In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen op hun bezwaarschrift van 31 oktober 2018. Dit bezwaarschrift was gericht tegen de weigering van het college om handhavend op te treden tegen de bewoning door arbeidsmigranten van een pand aan de [adres] te [woonplaats]. Het college had op 5 maart 2019 het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarna eisers beroep hebben ingesteld. De rechtbank heeft op 21 maart 2019 een zitting gehouden, waarbij eiser J.A. de Boe aanwezig was als gemachtigde van de andere eisers, die niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning aan de [adres] door een uitzendbureau was verhuurd aan arbeidsmigranten, die daar sinds 1 mei 2018 verbleven. Eisers, als omwonenden, hebben aangegeven overlast te ondervinden en menen dat het gebruik van het pand in strijd is met het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft overwogen dat het college de handhavingsverzoeken van eisers heeft afgewezen op basis van de stelling dat er geen strijdigheid met het bestemmingsplan was. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan de bestemming “Wonen-Vrijstaand” heeft en dat het begrip ‘wonen’ niet gedefinieerd is. De rechtbank concludeert dat, nu het begrip ‘wonen’ niet is gedefinieerd, diverse woonvormen zijn toegestaan, waaronder de verhuur aan arbeidsmigranten. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en het college opgedragen het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het betrekking heeft op het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift en het verzoek tot het opleggen van een dwangsom.