ECLI:NL:RBZWB:2019:1796
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkheid bezwaarschrift inzake handhavingsverzoeken
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van 20 november 2018, waarin het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen het bezwaarschrift van eiser kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit bezwaarschrift was gericht tegen een brief van het college van 25 juni 2018, waarin het college zijn voornemen tot afwijzing van handhavingsverzoeken aankondigde. Eiser, vertegenwoordigd door J.A. de Boe, heeft aangevoerd dat de brief van 25 juni 2018 een bestuurlijk rechtsoordeel bevatte, waartegen bezwaar mogelijk was. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 21 maart 2019 in Breda gehouden, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de andere eisers niet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 25 juni 2018 niet kan worden opgevat als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze brief geen rechtsgevolg in het leven riep. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geconcludeerd dat het bezwaarschrift van eiser niet-ontvankelijk was, aangezien er op dat moment nog geen besluit was genomen waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen en geoordeeld dat het beroep ongegrond is.
De uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Graumans, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 april 2019. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.