kantonrechter niet expliciet wordt ontkend, de wederpartij zich dit niet meer goed kan herinneren en verzoekster nadrukkelijk stelt dat dit wel zo gezegd is. De wrakingskamer weegt hierbij mee dat het wrakingsverzoek overigens een correcte weergave bevat van hetgeen op zitting is verhandeld, terwijl ten tijde van het opstellen van het verzoek de zittingsaantekeningen nog niet bekend waren, zodat geen aanleiding bestaat om aan de stellingen van verzoekster te twijfelen.
Ik ga niet opnieuw met u in discussie en argumenten aanvoeren”en
“ik mag het, zelfs als het niet gevorderd wordt, ambtshalve.” (pagina 16 van de zittingsaantekeningen).